Regeling vervallen per 01-01-2021

VERORDENING MATERIËLE FINANCIËLE GELIJKSTELLING ONDERWIJS 2015

Geldend van 24-12-2015 t/m 31-12-2020

Intitulé

VERORDENING MATERIËLE FINANCIËLE GELIJKSTELLING ONDERWIJS 2015

De raad van de gemeente Dongeradeel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 september 2015, no. 56/’15;

gelet op artikel 140/141 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 134/135 van de Wet op de expertisecentra

en artikel 96g/96h van de Wet op het voortgezet onderwijs;

gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel;

  • ·

    feitelijke beschikbaarstelling:de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • ·

    indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • ·

    neven vestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb.319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • ·

    sc hool : school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs;

  • ·

    school voor basisonderwijs : een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • ·

    school voor (voortgezet) speciaal onderwijs : een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

  • ·

    school voor voortgezet onderwijs : school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs;

  • ·

    sc hoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • ·

    subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat beschikbaar is voor een voorziening, of een aanvullende voorziening;

  • ·

    subsidievaststelling: een beschikking zoals bedoeld in artikel 4:42 van de Awb;

  • ·

    subsidieverlening: de beschikking van het college waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • ·

    tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • ·

    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;\

  • ·

    voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

  • ·

    aanvullende voorziening : een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • ·

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Het college bepaalt hoe het beschikbaar gestelde bedrag wordt verdeeld.

  • 2. Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

  • 3. Bij bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen, op grond van artikel 140 WPO of artikel 134 WEC, dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt in een nieuwe bijlage bij de verordening, de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

  • 3. De gemeenteraad beslist over de bekrachtiging hiervan.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

Hoofdstuk 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing als voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Als de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort als de voorziening is bestemd voor een school;

    • e.

      een onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens, bedoeld in het tweede lid, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen 1 maand na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Als het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college besluit binnen dertien weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Als ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de termijn van dertien weken gemotiveerd met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval als:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b.

    niet wordt voldaan aan een van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening;intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 9 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1. De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

    • c.

      het bedrag van de subsidie of als de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld;

    • d.

      het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan als de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat het college een voorschot verleent;

    • e.

      voor zover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

  • 2. De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

  • 3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie , wordt in het besluit de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 10 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk dertien weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast als de aanvraag achterwege blijft.

  • 2. Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zijn nagekomen.

  • 3. Als het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Het college geeft daarbij aan op welke onderdelen aanvullende informatie nodig is van het schoolbestuur. Het college stelt het schoolbestuur een termijn van vier weken om de aanvullende informatie schriftelijk te verstrekken. Als het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn bij het college indient, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 11 Subsidievaststelling volgend op verlening

  • 2. Het college beslist binnen dertien weken na de indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie.

  • 2. Het bedrag van de vastgestelde subsidie wordt onder verrekening van eventuele voorschotten binnen zes weken uitbetaald.

Artikel 12 Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

Het college geeft toepassing aan titel 4:2 van de Awb ten aanzien van de eventuele intrekking, wijziging, stopzetting of verlaging van een subsidiebeschikking en de eventuele terugvordering.

Artikel 13 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 14 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 15 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Dongeradeel van 29 oktober 2015.
De griffier, De voorzitter,
A.J. Folbert M.C.M. Waanders

Bijlage Voorzieningen

A. V oorzieningen lokaal bewegingsonderwijs

Artikel I. Criteria schoolbestuur dat in aanmerking komt voor een voorziening

Het bevoegd gezag van een school of nevenvestiging voor: basisonderwijs of

speciaal basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair

onderwijs en speciaal onderwijs of voorgezet speciaal onderwijs als bedoeld in

de Wet op de expertisecentra, dat juridisch eigenaar is van een school voor

basisonderwijs, school voor speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of

voortgezet speciaal onderwijs, die zich bevindt op het grondgebied van de

gemeente en juridisch eigenaar is van lokaal bewegingsonderwijs dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente.

Artikel II. Aanduiding van de voorziening

Onderscheid wordt gemaakt in de voorziening:

a. aanpassing, bestaande uit:

  • 1.

    het maken van voldoende wasgelegenheid waar deze bij het lokaal

    bewegingsonderwijs ontbreekt en dit belemmerend werkt op het

    effectief gebruik, dan wel de mogelijkheden tot medegebruik, van

    het lokaal bewegingsonderwijs

  • 2.

    wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw als het gebouw

    anders niet geschikt is voor het primair onderwijs en speciaal of

    voortgezet speciaal onderwijs, omdat:

    • i.

      de netto vloeroppervlakte van een lokaal bewegingsonderwijs niet

      minstens 252 vierkante meter netto is en de hoogte niet minstens

      5 meter bedraagt, en

    • ii.

