Regeling vervallen per 28-03-2013

Algemene subsidieverordening 2005

Geldend van 01-01-2008 t/m 27-03-2013

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2005

De raad van de gemeente Dongeradeel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 april 2005; no. 65/'05;

gelet op artikel 147 e.v. van de Gemeentewet en de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat herziening van de vigerende subsidieregelingen noodzakelijk is met het oog op aanpassing aan de 3 de tranche van de Abw;

b e s l u i t :

vast te stellen de

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2005.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Bij de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van Dongeradeel;

  • b.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht, zoals deze luidt na inwerkingtreding van de derde tranche (Staatsblad 1996, nr. 333)-,

  • d.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door de gemeente verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten;

    • 1.

      prestatiesubsidie: een subsidie op grond van vooraf afgesproken producten en prestaties tegen een vooraf overeengekomen afgesproken bedrag per eenheid

    • 2.

      waarderingssubsidie: een subsidie in een activiteit of activiteiten,ongeacht de feitelijke kosten van de activiteit;

    • 3.

      investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van aankoop,stichting of verbouw van accommodaties dan wel voor het treffen van bijzondere voorzieningen.

  • e.

    structurele subsidie: een jaarlijks terugkerende subsidie voor activiteiten met een duurzaam karakter;

  • f.

    incidentele subsidie: een subsidie voor een éénmalige activiteit;

  • g.

    subsidie-ontvanger: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid of een groep. van natuurlijke personen of een natuurlijk persoon die een activiteit verricht of laat verrichten en die zich blijkens de statuten de behartiging van ideële en of materiele aard ten doel stelt en daarbij geen winst beoogt;

  • h.

    subsidieplafond: een bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor vormen van subsidies die op basis van deze verordening en de geldende subsidieregels worden verstrekt;

  • i.

    subsidieverlening: een beschikking die een omschrijving bevat van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en het bedrag van de subsidie, dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  • j.

    subsidievaststelling: beschikking waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld

  • k.

    activiteiten: werkzaamheden, gericht op door de gemeente Dongeradeel nagestreefde doelstellingen van ideële of materiële aard, welke werkzaamheden of resultaten daarvan meetbaar zijn in termen van kwantiteit, kwaliteit of geld;

  • l.

    eigen middelen: alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de subsidieontvanger kan beschikken, waaronder inkomsten uit contributies, inkomsten uit deelnemersbijdragen, inkomsten uit donaties, erfstellingen en legaten, reserves en voorzieningen;

  • m.

    subsidieregel: een bij besluit van burgemeester en wethouders vastgestelde algemene maatregel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift over de afweging van belangen, vaststelling van feiten en de uitleg van deze verordening;

  • n.

    uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst, gesloten tussen een subsidie-ontvanger en burgemeester en wethouders, ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

  • o.

    boekjaar: kalenderjaar

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op subsidies die de gemeente verstrekt voor activiteiten die door subsidie-ontvangers in het belang van de gemeente worden uitgevoerd en passen binnen het gemeentelijk subsidiebeleid.

  • 2. Het bij of krachtens deze verordening bepaalde is niet van toepassing indien en voor zover:

    • a.

      bij of krachtens een bijzondere subsidieregeling daarvan wordt afgeweken:

    • b.

      het rijk of de provincie een regeling heeft vastgesteld, waarbij de rijks- of provinciale subsidie op andere dan in deze verordening gestelde voorwaarden afhankelijk wordt gesteld van de verlening van een gemeentelijke subsidie.

Artikel 3 Verslag

Eens per vier jaren brengen burgemeester en wethouders een verslag over de doeltreffend-heid en de effecten van het subsidiebeleid ter kennis aan de gemeenteraad.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad kan jaarlijks, bij het vaststellen van de begroting, een subsidieplafond vaststellen. Daarbij wordt tevens bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. Een subsidieplafond wordt bekendgemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt tegelijkertijd de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 5 Algemeen

  • 1. Het verlenen van subsidie vindt plaats voor zover:

    • a.

      De door de instelling te verrichten activiteiten passen binnen de door de raad of burgemeester en wethouders geformuleerde subsidieregels en beleidsdoelstellingen.

    • b.

      De instelling voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de instelling activiteiten uit te voeren voor alle groeperingen zonder onderscheid van ras, geloofsovertuiging, levensovertuiging, geslacht of seksuele geaardheid. Instellingen die activiteiten uitvoeren die specifiek op bepaalde door de gemeente erkende doelgroepen qua leeftijd en geslacht zijn gericht, is het wel toegestaan activiteiten te organiseren die gericht zijn op een of meer specifieke doelgroepen.

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag en subsidieverlening

Artikel 6 Aanvraag voor een structurele subsidie

  • 1. Een aanvraag voor een structurele subsidie wordt voor 1 juni, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij deze aanvraag worden door de aanvrager tenminste overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan voor het jaar cq. de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Hierin zijn de aard, de omvang van de activiteiten, de doelgroepen, het verwachte aantal deelnemers en de beoogde doelstelling(en) vermeld;

    • b.

      een begroting van baten en lasten voor het ja(a)r(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd voor het uitvoeren van de in het activiteitenplan opgenomen activiteiten;

    • c.

      een financieel verslag over het laatste subsidiejaar, vergezeld van een accountantsverklaring of een verklaring van kascontrole;

    • d.

      een balans naar de toestand van 31 december van het afgelopen kalenderjaar;

    • e.

      een verslag van de activiteiten van het laatste kalenderjaar, met een beschrijving van de gevolgde werkwijze en het verkregen resultaat;

    • f.

      een gespecificeerde opgave van het bedrag dat de aanvrager nodig heeft voor het uitvoeren van de activiteit of activiteiten;

    • g.

      een opgave van eventueel bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 3. Indien de aanvrager rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is overlegt deze tevens bij de eerste aanvraag:

    • a.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • b.

      een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte van de rechtspersoon waarin de statuten zijn opgenomen en een exemplaar van het huishoudelijk reglement;

    • c.

      een beschrijving van de organisatievorm van de rechtspersoon.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat bepaalde stukken, genoemd onder lid 2 van dit artikel, niet behoeven te worden overlegd. Burgemeester en wethouders doen het verzoek om overlegging van aanvullende stukken of informatie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het verzoek om structurele subsidie.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende subsidieregels vaststellen waaraan te overleggen stukken dienen te voldoen.

  • 6. Indien subsidie wordt verleend voor een meerjarige periode, kan worden volstaan met één aanvraag op uiterlijk 1 juni voor de aanvang van de meerjarige periode. De stukken als bedoeld in lid 2 moeten dan betrekking hebben op de gehele periode (o.a. meerjarenbegroting).

  • 7. Burgemeester en wethouders nemen een besluit als bedoeld in de eerste volzin van lid 4 van dit artikel in ieder geval met betrekking tot aanvragen onder de € 2.500,00.

