Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Lauwersregeling gemeente Dongeradeel 2015

Geldend van 16-07-2015 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening Lauwersregeling gemeente Dongeradeel 2015

De raad van de gemeente Dongeradeel,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 februari 2015, no. 12/’15;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en de Participatiewet;

overwegende dat het wenselijk is dat financiële belemmeringen voor deelname aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sport en cultuur verminderd of opgeheven worden;

gelet op het bepaalde in artikel 108 en/of 147 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening Lauwersregeling gemeente Dongeradeel 2015

Artikel 1 – Algemene bepalingen

  • 1. Tenzij anders bepaald hebben de bepalingen van deze vorderingen dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Participatiewet.

  • 2. In deze verordering wordt verstaan onder:

    • a.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel;

    • b.

      De wet: de Participatiewet (PW);

    • c.

      Inkomen: inkomsten uit of in verband met arbeid, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet dan wel inkomsten die naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen.

    • d.

      Toetsinkomen

      • -

        indien de belanghebbende jonger is dan 21 jaar 110% van het toepasselijke normbedrag, genoemd in artikel 20 van de wet.

      • -

        indien de belanghebbende 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is: voor een alleenstaande 77% van het normbedrag genoemd in artikel 21, onderdeel b van de wet; voor een alleenstaande ouder 99% van het normbedrag genoemd in artikel 21, onderdeel b van de wet; voor gehuwden 110% van het normbedrag genoemd in artikel 21, onderdeel b van de wet

      • -

        indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt: voor een alleenstaande 77% van het normbedrag genoemd in artikel 22, onderdeel b van de wet; voor een alleenstaande ouder 99% van het normbedrag genoemd in artikel 22, onderdeel b van de wet; voor gehuwden 110% van het normbedrag genoemd in artikel 22, onderdeel b van de wet.

    • e.

      Peildatum: de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

    • f.

      Tegemoetkoming: de bijdrage bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

    • g.

      Identiteitsbewijs: de gemeentelijke identiteitskaart.

Artikel 2 – Maatschappelijke participatie

  • 1. Onder maatschappelijk participatie wordt verstaan: het zo mogelijk in groepsverband deelnemen aan activiteiten van sociale, culturele of sportieve aard.

  • 2. Onder kosten van maatschappelijke participatie worden in ieder geval verstaan de in Nederland gemaakte of te maken kosten van:

    • a.

      lidmaatschap van verenigingen op het gebied van sport, cultuur of ontspanning, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

    • b.

      schoolkosten, niet zijnde de schoolkosten bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS);

    • c.

      bijdrage peuterspeelzaal;

    • d.

      abonnement bibliotheek, speelotheek en sport- en speluitleen;

    • e.

      muzieklessen en huur van een muziekinstrument;

    • f.

      zwembadbezoek en zwemlessen;

    • g.

      museumbezoek;

    • h.

      volgen van cursussen, niet zijnde beroepsgerichte cursussen;

    • i.

      overige kosten welke naar het oordeel van het college bijdragen aan maatschappelijke participatie.

  • 3. Bij het verlenen van individuele bijzondere bijstand voor deze kosten houdt het college rekening met de ontvangen tegemoetkoming voor deze kosten.

Artikel 3 – Bijdrage kosten maatschappelijke participatie

1.Het college verstrekt op aanvraag een bijdrage aan een persoon van 18 jaar of ouder met een inkomen dat niet hoger is dan het toetsinkomen voor de kosten van maatschappelijke participatie die hij ten behoeve van zichzelf, zijn partner of zijn kind jonger dan 4 jaar maakt.

Artikel 4 – Aanvraag en onderzoek

  • 1. De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt schriftelijk ingediend.

  • 2. De aanvraag wordt uiterlijk op 30 november van het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft ingediend.

  • 3. Bij de aanvraag worden door de aanvrager bewijsstukken van het inkomen overgelegd.

  • 4. Het college kan de aanvrager vragen aanvullende bewijsstukken over te leggen.

  • 5. In afwijking van het tweede lid wordt de aanvraag voor een vergoeding bedoeld in artikel 8 binnen acht weken na de aanschaf- of vervangingsdatum van het identiteitsbewijs ingediend.

Artikel 5 – Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming heeft betrekking op een kalenderjaar. De tegemoetkoming bedraagt per kalenderjaar:

  • a. voor een kind jonger dan 4 jaar: € 107,00;

  • b. voor een persoon van 18 jaar en ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd: € 107,00;

  • c. voor een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt: € 207,00.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande kalenderjaar, afgerond naar boven op hele euro’s.