      )het lokaal bewegingsonderwijs niet voorzien is van minstens twee

      kleedruimten met een was- of douchegelegenheid;

  • 3.

    voorzieningen voor eisen voortkomend uit wet- en regelgeving;

  • 4.

    vervangen van oliegestookte verwarmingsinstallaties;

b. onderhoud, bestaande uit:

  • 1)

    vervangen dakbedekking, hemelwaterafvoer, dakrand, daklichten;

  • 2)

    vervangen buitenberging of dak buitenberging;

  • 3)

    vervangen rijwielstalling of rijwielstaanders;

  • 4)

    vervangen brandtrap;

  • 5)

    vervangen erfscheiding;

  • 6)

    vervangen of herstellen riolering of bestrating schoolplein;

  • 7)

    vervangen binnenkozijnen en -deuren, inclusief hang- en sluitwerk;

  • 8)

    vervangen buitenkozijnen en -deuren, inclusief hang- en sluitwerk;

  • 9)

    vervangen radiatoren, convectoren of leidingen voor centrale verwarming;

  • 10)

    vervangen dakpannen, inclusief houtwerk, dakrand en goten;

  • 11)

    vervangen boeiboorden.

Artikel III. Criteria voor het toekennen van een voorziening

1) De noodzaak van de voorziening:

  • a.

    maken van voldoende wasgelegenheid is aanwezig als bij het lokaal

    bewegingsonderwijs geen twee wasgelegenheden zijn;

  • b.

    maken van voldoende kleedgelegenheid is aanwezig als blijkt dat er geen twee kleedruimten zijn;

  • c.

    ingebruikneming blijkt uit het feit dat het desbetreffende gebouw niet

    voldoet aan de inrichtingseisen voor lokalen bewegingsonderwijs voor het

    basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en speciaal

    voortgezet onderwijs, en het geschikt maken van het gebouw met redelijke

    kosten, zulks ter beoordeling van het college, te verwezenlijken is;

  • d.

    eisen voortkomend uit wet- en regelgeving blijkt als wordt vastgesteld dat het gebouw niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving, terwijl onontkoombaar is dat dit verschil op korte termijn moet worden opgeheven;

    (e)blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie in een zo slechte

    conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is, en

  • e.

    blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie in een zo slechte 

    conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is, en

  • f.

    onderhoud blijkt uit het feit dat het gevraagde gebouwelement of een

    gedeelte daarvan:

    • i.

      ten minste in een matige conditie verkeert volgens de bouwkundige

      opname op grond van NEN 2767, en

    • ii.

      regulier onderhoud door het bevoegd gezag niet langer volstaat.

2) Bovenstaande voorzieningen komen voor bekostiging in aanmerking als op basis

van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II van de Verordening

voorzieningen huisvesting onderwijs 2015 gestelde vereisten, het gebouw nog

ten minste vier jaar voor het bewegingsonderwijs noodzakelijk is, tenzij er een

andere, goedkopere, voorziening mogelijk is. Dit ter beoordeling van het

college.

Artikel IV. Datum indienen aanvraag

  • a.

    De aanvraag voor het bekostigen van de voorziening moet uiterlijk 1

    februari voorafgaande het jaar van bekostiging bij het college worden

    ingediend. Bij de aanvraag moet worden overlegd:

  • b.

    een leerlingenprognose, en

  • c.

    een rapportage waaruit de noodzaak blijkt van de voorzieningen, of

  • d.

    een bouwkundige rapportage die voldoet aan NEN 2767 en aantoont dat het gevraagde onderhoud noodzakelijk is, en

  • e.

    een offerte van de kosten.

Artikel V. Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

De voorziening wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de

aanvraag is ingediend. Is het niet mogelijk om de voorziening in het toegekende jaar te realiseren dan moet het bevoegd gezag voor 15 september van het toegekende jaar van uitvoering bij het college een gemotiveerd verzoek indienen om uitstel van de uitvoering van de voorziening. Het college beslist binnen vier weken daaropvolgend.

Artikel VI. Wijze waarop de voorziening wordt toegekend

  • 1.

    De voorziening wordt voorlopig toegekend op basis van de door het

    bevoegd gezag bij de ingediende aanvraag overgelegde offerte.

  • 2.

    Het definitieve bedrag wordt vastgesteld op basis van de offertes die zijn aangevraagd nadat de voorziening is toegekend.

  • 3.

    Bij het opvragen van de definitieve offertes is het bevoegd gezag

    gehouden aan de gemeentelijk richtlijnen voor het opvragen van offertes.