Artikel 7 Aanvraag voor een incidentele subsidie

  • 1. Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt tenminste 8 weken vóór de aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, door de aanvrager ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij deze aanvraag worden door de aanvrager tenminste overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan, waarin tevens de beoogde opzet en de doelstellingen van de activiteit(en) zijn vermeld;

    • b.

      een begroting van kosten en baten met betrekking tot de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd. Indien de aanvrager rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, overlegt hij tevens stukken genoemd in het derde lid van artikel 6. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat bepaalde stukken, genoemd in lid 2 van dit artikel niet behoeven te worden overlegd, dan wel dat aanvullende stukken of aanvullende informatie dienen te worden overlegd. Burgemeester en wethouders doen het verzoek om aanvullende informatie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het verzoek om incidentele subsidie.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende subsidieregels vaststellen waaraan te overleggen stukken dienen te voldoen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, voor zover het betreft het vereiste dat de aanvraag wordt ingediend vóór de aanvang van de activiteiten.

Artikel 8 Niet tijdige en niet volledige aanvraag

  • 1. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend kunnen burgemeester en wethouders besluiten deze niet te behandelen.

  • 2. Indien een aanvraag onvolledig is ingediend stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid het verzuim binnen een redelijke, door hen schriftelijk aan te geven, termijn te herstellen. Indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn is voldaan kunnen burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 9 De beschikking omtrent subsidieverlening

  • 1. In de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, alsmede de resultaten die met de activiteiten moeten worden bereikt.

    • b.

      het bedrag van de subsidie, dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan

    • c.

      het tijdvak waarvoor een subsidie wordt verleend.

  • 2. De beschikking kan voorts overige door burgemeester en wethouders vast te stellen verplichtingen bevatten, die van belang zijn voor de uitvoering van het gestelde in deze verordening.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen over een aanvraag voor een

    • a.

      structurele subsidie uiterlijk vóór 3l december van het jaar voorafgaand aan het kalenderja(a)r(en), respectievelijk de periode waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      incidentele subsidie uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 11 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting of een begrotingswijziging die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat door de gemeenteraad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 12 Weigering subsidieverlening

  • 1. De subsidieverlening wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd niet past binnen de door de gemeente geformuleerde doelstellingen;

    • b.

      de subsidie-aanvrager zelf in de kosten van de activiteit of activiteiten kan voorzien uit eigen middelen of middelen van derden;

    • c.

      door de verstrekking van de subsidie het vastgestelde subsidieplafond zou worden overschreden;

  • 2. De subsidieverlening kan worden geweigerd indien blijkt of een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      het subsidie niet wordt aangewend overeenkomstig het doel waarvoor het wordt verleend;

    • c.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • d.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • e.

      de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    • f.

      de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 13 Uitvoeringsovereenkomsten

  • 1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 14 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

  • 1. De subsidie-ontvanger is verplicht burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk te informeren over:

    • a.

      ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten.

  • 2. De subsidie-ontvanger, tevens rechtspersoon, is voorts verplicht burgemeester en wethouders, binnen een maand na de wijziging of het besluit schriftelijk te informeren over:

    • a.

      wijzigingen in de statuten, het reglement en de organisatievorm, onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

    • b.

      besluiten en procedures die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico's

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover. Het is de subsidie-ontvanger niet toegestaan schenkingen aan derden te doen, behoudens na verkregen toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 15 Reserves en voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van structurele subsidies, aan een Subsidieontvanger de vorming van reserves en voorzieningen toestaan.

Hoofdstuk 3 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 16 Algemeen

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van het subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig deze verordening.

Artikel 17 Termijn van aanvraag subsidievaststelling

  • 1. De subsidie-ontvanger dient na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van

    • a.

      een structurele subsidie moet worden ingediend voor 1 juni volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend;

    • b.

      een incidentele subsidie moet worden ingediend binnen 12 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 18 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidievaststelling tegelijk met de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger verplichten tot medewerking aan een aanvullend accountantsonderzoek.

  • 4. Bij de aanvraag voegt de subsidie-ontvanger een inhoudelijk en financieel verslag, waarin in ieder geval zijn beschreven:

    • a.

      de aard en omvang van de verrichte activiteiten;

    • b.

      een beschrijving in hoeverre de door de gemeente nagestreefde doelstellingen zijn behaald en een toelichting op verschillen tussen de nagestreefde doelstellingen en behaalde resultaten.

  • 5. Bij subsidie-ontvangers, die meer dan E 45.000,-- omzet per jaar hebben en/of die beroepskrachten in dienst hebben is een goedkeurende accountantsverklaring vereist.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat bij door hen aan te wijzen instellingen de subsidieverlening en -vaststelling gelijktijdig plaatsvindt.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieregels stellen met betrekking tot de stukken, genoemd in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel.

Artikel 19 Beslistermijn

Burgemeester en wethouders stellen de subsidie binnen dertien weken na de indiening van de aanvraag tot vaststelling vast.

Artikel 20 De beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stellen burgemeester en wethouders de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking worden genomen.

  • 4. Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven kunnen aan de subsidieontvanger verplichtingen worden opgelegd als genoemd in artikel 14.

Artikel 21 Ambtshalve subsidievaststelling

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen indien:

  • a.

    na afloop van de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling moet zijn ingediend geen aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend

  • b.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken;

  • c.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 22 Weigering subsidievaststelling

Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, kan subsidievaststelling worden geweigerd op de gronden genoemd in artikel 12.

Hoofdstuk 4 INTREKKING EN WIJZIGING SUBSIDIEVERLENING OF SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 23 Intrekking of wijziging subsidieverlening

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidie-ontvanger het subsidie niet aanwendt voor organisatieonderdelen waarvoor het subsidie is bedoeld;

    • e.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • f.

      burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 11 een beroep doen op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 24 Intrekking of wijziging subsidievaststelling.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden, waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • c.

      indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaar zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval bedoeld in het eerste lid onder e, sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag, waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 25 Intrekking of wijziging lopende subsidieverlening

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening, met inachtneming van een redelijke termijn, intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen voor zover:

    • a.

      de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid vergoeden burgemeester en wethouders de schade die de subsidie-ontvanger lijdt, doordat deze in vertrouwen op de subsidieverlening anders heeft gehandeld dan deze zonder subsidieverlening zou hebben gedaan.

Artikel 26 Weigering subsidie voor een nieuw tijdvak

  • 1. Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt de gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond dat veranderende omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2. Bij het beëindigen of verminderen van subsidie op grond van dit eerste lid wordt de instelling door burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in staat gesteld haar op grond van reeds eerder verleende subsidie aangegane redelijke verplichtingen behoorlijk na te komen.

Hoofdstuk 5 BETALING, VOORSCHOTTEN EN TERUGVORDERING

Artikel 27 Betaling subsidiebedrag

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaalbaar gesteld, onder verrekening van betaalde voorschotten.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaalbaar gesteld.