Artikel 6 – Betaling

  • 1. Betaling van de tegemoetkoming vindt plaats op een bankrekening ten name van de aanvrager.

  • 2. Betaling van de tegemoetkoming vindt plaats in twee gelijke termijnen. De eerste termijn wordt betaald in de maand maart, of indien de aanvraag ná 1 maart is ingediend, zo snel mogelijk na de toekenning van de tegemoetkoming. De tweede termijn wordt betaald in de maand september van het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 3. In afwijking van het tweede lid vindt betaling bij een aanvraag die ná 31 augustus is ingediend zo snel mogelijk na de toekenning van de tegemoetkoming ineens plaats.

  • 4. Als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager niet in staat is tot een verantwoorde besteding van de tegemoetkoming kan het college de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk aan derden of in natura betalen. Het college kan de tegemoetkoming ook op verzoek van de ouders geheel of gedeeltelijk aan derden betalen.

  • 5. Bij toepassing van het vierde lid zijn het eerste, tweede en derde lid niet van toepassing.

Artikel 7 – Verantwoording en terugvordering

  • 1. Het college kan de aanvrager na afloop van het kalenderjaar vragen om de besteding van de ontvangen tegemoetkoming aan te tonen. Hij dient hiertoe tot 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft betalingsbewijzen te bewaren en deze op verzoek aan het college over te leggen.

  • 2. Als de aanvrager de besteding van de ontvangen tegemoetkoming niet of niet volledig aantoont kan het college het niet verantwoorde deel van de tegemoetkoming terugvorderen.

Artikel 8 – Vergoeding aanschaf of vervanging identiteitsbewijs

  • 1. Aanvragers waarvan het inkomen niet hoger is dan het toetsinkomen kunnen op schriftelijke aanvraag een vergoeding krijgen voor de aanschaf van een identiteitsbewijs voor zichzelf of van zijn gezinsleden.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de maximale vergoeding voor de kosten van aanschaf of vervanging van het identiteitsbewijs vast.

  • 3. Een vergoeding per identiteitsbewijs wordt:

    • a.

      eenmaal per vijf jaar verstrekt voor een persoon jonger dan 18 jaar;

    • b.

      eenmaal per tien jaar verstrekt voor een persoon van 18 jaar en ouder.

Artikel 9 – Uitvoering en bevoegdheid college

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ingezetene of het huishouden afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels indien strikte toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.

  • 3. In gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet voorzien neemt het college een besluit.

  • 4. Het college kan beleidsregels opstellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 10 Citeertitel

Deze Verordening kan worden aangehaald als: Verordening Lauwersregeling gemeente Dongeradeel 2015.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze Verordening treedt in werking op de dag volgend op de publicatie van het besluit tot vaststelling van deze verordening en werkt terug tot 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Lauwerspas 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Dongeradeel, gehouden op 19 februari 2015.
de griffier, de voorzitter,
A.J. Folbert M.C.M. Waanders

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 – Algemene bepalingen

Het toetsinkomen betreft 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Vanwege de uitvoerbaarheid van de regeling wordt de kostendelersnorm buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2 – Maatschappelijke participatie

Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij. Voorkomen moet worden dat burgers door financiële beperkingen in een sociaal isolement geraken. In dit artikel staan de kosten die in ieder geval aanmerking komen voor een bijdrage. Kosten kunnen uitsluitend worden vergoed voor activiteiten die in Nederland plaatsvinden. Er is gekozen voor een algemene beschrijving van de kosten. Op deze wijze wordt de discussie of bepaalde kosten wel of niet uit de tegemoetkoming voldaan kunnen worden zoveel mogelijk beperkt. De ontvangers van de tegemoetkoming hebben hierdoor een zekere vrijheid in de besteding van de tegemoetkoming waarbij dit tevens leidt tot lagere uitvoeringskosten voor de gemeente.

Met samenhangende kosten worden kosten bedoeld die men moet maken om het lidmaatschap werkelijk uit te oefenen, bijvoorbeeld speciale sportkleding, zoals judopak of voetbalshirt en schoenen, of de huurkosten van een muziekinstrument.

De gemeentelijke regeling mag geen overlap hebben met wettelijke regelingen, zoals de Wet onderwijstegemoetkoming en schoolkosten (WTOS). De WTOS kent een bijdrage voor ouders van scholieren op het voortgezet onderwijs. Daarom zijn schoolkosten in deze verordening gedefinieerd als kosten waarop de WTOS niet ziet. Het kan bijvoorbeeld gaan om de vrijwillige ouderbijdrage, excursies en kosten van schoolreizen.