Artikel VII. Subsidieplafond

Voor deze voorziening wordt geen subsidieplafond gehanteerd.

Toelichting op de bijlage

A. Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs

Als gevolg van de wetswijziging per 1 januari 2015 vervalt de zorgplicht voor de gemeente voor het bekostigen van onderhoud en aanpassen lokalen

bewegingsonderwijs. Desondanks blijft de gemeente verantwoordelijk voor het

vaststellen van de vergoeding voor onderhoud en aanpassen van de lokalen

bewegingsonderwijs, maar nu als onderdeel van de vergoeding materiele

instandhouding (artikel 136 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 130

van de Wet op de expertisecentra).

Voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag van de bekostiging bestaan

twee mogelijkheden: het verhogen van de bedragen per klokuur van de vaste en

variabele kosten, of het handhaven van de huidige procedure, waardoor de bekostiging van onderhoud en aanpassen de lokalen bewegingsonderwijs niet afhankelijk is van het aantal klokuren gebruik, maar op een gelijke wijze plaatsvindt als het onderhoud en aanpassen van de gemeentelijke lokalen bewegingsonderwijs plaatsvindt.

Mede omdat het, gelet op de verscheidenheid in bruto vloeroppervlakte en soort lokalen bewegingsonderwijs praktisch ondoenlijk is om een bedrag per klokuur vast te stellen, is gekozen voor de in deze bijlage beschreven procedure.

Toelichting

Algemene toelichting

Voor een algemene toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de VNG-modelverordening (Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs, versie 2014), waaraan de inhoud van de verordening voor de gemeente Dongeradeel is ontleend.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

feitelijke beschikbaarstelling

Een voorziening kan in beginsel op twee wijzen ter beschikking worden gesteld. Ten eerste kan de voorziening in natura ter beschikking worden gesteld. In de verordening wordt in dit verband de term`feitelijke beschikbaarstelling' gehanteerd. Ten tweede kan de voorziening in de vorm van financiële middelen ter beschikking worden gesteld. Het gaat dan om een subsidievaststelling.

indieningsdatum

De indieningsdatum die voor een voorziening geldt, is opgenomen bij de omschrijving van de voorziening in de bijlage. De indieningsdatum zal mede afhankelijk zijn van het tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend. Het merendeel van de voorzieningen is gekoppeld aan het tijdvak `schooljaar'. Voor het tijdvak zal de aanvraagprocedure moeten zijn afgerond. Een indieningsdatum van 1 februari zal voor de meeste voorzieningen een adequate datum zijn. Met 1 februari wordt ruimte gegeven om de aanvraagprocedure af te handelen voor het begin van het schooljaar en wordt tevens voorzien in de mogelijkheid om aan te sluiten bij de gemeentelijke begrotingscyclus (zie verder de toelichting bij artikel 5).

schoolbestuur

De begripsbepaling van het schoolbestuur omvat twee delen:

  • 1.

    schoolbestuur van een in de gemeente gelegen school (openbaar en bijzonder); Het begrip schoolbestuur omvat zowel het schoolbestuur van het openbaar als bijzonder onderwijs dat een in de gemeente gelegen school in stand houdt. Het schoolbestuur van de openbare school (al of niet door de gemeente in stand gehouden) dient dus ook op basis van de verordening aanvragen in te dienen.

  • 2.

    schoolbestuur van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging; is gelegen in een andere gemeente; De wet stelt dat nevenvestigingen voor de toepassing van de verordening vallen onder de verordening van de gemeente van hoofdvestiging (zie bijvoorbeeld artikel 140, zesde lid van de WPO). Dit betekent dat het schoolbestuur van een nevenvestiging die zich bevindt in de gemeente X, maar waarvan de hoofdvestiging is gelegen in de gemeente Y, in beginsel altijd voorzieningen kan aanvragen voor de nevenvestiging op basis van de verordening van de gemeente Y.

De gemeenteraad kan besluiten dat in de gemeente gelegen nevenvestigingen van scholen waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente, in aanmerking komen voor één of meer voorzieningen die via de verordening worden opengesteld. Dit betekent dat het schoolbestuur van de nevenvestiging ook in gemeente X voor één of meerdere voorzieningen een aanvraag op basis van de verordening van de gemeente X kan indienen. De raad kan per voorziening bepalen of de voorziening openstaat voor nevenvestigingen van een hoofdvestiging die zich bevindt in een andere gemeente. De raad heeft de mogelijkheid om dit in de bijlage per voorziening aan te geven.