  • 3. Het subsidiebedrag kan in gedeelten betaalbaar worden gesteld, mits bij beschikking tot subsidieverlening is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke wijze zij betaalbaar worden gesteld.

Artikel 28 Voorschotten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij de subsidieverlening is bepaald.

  • 2. De beschikking voor de subsidieverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 3. Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaalbaar gesteld.

Artikel 29 Opschorting betalingsverplichting

De verplichting tot betaalbaarstelling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop Burgemeester en Wethouders aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geven van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan het bepaalde in de artikelen 23 en 24, tot en met de dag, waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekend gemaakt op de dag, waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 30 Onverschuldigde betaling

Onverschuldigd betaalbaar gestelde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de wijziging of intrekking van de subsidievaststelling heeft plaatsgevonden, conform artikel 25, nog geen vijfjaren zijn verstreken.

Hoofdstuk 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 31 Onduidelijkheden in de verordening

Burgemeester en wethouders treffen in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, de nodige voorzieningen en/of nemen de nodige beslissingen.

Artikel 32 Overgangsbepalingen

  • 1. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening verleend zijn, zijn de bepalingen van de Algemene Subsidie en procedureverordening welzijn (1992) van toepassing.

  • 2. Op een aanvraag, die is ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

Artikel 33 Ontheffing wegens bijzondere omstandigheden

Van de toepassing van de bepalingen in deze verordening kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken indien strikte toepassing ervan wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zou zijn in verband met het met deze bepalingen te dienen doel.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Met ingang van die datum worden de 'Algemene Subsidie en procedureverordening welzijn' en de 'Verordening regelende de kwaliteitseisen en methode van subsidiering', beiden vastgesteld op 23 december 1992 ingetrokken.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Algemene Subsidieverordening 2005'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Dongeradeel
in zijn openbare vergadering van 26 mei 2005
de griffier,
de voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting op de Algemene Subsidieverordening 2005 gemeente Dongeradeel

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van toepassing zijn in deze verordening. Voor zover het begrippen betreft die ook in de Algemene wet bestuursrecht zijn genoemd zijn de definities zoveel mogelijk letterlijk uit deze wet overgenomen.

Artikel 2 Reikwijdte

De algemene subsidieverordening is in beginsel van toepassing op alle door de gemeente te verlenen subsidies voor activiteiten die door de subsidie-ontvangers in het belang van de gemeente worden uitgevoerd. Burgemeester en wethouders bepalen welke subsidies daadwerkelijk op basis van de verordening worden verstrekt.

Het gemeentelijk belang staat derhalve voorop. Er wordt alleen subsidie verstrekt voor die activiteiten die de gemeente van gemeentelijk belang acht. Welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen wordt vastgelegd in subsidieregels.

De uitvoering van activiteiten wordt overgelaten aan het particulier initiatief. De gemeente ontplooit slechts dan activiteiten indien het particulier initiatief naar haar oordeel niet of te weinig activiteiten ontplooit.

De algemene subsidieverordening is niet van toepassing indien hiervan bij of krachtens een bijzondere subsidieregeling wordt afgeweken. Een dergelijke bijzondere subsidieregeling zal alleen worden opgesteld indien dit gelet op de (sectorale) belangen onvermijdelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de Verordening premiebeleid Wet inschakeling werkzoekenden en vrijlating van inkomsten Algemene bijstandswet en de Verordening loonkostensubsidie werkervaringsplaatsen Wet inschakeling werkzoekenden.

Artikel 3 Bevoegdhedenverdeling

Op grond van dit artikel zijn burgemeester en wethouders belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt onder meer in het verlenen en vaststellen van subsidies, het vaststellen van subsidieregels, het aangaan van subsidie-overeenkomsten en het verlenen van voorschotten.

Deze bepaling is gebaseerd op de Awb. De Abw schrijft voor dat, indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, tenminste eenmaal in de vijf jaar een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In de verordening wordt van de wettelijke termijn afgeweken en gekozen voor een vierjaarlijkse verslaglegging door burgemeester en wethouders aan de raad. Hierbij is aansluiting gezocht bij de zittingsduur van de raad. Vorm en inhoud van het verslag zijn vrij. Mogelijkheden zijn een apart verslag, een rapportage in de begrotingstoelichting, een beleidsnota. Deze bepaling past uitstekend in het nieuwe dualistisch bestuursconcept.

Artikel 4 Subsidieplafond

Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald maximum bedrag. Hierdoor wordt een open einde regeling voorkomen. Overschrijding van het budget is op zichzelf geen harde weigeringsgrond. Het enkele feit dat een begrotingspost is uitgeput is een onvoldoende reden voor een bestuursorgaan om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een subsidieplafond wordt dit probleem opgelost. Op basis van dit artikel kan de gemeenteraad jaarlijks subsidieplafonds vaststellen. Bij de vaststelling van deze subsidieplafonds wordt ook bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. De verdeling van de beschikbare subsidie wordt vastgelegd in de gemeentebegroting. Uiteraard dienen de subsidieplafonds tijdig, doch in ieder geval voor aanvang van het tijdvak waarvoor ze zijn vastgesteld, bekend gemaakt te worden.

Artikel 5 Algemeen

Het eerste lid geeft twee belangrijke algemene voorwaarden aan om voor subsidie in aanmerking te komen. Op de eerste plaats moeten de gesubsidieerde activiteiten passen in het gemeentelijk beleid. Zo zullen de te organiseren activiteiten in principe het directe belang van de gemeente en/of haar inwoners moeten dienen; hetgeen nader uitgewerkt kan worden in de subsidieregels. Op de tweede plaats moet de subsidie-ontvanger voldoen aan de regels die door de verordening worden gesteld.

Het tweede lid ziet er op toe dat subsidie-ontvangers niet discrimineren. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat een subsidie-ontvanger zijn activiteiten richt op bepaalde doelgroepen. Activiteiten moeten echter altijd gelijkelijk "toegankelijk" zijn voor alle inwoners van de gemeente.

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEAANVRAAG EN SUBSIDIEVERLENING

Artikel 6 Aanvraag voor een structurele subsidie

In artikel 6 worden regels gesteld over de aanvraag voor een structurele subsidie. Zo'n aanvraag dient uiterlijk 1 april voor de aanvang van het boekjaar te worden ingediend. Bij een aanvraag om een structurele subsidie moet een groot aantal bescheiden worden overgelegd. Het gaat hierbij enerzijds om gegevens die de aanvraag met argumenten onderbouwen en anderzijds om gegevens die burgemeester en wethouders nodig hebben om zich een goed beeld van de betrokken belangen te kunnen vormen. Burgemeester en wethouder kunnen ingevolge dit artikel besluiten dat bepaalde gegevens niet behoeven te worden overgelegd, maar kunnen ook om extra gegevens verzoeken.