Ook eenmalige activiteiten kunnen worden vergoed. Voorbeelden zijn kindervakantieweken en kindervakantiekampen. Voorwaarde is dat er een vereniging, stichting of organisatie voor maatschappelijk welzijn de activiteit organiseert.

Het volgen van beroepsgerichte cursussen worden niet vergoed op basis van de regeling maatschappelijke activiteiten. Als er een noodzaak is voor het volgen van een beroepsgerichte cursus kan immers een beroep worden gedaan op het Participatiebudget. Dit geldt zowel voor niet-uitkeringsgerechtigden als voor bijstandscliënten. Daarom kan alleen een vergoeding worden verstrekt voor niet beroepsgerichte cursussen, zoals hobby-cursussen.

Derde lid

De tegemoetkoming is geen vergoeding van daadwerkelijk te maken kosten. De werkelijke kosten kunnen hoger liggen. Als voor de kosten waar deze verordening op ziet individuele bijzondere bijstand wordt aangevraagd houdt het college bij het beoordelen van het recht op bijstand en het vaststellen van de hoogte daarvan rekening met een op basis van deze verordening ontvangen tegemoetkoming. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn van noodzakelijk bezoek van een kind aan een peuterspeelzaal op grond van medische of sociale redenen.

Artikel 3 – Bijdrage kosten maatschappelijke participatie

In dit artikel is vastgelegd dat een tegemoetkoming op schriftelijke aanvraag moet worden ingediend. Ambtshalve verstrekking is niet mogelijk.

Artikel 4 – Aanvraag en onderzoek

Een aanvraag moet uiterlijk op 30 november zijn ingediend. Als deze dag op een zaterdag of zondag valt moet de aanvraag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag door het college zijn ontvangen (artikel 1, eerste lid Algemene Termijnenwet). Bij de aanvraag hoeft de aanvrager in principe alleen bewijsstukken van zijn gezinsinkomen over te leggen. Hiermee wordt de administratieve last voor zowel de burger als de gemeenten tot een minimum beperkt. In voorkomende gevallen kan het college gemotiveerd om aanvullende bewijsstukken vragen.

Artikel 5 – Hoogte van de tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de leeftijd van de aanvrager. De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande jaar zoals die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt bekendgemaakt.

Artikel 6 – Betaling

De tegemoetkoming wordt in twee gelijke termijnen uitbetaald. De kosten waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend doen zich in de regel verspreid over het jaar voor, bijvoorbeeld maandelijkse contributiebetalingen.

Als het college gegronde redenen heeft aan te nemen dat iemand niet in staat is/zijn om de tegemoetkoming te besteden aan het doel waarvoor deze wordt verstrekt, namelijk maatschappelijke participatie van zijn kind(eren) kan het college besluiten de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk in natura of aan derden te betalen. De ouder(s) kan/kunnen het college ook zelf verzoeken de tegemoetkoming in natura of aan derden te betalen.

Artikel 7 – Verantwoording en terugvordering

Uitgangspunt is dat de aanvrager de tegemoetkoming besteedt aan het doel waarvoor hij deze ontvangen heeft, namelijk maatschappelijke participatie van zichzelf en zijn gezinsleden. Het college gaat uit van vertrouwen, maar controleert na afloop van het kalenderjaar steekproefsgewijs een aantal verstrekkingen. De aanvrager zal daarom tot en met drie maanden na afloop van het kalenderjaar op verzoek van het college bewijsstukken van de besteding van de tegemoetkoming moeten kunnen overleggen. Het college bepaalt de omvang van deze steekproef. Wanneer de aanvrager de besteding niet of niet volledig aan kan tonen kan het college het niet verantwoorde deel van de tegemoetkoming terugvorderen.

Artikel 8 – Vergoeding aanschaf of vervanging identiteitsbewijs

Personen van 14 jaar en ouder zijn verplicht zich op verzoek met een geldig identiteitsbewijs te legitimeren. Voor de kosten van aanschaf en vervanging van een gemeentelijke identiteitskaart kan het college een tegemoetkoming verstrekken. Vanaf 26 juni 2012 kunnen kinderen niet meer op het paspoort van de ouders worden bijgeschreven. Op basis van een Europese verordening moet ieder persoon een eigen identiteitsbewijs kunnen tonen. De tegemoetkoming voor de kosten van een identiteitsbewijs valt buiten de tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie en moet apart aangevraagd worden.

Artikel 9 – Uitvoering en bevoegdheid college

De uitvoering van deze verordening ligt bij het college. De verordening kent eenhardheidsclausule op grond waarvan het college van de bepalingen van deze verordening kan afwijken als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard. In gevallen waarin de verordening niet voorziet neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de ingezetene of het huishouden.