Subsidieplafond

Een toekenning van een voorziening in de vorm van financiële middelen, is een subsidie. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht bestaat de mogelijkheid om voor subsidies een subsidieplafond in te stellen. Dit instrument wordt in de verordening opgenomen om de beheersbaarheid van de uitgaven te bevorderen.

subsidievaststelling

Bij het beschikbaar stellen van financiële middelen gaat het altijd om een subsidie waarop, hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Met de subsidievaststelling ontstaat een definitieve aanspraak op de subsidie. De subsidie kan direct na een aanvraag van een schoolbestuur worden vastgesteld, of nadat eerst een verleningsbeschikking is gegeven.

tijdvak

Het tijdvak is de periode waarvoor de voorziening wordt toegekend. De voorzieningen hebben in het algemeen te maken met activiteiten die een relatie hebben met het onderwijsproces waardoor de koppeling met het schooljaar voor de hand ligt. Het tijdvak zal dan één of meerdere schooljaren omvatten.

toekenningscriteria

In de bijlage bij deze verordening worden als onderdeel van een voorziening de omstandigheden geformuleerd op basis waarvan bevoegde gezagsorganen in aanmerking kunnen komen voor toekenning van een voorziening. De omstandigheid waarin de school moet verkeren, is beschreven aan de hand van toekenningscriteria. Indien een schoolbestuur niet verkeert in de benoemde omstandigheid oftewel niet voldoet aan de toekenningscriteria voor een specifieke voorziening, komt het schoolbestuur niet in aanmerking voor de aangevraagde voorziening.

voorziening

De voorzieningen die op grond van deze verordening kunnen worden aangevraagd, zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening. In de bijlage wordt een bepaald stramien gehanteerd aan de hand waarvan het begrip voorziening kan worden ingevuld. Het stramien kan worden gezien als een `checklist' voor het formuleren van voorzieningen en bestaat uit de artikelen:

I aanduiding van de voorziening;

II indieningsdatum;

III tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend;

IV toekenningscriteria;

V wijze van toekenning;

VI subsidieplafond.

Uit de beschrijving van een voorziening in de bijlage kan een schoolbestuur dus opmaken of het in beginsel in aanmerking komt voor een bepaalde voorziening en zo ja, op welke wijze de bekostiging vervolgens plaatsvindt.

De verordening is zo geredigeerd dat het college (behoudens de weigeringsgronden in de verordening zelf) op basis van de omschrijving van de voorziening bepaalt of een schoolbestuur al of niet in aanmerking komt voor een voorziening. De omschrijving van de omstandigheid kan dus ook elementen bevatten als levensvatbaarheid van de school; een bepaling dat een nevenvestiging van een in een andere gemeente gelegen school in aanmerking kan komen voor de voorziening of dat de voorziening alleen openstaat voor hoofdgebouwen, of juist alleen voor dislocaties etc.

aanvullende voorziening

De wet biedt de mogelijkheid dat de raad besluit dat het college de verordening tijdelijk kunnen aanvullen met nieuwe voorzieningen (zie b.v. artikel 140, vierde lid van de WPO). Binnen de modelverordening wordt het college deze mogelijkheid geboden.

Artikel 2. Subsidieplafond en verdelingsregels

Eerste lid

Met het oog op de beheersbaarheid van de uitgaven kan de gemeenteraad bepalen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor bepaalde voorzieningen. De raad dient expliciet in de bijlage op te nemen of per voorziening een subsidieplafond wordt gehanteerd en wat de hoogte van het plafond is.

Het subsidieplafond per voorziening dient ertoe om te voorkomen dat bij veel aanvragen voor een bepaalde voorziening, de beschikbare begroting voor de voorziening in zijn totaliteit wordt overschreden. Door toepassing van een subsidieplafond kan de raad er ook expliciet voor kiezen om een ter beschikking te stellen bedrag lager te stellen dan feitelijk noodzakelijk is voor het realiseren van een voorziening. De bekostiging van de voorziening kan dan worden opgevat als een tegemoetkoming in de kosten of een stimuleringsmaatregel.

Indien de raad bepaalt dat voor een voorziening een subsidieplafond geldt, dienen ook verdelingsregels te worden opgesteld. In de toelichting op de bijlage wordt ingegaan op de mogelijke verdelingsregels.

Tweede lid

Om niet jaarlijks de verordening te moeten wijzigen omdat alleen de hoogte van het subsidieplafond verandert, kan de raad ervoor kiezen om het college de hoogte het subsidieplafond te laten vaststellen. De raad kan ook de wijze van verdelen opdragen aan het college. Indien de raad het vaststellen van het subsidieplafond en de verdeling voor een specifieke voorziening opdraagt aan het college, dient de bijlage bij de betreffende voorziening dit te bepalen.