Artikel 7 Aanvraag voor een incidentele subsidie

Aanvragen van incidentele subsidie dienen 8 weken vóór de aanvang van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd te zijn ingediend. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat van dit vereiste, vrijstelling wordt verleend. Ook hier moet de aanvrager bescheiden overleggen om burgemeester en wethouders een goed beeld over de aanvraag te geven.

Artikel 8 Niet tijdige en niet volledige aanvraag

Wanneer een aanvraag niet op tijd is ingediend kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag buiten behandeling laten. De aanvrager wordt hiervan zo snel mogelijk in kennis gesteld.

Indien een aanvraag onvolledig is, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag te completeren. Als de gegevens binnen de gevraagde termijn niet zijn verstrekt besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag buiten behandeling te laten. Overigens kan een dergelijk besluit niet vormvrij geschieden. Burgemeester en wethouders dienen hiertoe een besluit te nemen en dit binnen vier weken nadat de bovengenoemde termijn is verstreken kenbaar te maken aan de aanvrager Zijn deze vier weken verstreken zonder dat burgemeester en wethouders een besluit tot het niet behandelen hebben genomen, dan kan niet meer voor deze wijze van afdoening worden gekozen. Alsdan zal inhoudelijk op de aanvraag moeten worden gereageerd.

Artikel 9 De beschikking omtrent subsidieverlening

Om de subsidie-ontvanger duidelijkheid te verschaffen over de inhoud van de rechtsbetrekking moet de verleningsbeschikking de hoogte van de subsidie aangeven. Dit kan door een bedrag te noemen ofwel door aan te geven hoe dit bedrag bij de subsidievaststelling zal worden berekend.

Het noemen van een nominaal bedrag in euro's is mogelijk als het subsidiebedrag niet afhankelijk is van kosten van de gesubsidieerde activiteiten of van door de subsidie-ontvanger geleverde prestaties, dus bijvoorbeeld bij een niet kostendekkende aanmoedigingspremie.

Als de subsidieregeling uitgaat van een bedrag per tijdvak, mag worden volstaan met het noemen van dat bedrag in plaats van het totaalbedrag van de subsidie.

Als het subsidiebedrag wel afhankelijk is van de kosten van de activiteiten of van de door de subsidie-ontvanger geleverde prestaties, kan geen nominaal bedrag worden genoemd en moet daarom de berekeningswijze worden vermeld. Als uit de gesubsidieerde activiteiten voortvloeiende inkomsten van invloed zijn op het subsidiebedrag moet worden aangegeven dat en op welke wijze dit het geval is.

Als de beschikking tot subsidieverlening volstaat met het aangeven van de berekeningswijze van het subsidiebedrag, moet de subsidie in de beschikking wel aan een maximum worden gebonden. De wetgever vindt een systeem waarbij ongelimiteerd feitelijke kosten kunnen worden gedeclareerd namelijk ongewenst.

Uit lid 1c volgt dat meerjarige subsidies nooit voor onbepaalde tijd mogen worden verleend. Dit voorschrift bevordert een periodiek onderzoek naar de wenselijkheid van voortzetting van de subsidie. Als er beleidsvrijheid bestaat bij het al dan niet verlenen van subsidie zal dit onderzoek mede betrekking hebben op nut en noodzaak van de subsidie. Wanneer de subsidie-ontvanger echter een wettelijk recht heeft op subsidiëring zolang aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, zal het onderzoek uitsluitend betrekking kunnen hebben op de vraag of deze voorwaarden nog steeds vervuld zijn.

Na afloop van een drie jaar of langer durend subsidietijdvak kan een duursubsidie overigens niet zonder meer worden beëindigd. In artikel 26 en de daarbij behorende toelichting vindt u daarover meer informatie.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Dit artikel verschaft de subsidie-aanvrager duidelijkheid over de termijn waarbinnen burgemeester en wethouders een besluit nemen op een aanvraag voor een structurele resp. een incidentele subsidie.

Artikel 11 Begrotingsvoorbehoud

Dit artikel regelt het zogenaamde begrotingsvoorbehoud: subsidieverlening onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Het artikel kan worden gezien als een instrument om de beheersing van subsidie-uitgaven te bevorderen, dat zoveel mogelijk, maar niet volledig is omringd met waarborgen uit het oogpunt van rechtszekerheid.

Het begrotingsvoorbehoud is een oplossing voor het probleem dat het soms onvermijdelijk is om subsidies te verlenen ten laste van een nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting. Door een begrotingsvoorbehoud wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om op de verlening terug te komen voor zover dit redelijkerwijs noodzakelijk is.

Een begrotingsvoorbehoud is een aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarde.

Dit kan een opschortende of een ontbindende voorwaarde zijn. Bij een opschortende voorwaarde krijgt de subsidieverlening pas werking als de begroting is vastgesteld of goedgekeurd. Deze methode ligt voor de hand als er niet reeds voor de goedkeuring of vaststelling van de begroting voorschotten moeten worden betaald. Een ontbindende voorwaarde moet worden opgenomen indien wel al voorschotten moeten worden verleend. Omdat de verplichtingen van de subsidie-ontvanger dan onverkort moeten gelden, moet de beschikking tot subsidieverlening namelijk reeds door haar bekendmaking werking krijgen.

In verband met de rechtszekerheid moet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting door burgemeester en wethouders een beroep worden gedaan op het begrotingsvoorbehoud. Dit vereiste vloeit voort uit artikel 4:34 Awb.

Artikel 12 Weigering subsidieverlening

Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden om een subsidie-aanvraag te weigeren.

De weigeringsgrond in lid 1 is dwingend voorgeschreven. Als de subsidie-ontvanger (of aanvrager) zelf in de kosten van de activiteiten kan voorzien, wordt geen subsidie verstrekt. Ook wordt geen subsidie verstrekt als de activiteit niet in overwegende mate is gericht op de behartiging van belangen van inwoners van de gemeente Dongeradeel. Hiermede wordt onder andere gedoeld op algemene (veelal landelijk opererende) belangenverenigingen die een subsidieverzoek bij de gemeente indienen. Hoewel de activiteiten die deze belangenverenigingen ondernemen wellicht ook toegankelijk kunnen zijn voor inwoners uit de gemeente zijn de activiteiten van deze belangenverenigingen niet in overwegende mate of specifiek op de bewoners van Dongeradeel gericht. Naast de belangenbehartiging voor de inwoners van Dongeradeel zullen belangen van inwoners in een grotere regio worden behartigd. Derhalve bestaat er ook geen aanleiding in dergelijke gevallen subsidie te verlenen. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet dus duidelijk zijn dat gericht belangen van inwoners van de gemeente worden behartigd.

Lid 2 bevat deels weigeringsgronden waarin of met grote mate van waarschijnlijkheid vaststaat dat zich later een intrekkingsgrond zal voordoen en deels om weigeringsgronden (2 f en g) die refereren aan gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan en nog voor de beslissing op de aanvraag bekend worden.

