Regeling vervallen per 01-01-2021

Parkeerverordening gemeente Dongeradeel

Geldend van 20-06-2013 t/m 31-12-2020

Intitulé

Parkeerverordening gemeente Dongeradeel

De raad der gemeente Dongeradeel;

overwegende dat het vanwege de invoering van het digitaal parkeervergunningensysteem wenselijk is tot aanpassing van de parkeerverordening te komen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2013, no. 122/'13;

gelet, op het bepaalde in de Gemeentewet;

b e s l u i t :

de

PARKEERVERORDENING GEMEENTE DONGERADEEL

als volgt vast te stellen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990);

  • 2.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • 3.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • 4.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • 5.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • 6.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • 7.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • a.

      is aangeduid met het bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of

    • b.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met het bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd.

  • 8.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen in de desbetreffende parkeerzône;

  • 9.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Artikel 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, zônes en belanghebbendenplaatsen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan deze aanwijzing beperkingen verbinden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren in de aangewezen zônes.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 3. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 5. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig [voertuig] wanneer deze:

    • a.

      woont in een gebied:

      * welke ingedeeld is in een parkeerzône

      * waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn dan wel

      * waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn.

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied:

      * welke is ingedeeld in een parkeerzône

      * waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn

      * en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsvoering noodzakelijk is dat in dat gebied een motorvoertuig te parkeren.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3 is het bepaalde in paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met 4 weken verdagen. Van een verdaging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de termijn waarbinnen beslist wordt.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste 1 jaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder en het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

    • c.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • d.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • e.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • f.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • g.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • h.

      om redenen van openbaar belang.

Artikel 7 Verbodsbepalingen

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig [voertuig] te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig [voertuig] te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig [voertuig] duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 10 Straf- overgangs- en slotbepalingen

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 11

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1. Vergunningen die zijn verleend onder de werking van de "Parkeerverordening" en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunningen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de "Parkeerverordening" is ingediend, waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders bij openbaar besluit bekend te maken datum.

  • 2. De verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen van 31 augustus 1995 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerverordening 2013".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Dongeradeel van 11 april 2013
griffier
voorzitter