Derde lid

Schoolbesturen dienen tijdig op de hoogte te zijn onder welke voorwaarden voorzieningen kunnen worden aangevraagd. Met deze bepaling zijn schoolbesturen zes weken voor de indieningsdatum op de hoogte welke subsidieplafonds en verdelingsregels worden gehanteerd. Deze bepaling volgt ook uit de Algemene wet bestuursrecht waarin wordt bepaald dat het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

Artikel 3. Aanvullende voorzieningen

Eerste lid

In dit artikel wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die de wet biedt aan het college om deze verordening tijdelijk aan te vullen met een of meerdere voorzieningen (art. 140, vierde lid WPO of art. 134, vierde lid WEC en art. 96g, vierde lid WVO of art. 96h, vierde lid WVO).

De wet zelf bepaalt vervolgens dat de gemeenteraad binnen 12 weken na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, beslist over de bekrachtiging ervan. Indien de gemeenteraad niet binnen 12 weken beslist, wordt de aanvulling gelijkgesteld met een aanvulling die is bekrachtigd. Een afwijzing door de gemeenteraad van een dergelijke aanvulling, heeft geen gevolgen voor aanvragen waarop reeds is beslist of die reeds zijn ingediend en die voorzieningen betreffen waarop de aanvulling betrekking heeft. Op het moment dat bekrachtiging door de raad heeft plaatsgevonden of de termijn van 12 weken is verstreken, wordt de aanvullende voorziening opgenomen in de bijlage bij de verordening.

Naast vorenstaande procedure bepaalt de wet dat de aanvulling binnen een week na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, aan de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen moet worden gezonden.

Een aanvulling zoals bedoeld in artikel 3 is doorgaans bedoeld om in geval van calamiteiten snel een voorziening open te kunnen stellen. Vanwege de spoedeisendheid is er ten aanzien van deze voorziening geen indieningstermijn opgenomen. Nadat de gemeenteraad de voorziening heeft bekrachtigd of nadat de termijn van 12 weken is verstreken en de voorziening van rechtswege is bekrachtigd, kan de voorziening alleen nog worden aangevraagd via de reguliere aanvraagprocedure ex artikel 6. Immers, de aanvullende voorziening is na bekrachtiging door de raad (of nadat de termijn van 12 weken is verstreken) een reguliere voorziening geworden.

Het college kan, vanwege een spoedeisend belang, ook op verzoek van één of meer van de bevoegde gezagsorganen besluiten om de verordening aan te vullen met een voorziening. Een verplichting is dit echter niet. Het gaat om aanvullend gemeentelijk beleid. Een schoolbestuur kan dus niet afdwingen dat het college de verordening tijdelijk aanvult met een voorziening.

Tweede lid

Het tweede lid stelt dat het college dient aan te geven onder welke omstandigheden schoolbesturen in aanmerking kunnen komen voor de voorziening. Het ligt voor de hand dat hierbij het stramien van de bijlage wordt gevolgd. Op deze wijze kan, indien de raad de voorziening bekrachtigt, op relatief eenvoudige wijze de voorziening worden ingepast in de verordening.

Artikel 4. Jaarlijks overzicht

De wet stelt dat het college verplicht is om jaarlijks een overzicht bekend te maken van de op grond van de verordening toegekende voorzieningen.

Het overzicht bevat:

  • -

    de ‘reguliere' voorzieningen die zijn toegekend voor het eerste daaropvolgende tijdvak (waarover immers in de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending, is beslist);

  • -

    eventuele aanvullende voorzieningen waarover in het afgelopen jaar is beslist.

In plaats van een algemene bekendmaking is er in de verordening voor gekozen om de bevoegde gezagsorganen die vallen onder de reikwijdte van deze verordening, rechtstreeks te informeren over de op grond van de verordening

toegekende voorzieningen. Deze wijze van ‘bekendmaken’ is wettelijk mogelijk.

Artikel 5. Toevoegen, wijzigen en intrekken

Op het moment dat de raad voor de eerste keer de verordening vaststelt, wordt tegelijkertijd in de bijlage bij de verordening vastgesteld op welke voorzieningen de verordening van toepassing is. De raad kan ten allen tijde de verordening wijzigen. Om richting schoolbesturen tijdig duidelijk te maken welke voorzieningen onder welke condities kunnen worden aangevraagd, is bepaald dat zes weken voor de indieningsdatum wijzigingen van de verordening (die leiden tot een wijziging met betrekking tot de voorzieningen) moeten worden bekendgemaakt.