Oogmerk van dit artikel is een doelmatig subsidiebeleid mogelijk te maken en misbruik van subsidiegelden tegen te gaan.

Dit artikel handelt niet over weigering op beleidsmatige gronden. Dat gebeurt op basis van de subsidieregels, waarin ook de inhoudelijke voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen nader worden bepaald.

Artikel 13 Uitvoeringsovereenkomsten

Dit artikel maakt het sluiten van een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst mogelijk. In lid 2 wordt een bijzondere vorm van de uitvoeringsovereenkomst geregeld, de zogenaamde afdwingovereenkomst. Deze overeenkomst verschaft de gemeente de mogelijkheid in rechte nakoming te vorderen van het verrichten van de gesubsidieerde activiteit.

In een uitvoeringsovereenkomst kunnen subsidie-gever en subsidie-ontvanger afspraken maken over de te leveren prestaties.

Een uitvoeringsovereenkomst moet geen doublure zijn van de beschikking. Essentiële elementen van de subsidieverhouding moeten in de beschikking staan, zoals een aanduiding van de activiteiten, eventuele verplichtingen, het subsidiebedrag of de berekeningswijze daarvan. Denkbaar is echter dat deze elementen in de beschikking in meer algemene zin worden aangeduid en in de overeenkomst verder worden uitgewerkt. Verder hangt de verdeling van de bepalingen over beschikking en overeenkomst mede af van de aard van de materie en het doel van de overeenkomst. Als een overeenkomst mede ten doel heeft de subsidie-ontvanger te verplichten om een project daadwerkelijk uit te voeren, zullen bepalingen over aard en inhoud van het project in de overeenkomst worden opgenomen. Bij subsidieverlening onder voorwaarde dat bepaalde activiteiten worden verricht, zal de precieze omschrijving van de activiteiten en de bijbehorende verplichtingen voor het grootste deel in de overeenkomst te vinden zijn.

De verhouding tussen beschikking en uitvoeringsovereenkomst is onder meer van belang omdat, naar de gangbare rechtsopvattingen, bij een geschil over de beschikking de bestuursrechter bevoegd is en bij een geschil over de uitvoeringsovereenkomst de burgerlijke rechter. Overigens is het niet toegestaan een uitvoeringsovereenkomst in plaats te laten komen van een beschikking.

De verplichting van de subsidie-ontvanger om mee te werken aan het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst mag worden opgenomen als voorwaarde in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 14 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In dit artikel zijn verplichtingen van de subsidie-ontvanger opgenomen. In lid 1 gaat het om inlichtingenverplichtingen die betrekking hebben op het niet (langer) uitvoeren van de activiteiten.

In het 2de lid zijn de verplichtingen van ontvangers van structurele subsidies opgenomen over informatie die de subsidie-ontvanger of subsidie-ontvangende organisatie betreffen. De opsomming van zaken waaromtrent informatie aan burgemeester en wethouders moet worden verstrekt is limitatief.

Lid 3 heeft betrekking op verplichtingen met het oog op de doelmatigheid en rechtmatigheid van het subsidiebeleid.

Het is subsidie-ontvangers in beginsel niet toegestaan schenkingen aan derden te doen. Subsidieverstrekking vindt plaats om door de subsidie-ontvanger verrichtte activiteiten mogelijk te maken. Voor zover een subsidie-ontvanger ook zonder subsidie of met minder subsidie deze activiteiten zou kunnen uitvoeren zou geen noodzaak tot subsidieverlening bestaan. Het doen van schenkingen door subsidie-ontvangers zou ertoe kunnen leiden dat deze (op de lange of korte termijn) zijn aangewezen op een hoger subsidiebedrag. Derhalve worden schenkingen in beginsel niet toegestaan (4de lid).

Lid 5 biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid aanvullende verplichtingen op te leggen.

Artikel 15 Reserves en voorzieningen

Dit artikel maakt de vorming van reserves of voorzieningen door de subsidie-ontvanger mogelijk. Aan de vorming van reserves of voorzieningen dient in beginsel een besluit van burgemeester en wethouders ten grondslag te liggen, dan wel een subsidieregel. Zonder een dergelijk besluit of subsidieregel is de vorming van reserves of voorzieningen derhalve niet toegestaan.

HOOFDSTUK 3 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van de hoofdregel dat de vaststelling geschiedt op aanvraag van de subsidie-ontvanger, in te dienen na afloop van de activiteit of het subsidietijdvak. Deze hoofdregel is bruikbaar voor de meeste subsidies die een jaarlijkse cyclus van verlening en vaststelling kennen.

Artikel 16 Algemeen

Dit artikel geeft de formele strekking van de subsidievaststelling aan.

Artikel 17 Termijn van aanvraag subsidievaststelling

Dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend. De termijn is in lid 2 voor structurele subsidies gesteld op de datum van 1 april na afloop van het jaar waarvoor de subsidie is verleend. In lid 2b is de termijn voor incidentele subsidies gesteld op 12 weken na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt. Met de keuze voor deze termijn in lid 2 wordt aangesloten bij de termijn die geldt voor de indiening voor een nieuwe aanvraag voor een jaarsubsidie. Dergelijke aanvragen dienen eveneens uiterlijk 1 april voor de aanvang van het subsidiejaar te worden ingediend. Door de termijn voor de indiening van een nieuwe aanvraag en die voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling in dezelfde periode te laten vallen, is het mogelijk bij de beoordeling van de aanvraag voor subsidieverlening rekening te houden met gegevens die bij de aanvraag tot subsidievaststelling over de voorgaande periode zijn bijgevoegd.

Artikel 18 De aanvraag tot subsidievaststelling

In artikel 18 wordt omschreven waaraan de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval moet voldoen.

In de aanvraag tot subsidievaststelling geeft de subsidie-ontvanger aan dat de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Hij legt tevens rekening en verantwoording af over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

De subsidie-ontvanger is op grond van lid 4 van dit artikel verplicht een inhoudelijk en financieel verslag op te stellen waarin zijn beschreven de inhoud en omvang van de activiteiten en tevens een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Daarbij gaat het dan niet om de doelstellingen die de subsidie-ontvanger zelf voor ogen staan, maar de doelstellingen die met het verstrekken van de subsidie door de gemeente zijn beoogd. Deze doelstelling zal over het algemeen duidelijk worden uit de beschikking tot subsidieverlening en indien aanwezig de uitvoeringsovereenkomst. De informatie die op deze wijze door de instellingen wordt verstrekt dienen burgemeester en wethouders in staat te stellen het verslag als bedoeld in artikel 3 lid 3 op te stellen.

