Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2015

Geldend van 04-12-2014 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2015

De raad der gemeente Dongeradeel;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 7 oktober 2014, no. 71/'14;

gelet op de artikelen 219 en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening;

b e s l u i t :

vast te stellen:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, verzamelparkeerautomaten, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Dongeradeel een overeenkomst heeft afgesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon;

  • f

    dag: tijdvak tussen 8.00 uur en 21.00 uur of een gedeelte daarvan.

  • g.

    week: tijdvak dat loopt van de ne dag in een week tot en met de (n-1)e dag in de volgende week;

  • h.

    maand: tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand;

  • i.

    jaar: tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • j.

    laden of lossen van zaken: onder het laden of lossen van zaken wordt mede verstaan het elektrisch opladen van een motorvoertuig.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting terzake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting terzake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      1o indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      2o indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruikgemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Vrijstelling

Houders van een geldige gehandicaptenparkeerkaart zijn vrijgesteld van parkeerbelasting mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het motorvoertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de gehandicaptenparkeerkaart op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven.

  • 3. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 3 lid 4, in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle maanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 3 lid 4, in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle maanden overblijven.

Artikel 7 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waaronder mede wordt begrepen een elektronisch bericht, nota of ander schriftuur, waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld.

  • 4. De in lid 2 genoemde belasting moet worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving, nota of ander schriftuur.

  • 5. In afwijking van lid 3 geldt, dat indien de kennisgeving bedoeld in lid 2 digitaal wordt gedaan, terstond.

  • 6. Een naheffingsaanslag moet binnen 30 dagen na de dagtekening van de naheffingsaanslag worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 59,00.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsbepaling, datum ingang heffing en citeertitel

  • 1. De Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voorzover terzake daarvan de heffing van parkeerbelastingen in die periode plaatsvindt.

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 5. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Parkeerbelastingen 2015".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Dongeradeel van 30 oktober 2014
griffier
voorzitter

Tarieventabel

behorende bij het besluit van de raad van de gemeente Dongeradeel tot vaststelling van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2015 van 30 oktober 2014

1.

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt in Dokkum voor de parkeerterreinen en/of parkeerplaatsen waarvoor geldt:

a

langparkeren (maximale parkeertijdsduur van 2 1/2 uur):

bij een parkeerduur van ten hoogste 1/2 uur achtereen

€ 0,70

bij een parkeerduur van ten hoogste 2 1/2 uur achtereen

€ 3,50

b

kortparkeren (maximale parkeertijdsduur van 1 uur)

bij een parkeerduur van ten hoogte 1 uur achtereen

€ 2,10

c

ultrakort parkeren (maximale parkeertijdsduur van 30 minuten):

bij een parkeerduur van ten hoogste 1/2 uur achtereen

€ 1,40

2.

In afwijking van het bepaalde, genoemd in lid 1, bedraagt het tarief voor het parkeren in de straten:

a

Molensteeg, Strobossersteeg alsmede het parkeerterrein Acht Zaligheden bij een parkeerduur

voor het eerste uur achtereen

€ 0,70

en na het eerste uur, per halfuur

€ 0,70

met een maximale parkeerduur, inclusief het 1e uur, van maximaal 2 1/2 uur

3.

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt voor het parkeren op de betaalde parkeerplaatsen van de binnenstad:

I inwoners van de binnenstad per jaar

€177,80

II bedrijven uit de binnenstad per jaar

€394,80

III bedrijven gevestigd buiten de binnenstad per jaar

€144,30

IV voor een parkeervergunning voor één dag

€4,20

V voor een parkeervergunning voor één week

€16,80

VI voor een parkeervergunning voor één maand

€50,40

4.

Bij vervanging ten gevolge van verlies, diefstal, beschadiging of het op andere wijze onbruikbaar worden van een geldige parkeervergunning wordt een bedrag van € 50,00 als kosten in rekening gebracht.

5.

Met muntstukken van € 0,10, € 0,20, € 0,50, € 1,00 of € 2,00, dan wel door middel van een pinpas of door middel van belparkeren kan betaald worden bij de automaten. Wisselgeld wordt echter niet uitbetaald.

De griffier