Deze bepaling impliceert ook dat op het moment dat de raad aanvullende voorzieningen bekrachtigt en opneemt in de bijlage (en daarmee een wijziging van de verordening doorvoert), dit binnen zes weken voor de indieningsdatum moet worden bekendgemaakt. Indien een voorziening wordt toegevoegd, gewijzigd of ingetrokken, wordt feitelijk daarmee de bijlage bij de verordening aangepast waar de voorziening wordt genoemd. Aangezien de bijlage en de verordening zelf juridisch bezien een geheel vormen, dient een wijziging van de bijlage altijd opgevat te worden als een wijziging van de verordening en als zodanig bekend te worden gemaakt.

De raad kan op het moment dat een voorzieningen wordt gewijzigd of toegevoegd, bepalen dat een andere indieningsdatum wordt gehanteerd, eventueel alleen voor het eerste jaar. De andere datum wordt dan opgenomen in het besluit en de bekendmaking van de wijzigingsverordening.

Het intrekken van een voorziening verdient extra aandacht. Het intrekken van een voorziening moet ‘tijdig' worden bekendgemaakt. Afhankelijk van bijvoorbeeld de duur van de subsidie, de bedragen en de consequenties voor schoolbesturen dient een redelijke termijn te worden gehanteerd. Als variant zou het zelfs wenselijk kunnen zijn om een afbouwregeling te treffen, in die zin dat in de loop van een aantal jaren steeds minder subsidie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 6. Indiening aanvraag

Eerste lid

Een schoolbestuur dat een voorziening wenst, kan deze voorziening aanvragen bij het college. Dit moet geschieden voor de indieningsdatum zoals die is geformuleerd in de bijlage bij de gewenste voorziening. Voorzieningen worden in het algemeen toegekend voor schooljaren. Om voor het schooljaar de aanvraagprocedure te hebben afgerond, lijkt een indieningsdatum van omstreeks 1 februari voor de hand te liggen. De keuze voor deze indieningsdatum is gebaseerd op drie overwegingen:

1. Financiële beheersbaarheid

In samenhang met artikel 5, waarin is bepaald dat de toevoeging, wijziging en intrekking van voorzieningen zes weken voorafgaand aan 1 februari moet worden bekendgemaakt, kan de procedure voor het vaststellen van de voorzieningen sporen met het tijdstip van behandeling van de gemeentebegroting. Hiermee wordt beoogd dat bij het openstellen van voorzieningen door de gemeenteraad expliciet de financiële consequenties van het opnemen van een voorziening worden betrokken. Medio december is hiermee duidelijk welke voorzieningen voor het volgende schooljaar kunnen worden aangevraagd. Na bekendmaking van een eventueel subsidieplafond door het college kan vervolgens de aanvraagprocedure starten.

2. Subsidieplafond

De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om per voorziening te bepalen dat een subsidieplafond geldt. Nadat de voorzieningen bekendgemaakt zijn en het subsidieplafond is vastgesteld door het college kunnen aanvragen voor voorzieningen worden ingediend. Voor voorzieningen waarvoor een subsidieplafond geldt, is het noodzakelijk dat een moment van beoordeling wordt gehanteerd. Het wettelijke vereiste `gelijke maatstaf' impliceert immers dat scholen in gelijke omstandigheden gelijk worden behandeld. Op een moment moet het college beoordelen of alle aanvragen gezamenlijk een overschrijding van het subsidieplafond opleveren.

3. Koppeling schooljaar

De voorzieningen die op basis van deze verordening kunnen worden aangevraagd, zijn in het algemeen gekoppeld aan activiteiten voor het onderwijsproces waardoor een koppeling met het schooljaar voor de hand ligt. De aanvraagprocedure is zo vormgegeven dat de raad eerst de voorzieningen vaststelt, dat de procedure van aanvragen en beoordelen doorlopen kan worden en dat voor het begin van het schooljaar duidelijk is welke voorzieningen zijn toegekend.

De indieningsdatum is een fatale datum. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat bij hantering van een subsidieplafond de verdeling van het budget over alle bevoegde gezagsorganen, niet plaats kan vinden omdat een van de aanvragen nog moet worden ingediend.

Tweede lid

Bij de aanvraag dient een aantal gegevens dat noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag te worden bijgevoegd. De bepaling is opgebouwd uit een opsomming van enkele gegevens die bij elke aanvraag moet worden vermeld. Uit de omschrijving van de voorziening in de bijlage kan namelijk worden opgemaakt welke toekenningscriteria gelden en daarmee welke additionele gegevens noodzakelijk zijn om te beoordelen of een schoolbestuur in de omstandigheid verkeert dat het aanspraak kan maken op een voorziening.