Artikel 19 Beslistermijn

In dit artikel wordt bepaald dat burgemeester en wethouders binnen 13 weken na de indiening van de aanvraag tot vaststelling, de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vaststellen. Deze termijn is bindend. Er kan derhalve niet lichtzinnig van worden afgeweken. Afwijking van de termijn is slechts mogelijk indien de noodzakelijke gegevens voor de vaststelling ontbreken. In dat geval kan echter ook worden besloten tot ambtshalve vaststelling van de subsidie. Aangezien in dat geval niet aan de verplichtingen door de subsidie-ontvanger is voldaan, kan worden besloten de subsidie lager vast te stellen. Hierover kunnen subsidieregels worden opgesteld.

Artikel 20 De beschikking tot subsidievaststelling

Uit dit artikel volgt dat na een beschikking tot subsidieverlening in het normale geval, waarin de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden zoals voorzien en de subsidie-ontvanger aan zijn verplichtingen heeft voldaan, de subsidie overeenkomstig de verlening moet worden vastgesteld. Hiermee wordt de bij de subsidieverlening gegeven voorwaardelijke aanspraak omgezet in een onvoorwaardelijke aanspraak op betaling van het subsidiebedrag. De hoogte van het subsidiebedrag moet rechtstreeks worden bepaald aan de hand van het bedrag of de berekeningswijze, vermeld in de verleningsbeschikking. Dit betekent ook dat bij de vaststelling betaalde voorschotten buiten beschouwing moeten worden gelaten.

Lid 2 bevat de voornaamste sanctie op het niet-naleven van subsidieverplichtingen of het niet (volledig) verrichten van de subsidiabele activiteit: het lager vaststellen van de subsidie. De gronden waarop de subsidie lager kan worden vastgesteld, zijn vergelijkbaar met de weigeringsgronden van artikel 12.

Bij het bepalen van de omvang van de verlaging moet rekening worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel van 3:4 lid 2 Awb. Bij het niet voldoen aan de verplichtingen moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de verplichting en de gevolgen van de verlaging voor de subsidie-ontvanger. Daarbij zijn tevens de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de subsidie-ontvanger kan worden verweten van belang zijnde factoren.

De ingevolge artikel 9, 1e lid onder a in de verleningsbeschikking opgenomen omschrijving van de activiteiten of de latere uitwerking daarvan is bepalend voor de toetsing of die activiteiten zijn verricht. De subsidie kan op nihil worden vastgesteld indien de gesubsidieerde activiteit in het geheel niet is verricht. Ook als de activiteit nog wel gedeeltelijk is verricht, kan soms nihil-vaststelling plaatsvinden. Eén en ander kan nader worden geregeld in subsidieregels.

Bij niet naleving van verplichtingen kan de subsidie dus onder omstandigheden op nihil worden vastgesteld. Zelfs het niet voldoen aan een administratieve verplichting kan onder omstandigheden soms tot een nihil-vaststelling leiden. Ook hier speelt het evenredigheidsbeginsel een rol. Bij verstrekking van onjuiste inlichtingen door de subsidie-ontvanger is niet vereist dat de subsidie-ontvanger op de hoogte was van de onjuistheid van de gegevens of hiervan op de hoogte behoorde te zijn. Het is in ieder geval mogelijk de subsidie vast te stellen op het bedrag dat uit de juiste gegevens voortvloeit. Bij een kennelijk onjuiste subsidieverlening gaat het bijvoorbeeld om een typefout waardoor de subsidieverlening een factor 10 te hoog is. Eerdere contacten tussen de gemeente en de subsidie-ontvanger kunnen dan van belang zijn bij de vraag of de subsidie-ontvanger wist of behoorde te weten dat de subsidieverlening onjuist was.

Lid 3 moet in algemene zin waarborgen dat bij subsidieverlening op basis van werkelijk gemaakte kosten onredelijke kosten buiten beschouwing blijven.

Overigens dient de subsidie-ontvanger te worden gehoord alvorens de subsidie op grond van dit artikel lager wordt vastgesteld.

Artikel 21 Ambtshalve subsidievaststelling

Dit artikel geeft een limitatief bedoelde opsomming van drie gevallen waarin een subsidie zonder aanvraag van de subsidie-ontvanger kan worden vastgesteld. In het belang van de rechtszekerheid zijn deze gevallen uitdrukkelijk in de verordening vastgelegd.

Alvorens tot ambtshalve vaststelling wordt overgegaan nadat de termijn tot indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling is verstreken, dienen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger in de gelegenheid te stellen, binnen een redelijke termijn alsnog een aanvraag in te dienen. Als dan nog geen aanvraag volgt, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

De grond onder b stelt burgemeester en wethouders onder andere in staat om bij gedeeltelijke intrekking van subsidie het resterende bedrag vast te stellen en bij gehele intrekking van de vaststelling waaraan een verlening is voorafgegaan de subsidie op nihil vast te stellen. In deze gevallen kan immers niet worden verwacht dat de subsidie-ontvanger nog een aanvraag tot vaststelling indient.

De mogelijkheid onder c is opgenomen voor gevallen waarin geen behoefte bestaat aan een afzonderlijke aanvraag tot subsidievaststelling, omdat burgemeester en wethouders reeds over de benodigde gegevens beschikken. Dit kan zich voordoen indien tussentijds door de subsidie-ontvanger gegevens worden verstrekt. In het belang van de rechtszekerheid moet bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening de termijn worden aangegeven binnen welke de ambtshalve vaststelling geschiedt. In onze gemeente zal dit in de beschikking tot subsidieverlening worden aangegeven. Dit is met name van belang bij de meerjarensubsidies.

Artikel 22 Weigering subsidievaststelling

Dit artikel ziet op de situatie dat geen beschikking tot subsidieverlening is afgegeven en burgemeester en wethouders argumenten aanwezig achten subsidieverlening te weigeren. De gronden voor weigering tot subsidievaststelling worden ontleend aan artikel 12.

HOOFDSTUK 4 INTREKKING EN WIJZIGING SUBSIDIEVERLENING OF SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 23 Intrekking of wijziging subsidieverlening

Dit artikel regelt de intrekking of wijziging met terugwerkende kracht van de beschikking tot subsidieverlening, zolang de subsidie nog niet is vastgesteld. Het artikel bevat een limitatieve opsomming van zes intrekkings- en wijzigingsgronden. Het kan hier enerzijds gaan om een sanctie, anderzijds om herstel van onjuistheden die niet uitsluitend voor rekening van het bestuursorgaan behoren, te voorkomen.

Het artikel is samen met artikel 24 een aanvulling op de in artikel 20 lid 2 geboden mogelijkheid om de subsidie lager vast te stellen. Het heeft daardoor een beperkte functie. De toepassing is beperkt tot gevallen waarin het bestuursorgaan pas na de subsidieverlening maar nog voor de subsidievaststelling onregelmatigheden constateert. De waarde van het artikel is dat dan niet tot de subsidievaststelling behoeft te worden gewacht om in te kunnen grijpen. Op basis van dit artikel kan de subsidieverlening dan worden ingetrokken, waarna op grond van artikel 21 zo nodig de subsidieverlening ambtshalve kan worden vastgesteld.