Indien de voorziening wordt gevraagd voor de school als zodanig, wordt gevraagd naar de naam van de school en de schoolsoort. Indien de voorziening ter beschikking wordt gesteld aan het schoolbestuur als zodanig is dit niet noodzakelijk. Als bijvoorbeeld de gemeente schoolbesturen aanvullend wenst te faciliteren voor het voorbereiden en voeren van het overleg in het kader van het lokaal onderwijsbeleid, kan volstaan worden met het vermelden van de naam en het adres van het schoolbestuur, de dagtekening, de voorziening die wordt gevraagd en een gemotiveerde onderbouwing dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria bij de gevraagde voorziening.

Derde lid

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat het bestuursorgaan, voordat kan worden overgegaan om de aanvraag buiten behandeling te laten, een aanvrager de mogelijkheid moet bieden om de aanvraag binnen een redelijke termijn te completeren. In dit lid is een termijn van drie weken opgenomen. Indien het schoolbestuur geen gebruik maakt van deze termijn, of nog onvoldoende informatie geeft, voorziet de verordening er in dat het college de desbetreffende aanvraag buiten behandeling laat.

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt bovendien dat een besluit van het college om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager moet worden bekend gemaakt. De bekendmaking vindt plaats binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (vgl. art. 4:5, lid 4 Awb).

Artikel 7. Beslissingstermijn

Eerste lid

Nadat aanvragen voor een of meerdere voorzieningen voor de indieningsdatum zijn ingediend, beschikt

het college binnen twaalf weken op de aanvraag. Het college heeft dus in beginsel drie maanden om op aanvragen te beschikken. De termijn is zo gekozen dat binnen deze termijn de verzoeken die onvolledig zijn nog kunnen worden gecompleteerd (ingevolge artikel 6, derde lid, dient het schoolbestuur binnen drie weken de aanvraag te completeren). De completering moet dus binnen de 12 weken plaatsvinden. Dit is ook noodzakelijk omdat over alle aanvragen voor een voorziening op één moment moet worden beslist door het college in verband met een eventueel subsidieplafond. Op dit moment moet namelijk worden beoordeeld of de gezamenlijke aanvragen het subsidieplafond overschrijden.

Tevens wordt in dit lid bepaald dat in die gevallen waarin geen indieningsdatum wordt gehanteerd, de termijn waarbinnen het college een beschikking moet afgeven op 12 weken na ontvangst van de aanvraag wordt gesteld.

Tweede lid

Indien het college dit noodzakelijk acht kan de termijn van twaalf weken, met vier weken worden verlengd. Dit moet gemotiveerd worden medegedeeld aan de betrokken schoolbesturen.

Artikel 8. Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen die het college in ieder geval in acht neemt bij het beoordelen van een aanvraag voor een voorziening.

In weigeringsgrond genoemd in onderdeel a (`de gewenste voorziening is geen voorziening in de zin van deze verordening') komt tot uitdrukking dat de voorzieningen die in de verordening zijn opgenomen uitdrukkelijk limitatief zijn.

Daarnaast dienen aanvragen te worden getoetst aan de toekenningscriteria zoals deze per voorziening zijn vastgesteld. De bijlage bij de verordening bevat de voorzieningen en een omschrijving van de omstandigheid waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening. Indien een aanvraag van een schoolbestuur tot toekenning van een voorziening niet voldoet aan één of meerdere van de toekenningscriteria, dient de gewenste voorziening te worden geweigerd.

In onderdeel c is de mogelijkheid opgenomen om een voorziening te weigeren als de subsidie die is gemoeid met het ter beschikking stellen van de voorziening, is uitgeput.

Artikel 9. Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

Eerste lid

In beginsel kan op twee wijzen een voorziening ter beschikking worden gesteld: in `natura' of `financiële

middelen' die het schoolbestuur vervolgens moet aanwenden voor de realisatie van de toegekende voorziening. Indien financiële middelen ter beschikking worden gesteld, gaat het altijd om een subsidie in de zin van de Awb.

Bij het toekennen stellen van subsidies, kunnen twee lijnen worden gevolgd. Het bestuursorgaan kan meteen overgaan tot het vaststellen van een subsidie. Het schoolbestuur aan wie de voorziening wordt toegekend, krijgt hiermee een definitieve aanspraak op de subsidie.

De andere mogelijkheid is dat voorafgaand aan de vaststelling van een subsidie voor een voorziening een beschikking tot subsidieverlening wordt genomen. Daarbij ontstaat een voorwaardelijke aanspraak op subsidie, die later (bij de subsidievaststelling) een definitief karakter krijgt.