Hoofdregel is intrekking of wijziging met terugwerkende kracht. Met name bij subsidies voor voortdurende activiteiten eist de redelijkheid soms echter dat de intrekking niet verder terugwerkt dan tot op het moment waarop de activiteiten zijn beëindigd of het moment waarop in strijd met de verplichtingen is gehandeld. In die gevallen moet dus gebruik worden gemaakt van de in lid 2 geboden mogelijkheid om in de intrekkings- of wijzigingsbeschikking de terugwerkende kracht te beperken.

Artikel 24 Intrekking of wijziging subsidievaststelling

Dit artikel regelt de intrekking of wijziging met terugwerkende kracht van de beschikking tot subsidievaststelling. Het artikel bevat een limitatieve opsomming van drie intrekkings- en wijzigingsgronden. Evenals bij de intrekking van een subsidieverlening op grond van artikel 23 kan het hier enerzijds gaan om een sanctie, anderzijds om herstel van onjuistheden die niet uitsluitend voor rekening van het bestuursorgaan behoren te komen. Omdat de subsidievaststelling een definitieve aanspraak op financiële middelen vestigt, is zij in beperktere mate intrekbaar dan de subsidieverlening. De gronden staan limitatief opgesomd in het 1e lid.

Ten aanzien van nieuwe feiten wordt opgemerkt dat deze zich niet per sé pas na de subsidievaststelling hoeven te hebben voorgedaan. Vereist is dat burgemeester en wethouders bij de vaststelling van de subsidie niet op de hoogte waren van de nieuwe feiten of hiervan op de hoogte konden zijn.

Niet-naleving van subsidieverplichtingen heeft ook betrekking op subsidieverplichtingen die ook na de vaststelling voortduren.

Artikel 25 Intrekking of wijziging lopende subsidieverlening

Dit artikel geeft een regeling voor het geval dat burgemeester en wethouders tijdens het subsidietijdvak voor de toekomst de subsidieverlening wil opzeggen, het subsidiebedrag wil verlagen of een wijziging wil aanbrengen in de subsidieverplichtingen. Aangezien tussentijdse intrekking of wijziging een inbreuk is op het vertrouwensbeginsel stelt dit artikel hieraan vrij strenge eisen.

Het 1e lid noemt twee gronden voor intrekking of wijziging van een lopende subsidieverlening ex-nunc, namelijk onjuistheid van de subsidieverlening en wijziging van inzichten en omstandigheden.

Het 2de lid verplicht burgemeester en wethouders onder omstandigheden tot schadevergoeding. Altijd moeten burgemeester en wethouders een redelijke termijn in acht nemen alvorens tot intrekking of wijziging over te gaan. Dit lid is vooral van belang voor meerjarige subsidieverleningen. Als jaarlijkse subsidieverlening plaatsvindt, ligt tussentijdse intrekking of wijziging meestal minder voor de hand en komt weigering van de nieuwe subsidie overeenkomstig artikel 26 het meest in aanmerking.

De lengte van de redelijke termijn hangt af van de aard van de subsidie en de gesubsidieerde activiteiten. De memorie van toelichting bij de Algemene wet bestuursrecht noemt enkele relevante factoren.

De subsidie-ontvanger moet tijd worden gegund om rechtmatige verplichtingen jegens derden op zorgvuldige wijze af te wikkelen. Voorbeeld: bij noodzakelijk ontslag van personeel als gevolg van de intrekking van subsidie moet de subsidie-ontvanger ten minste in staat worden gesteld de voorgeschreven opzegtermijnen in acht te nemen. Naarmate de intrekking of wijziging sterker ingrijpt in de financiële situatie van de subsidie-ontvanger, moet deze meer tijd krijgen om zich op de nieuwe situatie in te stellen. Bij algehele intrekking moet meestal een langere termijn in acht worden genomen, dan bij relatief geringe verlaging van het subsidiebedrag.

Soms is een korte termijn aanvaardbaar als burgemeester en wethouders bereid zijn de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden of voor hun rekening te nemen, bijvoorbeeld door nog lopende verplichtingen over te nemen.

Op grond van onjuiste subsidieverlening behoeft een ten onrechte verleende subsidie niet te worden voortgezet. De intrekking zonder terugwerkende kracht is bedoeld voor die gevallen waarin de subsidie-ontvanger de onjuistheid niet kende of behoorde te kennen. Is dat wel het geval, dan is intrekking met terugwerkende kracht mogelijk.

Veranderde inzichten of gewijzigde omstandigheden moeten zich in overwegende mate verzetten tegen voortzetting of ongewijzigde voorzetting van de subsidie. Deze formulering geeft aan dat er zwaarwegende redenen moeten zijn voor intrekking. Het enkele feit dat het bestuur van gedachten is veranderd, is onvoldoende. Vereist zijn hetzij onvoorziene omstandigheden die een zwaarwegend belang opleveren, hetzij een beleidswijziging waarvoor zwaarwegende redenen bestaan.

Artikel 26 Weigering subsidie voor een nieuw tijdvak

Artikel 26 geeft regels voor het geval dat burgemeester en wethouders na afloop van het subsidietijdvak de subsidie wegens veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten willen stopzetten of verminderen. Het gaat in dit geval om het al dan niet geven van een nieuwe beschikking voor een aansluitende periode. Daarom spreekt het artikel niet over intrekking of wijziging, maar over weigering. Een dergelijke beëindiging of wijziging van de subsidieverhouding is een inbreuk op het vertrouwensbeginsel, maar deze is minder zwaar dan tussentijdse intrekking of wijziging van de subsidieverlening volgens artikel 25. Daarom eist artikel 26 wel dat burgemeester en wethouders net als in artikel 25 een redelijke termijn in acht nemen, maar is verder anders dan in artikel 25, de enkele verandering van omstandigheden of beleidswijziging voldoende grond voor beëindiging. Het artikel biedt dus slechts een procedurele bescherming.

Het artikel is belangrijk voor instellingen ten aanzien waarvan gedurende meerdere jaren een jaarlijkse subsidieverlening plaats vindt. Bij meerjarige subsidieverlening heeft de instelling een sterkere positie omdat het artikel pas na afloop van het subsidietijdvak kan worden toegepast. Wel is dan tussentijdse intrekking of wijziging volgens artikel 25 mogelijk, maar daarvoor gelden zwaardere eisen.

Het artikel beschermt alleen subsidie-ontvangers aan wie tenminste drie jaar achtereen subsidie is verstrekt. Beneden die grens acht de wetgever nog geen beschermingswaardig vertrouwen op voortzetting van de subsidie aanwezig (MvT, TK 23 700, nr. 3, p.80). Dit moet de overheid aanzetten tot periodieke heroverweging van opportuniteit en doelmatigheid van de subsidiëring.

Uit het oogpunt van rechtszekerheid is ervoor gekozen om deze op zichzelf arbitraire termijn in de wet vast te leggen. In de verordening kan van deze termijn niet worden afgeweken en is deze dan ook overgenomen.

Het artikel is alleen toepasbaar op subsidiëring van voortdurende activiteiten. Bij subsidiëring van activiteiten die naar hun aard tijdelijk zijn, komt toepassing van het artikel niet aan de orde, omdat er in dat geval geen gerechtvaardigd vertrouwen op voortzetting van de subsidiëring kan bestaan.

Met betrekking tot het begrip redelijke termijn zijn dezelfde factoren van belang als bij intrekking of wijziging van een lopende subsidieverlening. De inachtneming van een redelijke termijn betekent dat er tijdig een bekendmaking van het voornemen tot weigering moet plaatsvinden: een aankondiging dat subsidie zal worden geweigerd. De aankondiging moet niet alleen tijdig plaatsvinden, maar ook voldoende duidelijk zijn.

Het is van belang hierbij de procedure goed in de gaten te houden. Als de beslissing op een subsidie-aanvraag voor een volgend tijdvak tijdig voor de aanvang van dat tijdvak zal worden genomen, kan de aankondiging samenvallen met de weigering zelf, die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Tijdig is natuurlijk een ruim begrip, maar moet hier ook als een ruime tijdspanne worden opgevat. Gedacht moet worden aan een periode van 6 tot 12 maanden. In de praktijk zal deze periode niet snel worden gehaald. Dan is de aankondiging dat subsidie wordt geweigerd dus absoluut een vereiste en dit is ook een zelfstandige, voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. Daarbij zal het dan wel zo zijn dat tegen een latere weigeringsbeschikking, waarin de aangekondigde weigering daadwerkelijk wordt geëffectueerd, geen bezwaar en beroep meer kan worden ingesteld. Een dergelijke dubbele rechtsbescherming past niet in het systeem van het bestuursrecht. Overigens is het aanbevelenswaardig de instelling hier bij de aankondiging tot weigering nadrukkelijk op te wijzen.

HOOFDSTUK 5 BETALING VOORSCHOTTEN EN TERUGVORDERING

Artikel 27 Betaling subsidiebedrag

Dit artikel verplicht burgemeester en wethouders tot betaalbaarstelling van het vastgestelde subsidiebedrag. Voorts geeft het artikel een hoofdregel voor de lengte van de betalingstermijn, met de mogelijkheid voor uitzonderingen.

Lid 1 verplicht burgemeester en wethouders om het bij de subsidievaststelling vastgestelde bedrag betaalbaar te stellen, onder aftrek van betaalde voorschotten. Het betreft de uitbetaling van het subsidiebedrag dat op basis van artikel 20 of 21 is vastgesteld. Als het bedrag van de betaalde voorschotten het vastgestelde subsidiebedrag te boven gaat, kan het saldo als onverschuldigde betaling door het bestuursorgaan worden teruggevorderd. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van 5 jaar (artikel 4:57 Awb).

Artikel 28 Voorschotten

Dit artikel geeft regels over de bevoegdheid tot het verlenen van voorschotten. Met de verlening van voorschotten wordt vooruit gelopen op de betaalbaarstelling van het subsidiebedrag zelf. Voor de praktijk is voorschotverlening van groot belang, omdat de gesubsidieerde activiteit veelal niet kan worden verricht als niet vooraf gelden ter beschikking zijn gesteld.

Het 1e lid beperkt de bevoegdheid tot voorschotverlening tot gevallen waarin dit bij de subsidieverlening is bepaald.

Artikel 29 Opschorting betalingsverplichting

Dit artikel geeft een beperkte mogelijkheid om betaalbaarstelling van subsidie of voorschotten stop te zetten als intrekking of wijziging van de subsidie met toepassing van artikel 23 of 24 wordt overwogen. Aan deze voorgenomen intrekking of wijziging ligt veelal een aan de subsidie-ontvanger toe te rekenen handeling ten grondslag, waardoor het wenselijk kan zijn dat de subsidie onmiddellijk kan worden stopgezet, vooruitlopend op de intrekkings- of wijzigingsbeschikking. Hierdoor wordt voorkomen dat de subsidie later moet worden teruggevorderd of zelfs niet meer kan worden teruggevorderd. De opschortingsbevoegdheid is overigens niet beperkt tot gevallen waarin de subsidie-ontvanger een verwijt kan worden gemaakt. Ook voorgenomen intrekking wegens het inroepen van een begrotingsvoorbehoud valt onder het bereik van het artikel. Omdat het om een ingrijpende bevoegdheid gaat vereist het artikel een ernstig vermoeden dat er grond is voor intrekking of wijziging. Om dezelfde reden kunnen de betalingen niet onbeperkt worden opgeschort, maar maximaal 13 weken. Daarna herleeft de betalingsverplichting. De opschortingsverplichting is dus een tijdelijke maatregel. Binnen 13 weken moet er definitief beslist zijn over de intrekking of wijziging.

Artikel 30 Onverschuldigde betaling

Dit artikel geeft aan dat onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, met dien verstande dat uit een oogpunt van rechtszekerheid een verjaringstermijn geldt van vijf jaar. Het betreft een in de Awb bepaalde termijn (artikel 4:57 Awb).

Terugvordering is niet meer mogelijk als vijf jaren zijn verstrekten sinds de vaststelling van de subsidie dan wel sinds het tijdstip waarop de subsidie-ontvanger een verplichting niet is gaan naleven.

Het gestelde in dit artikel belet niet om in plaats van het terugvorderen van onverschuldigd betaalde subsidies of voorschotten deze te verrekenen met subsidies of voorschotten voor een volgend tijdvak.

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 31 Onduidelijkheden in de verordening

Dit artikel geeft burgemeester en wethouder de bevoegdheid regels te treffen voor gevallen waarin de verordening niet voorziet.

Artikel 32 Overgangsbepalingen

Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van de verordening zijn verleend, zijn de bepalingen van de subsidieregelingen op grond waarvan die subsidie is verleend, van toepassing. Op aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de verordening wordt beslist op grond van de voor dat tijdstip geldende regels.

Artikel 33 Ontheffing wegens bijzondere omstandigheden

Artikel 33 bevat een hardheidsclausule. Burgemeester en wethouders kunnen bij bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening of de strikte toepassing hiervan.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Dit artikel bepaalt de datum waarop de verordening in werking treedt. De datum is bepaald op 1 januari.2006. Op deze datum wordt de oude subsidieregeling waarvoor deze subsidieverordening in de plaats treedt, ingetrokken.

Dit betekent dat subsidieverlening overeenkomstig deze verordening eerst plaats vindt ten behoeve van het subsidiejaar 2006

Artikel 35 Citeertitel

Artikel 35 geeft de officiële benaming van de verordening aan.