Het direct vaststellen van de subsidie ligt voor de hand bij relatief eenvoudige voorzieningen waarvan het subsidiebedrag vooraf kan worden bepaald en voor voorzieningen waarvoor een subsidieplafond geldt. Immers, bij een subsidieplafond is de hoogte van de subsidie bekend bij de toekenning.

Het hanteren van het systeem van verlening voorafgaand aan de vaststelling ligt voor de hand bij voorzieningen waarbij het om relatief grote bedragen gaat (bijvoorbeeld personeel) en bij voorzieningen waarbij de hoogte van het subsidiebedrag bij de toekenning nog niet vaststaat (bijvoorbeeld indien in de periode tussen verlening en vaststelling nog activiteiten moeten worden uitgevoerd waarvan de hoogte van de subsidie afhankelijk is).

Tweede lid

De beschikking tot toekenning van een voorziening dient in ieder geval een aantal elementen te bevatten. Deze worden genoemd in het tweede lid.

Derde lid

Hier is bepaald dat beschikkingen tot subsidieverlening of subsidievaststelling een aantal extra gegevens dienen te bevatten. Dit sluit aan bij de bepalingen over subsidies in de Awb.

Artikel 10. Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

Nadat een schoolbestuur een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen, kan de beschikking tot uitvoering worden gebracht. Met het aanvragen van de subsidievaststelling vraagt het schoolbestuur van de school om de aanspraak tot vergoeding om te zetten in een definitieve vaststelling van het bedrag. Op deze wijze wordt door het schoolbestuur van de school aangegeven dat voldaan is aan de verplichtingen zoals deze zijn geformuleerd door het college en wordt rekening en verantwoording afgelegd. Het college kan deze rekening en verantwoording toetsen alvorens over te gaan tot de definitieve subsidievaststelling.

Eerste en tweede lid

Van het schoolbestuur wordt verwacht dat een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend binnen acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend. De aanvraag houdt feitelijk in dat het schoolbestuur aan het college verantwoording aflegt over de realisatie van de voorziening. Afhankelijk van de soort voorziening kan de verantwoording meer of minder zwaar warden aangekleed. De wijze van verantwoording volgt uit de beschikking van het college tot subsidieverlening.

Als het schoolbestuur een dergelijke aanvraag niet, of niet op tijd indient, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen. Het college kan onder omstandigheden de subsidie (ambtshalve) vaststellen op nul euro. Bijvoorbeeld indien het schoolbestuur geen rekening en verantwoording aflegt en het de voorziening ook niet heeft gerealiseerd. De beschikking tot ambtshalve vaststelling van de subsidie vormt dan vervolgens de basis van waaruit een mogelijke terugvordering van betaalde voorschotten kan plaatsvinden.

Derde lid

Dit lid voorziet in een procedure als bij de aanvraag blijkt dat een of meer gegevens ontbreken (vgl. artikel 6, derde lid). Als Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn verstrekt, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld (vgl. het eerste lid).

Artikel 11. Subsidievaststelling volgend op verlening

Eerste lid

In dit lid wordt de termijn aangegeven die burgemeester en wethouders in acht dienen te nemen bij het beschikken op de aanvraag tot subsidievaststelling.De beschikking wordt binnen deze termijn aan het schoolbestuur verzonden.

Tweede lid

Het tweede lid bevat de basis voor de uitbetaling van het vastgestelde subsidiebedrag, voor zover dat hoger is dan de uitbetaalde voorschotten.

Artikel 12. Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

In dit artikel wordt kortheidshalve verwezen naar de bepalingen in de Awb die rechtstreeks van toepassing zijn.

Artikel 13. Verbod tot vervreemding

Met dit artikel wordt voorkomen dat bepaalde aan een schoolbestuur toegekende voorzieningen worden vervreemd door het schoolbestuur zonder dat toestemming van het college is verkregen. Uitzondering wordt gemaakt voor een bestuursoverdracht. Bij een bestuursoverdracht vindt formeel ook een vervreemding van de voorzieningen plaats. Hiervoor is echter geen toestemming van het college noodzakelijk.

Artikel 14. Informatieverstrekking

In deze bepaling is voorzien in de mogelijkheid dat het college nog nadere gegevens aan het schoolbestuur kan vragen. Weliswaar voorziet de verordening in een procedure voor die situatie dat een aantal gegevens ontbreekt bij de aanvraag; er kan echter ook een situatie ontstaan waarin het college om een nadere toelichting vraagt van hetgeen bij de aanvraag aan gegevens is bijgevoegd. Ook is het mogelijk dat het college tijdens de uitvoering nadere gegevens wenselijk acht, bijvoorbeeld indien het college toepassing wil geven aan de mogelijkheid om de (toekenning van een) voorziening in te trekken of te wijzigen.