Regeling vervallen per 07-11-2018

Gemeentelijke verordening Waddenzeegebied

Geldend van 01-07-1992 t/m 06-11-2018

Intitulé

Gemeentelijke verordening Waddenzeegebied

De raad der gemeente Dongeradeel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 mei 1999, no. 87/'91;

gelezen de brieven van de Vereniging van Waddenzeegemeenten van 15 maart 1991 en 22 april 1991, alsmede de brief van de Vereniging Wadvaarders van 9 april 1991;

overwegende dat het gewenst is voor het waddengedeelte van het gemeentelijk grondgebied een verordening vast te stellen;

dat de reactie van de vereniging wadvaarders vooralsnog geen aanleiding geeft om tot wijziging van de ontwerpverordening over te gaan;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende:

Gemeentelijke verordening waddenzeegebied

Artikel 1 Begripsomschrijving

a.Waddenzee

het gebied, behorende bij de Waddenzee, Dollard en Eems, een en ander zoals is aangegeven op de bijdeze verordening behorende en zodanig gewaarmerkte kaart en daarop aangeduid als zone A.

b.Noordzee

het gebied, behorende tot de Noordzee met dedaarbij behorende buitendelta's een en ander zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart en aangeduid als zone B.

c.schip

elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water.

d.motorschip

een schip dat gebruik maakt van zijn mechanische middelen tot voortbeweging, met uitzondering van een schip waarvan de motor slechts wordt gebruikt voor het zich verplaatsen over een kleine afstand of ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd.

e.schipper

degene die een schip of een samenstel voert dan wel degene die de leiding heeft over een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting.

f.droogvallen van schepen

het doen of laten liggen van een schip anders dan op een daartoe bij bestemmingsplan of door burgemeester en wethouders, aangewezen ankerplaats, jachthaven of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander schip.

g.ligplaats innemen

het afmeren anders dan aan een daartoe bestemde inrichting en het vervolgens doen of laten liggen van een schip.

h.vliegtuig

een luchtvaartuig, zwaarder dan lucht en voorzien van een voortstuwings-inrichting.

i.platen

onder platen worden verstaan die gedeelten van Waddenzee, Eems, Dollard en Noordzee, die bij gemiddeld laag water geheel of grotendeels droog vallen.

Artikel 2 Droogvallen c.q. ligplaats innemen van schepen

  • 1. Het is de schipper van een schip verboden daarmee droog te vallen of ligplaats in te nemen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor:

    • a.

      een daartoe bij bestemmingsplan of door burgemeester en wethouders aangewezen ankerplaats, jachthaven of een voor dit doel aangebrachte voorziening.

    • b.

      een gebied van 200 meter ter weerszijden van de betonde en beprikte vaargeulen.

Artikel 3 Snelvaren met motorschepen

  • 1. Het is de schipper van een motorschip verboden om daarmee sneller te varen dan 15 km per uur.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing voor de betonde vaargeulen.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kunnen burgemeester en wethouders voor zones gelegen in de onmiddellijke nabijheid van jachthavens en/of aanlegplaatsen, het snelvaren van motorschepen onder het stellen van voorwaarden, toestaan.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bij de aanwijzing als bedoeld in het vorige lid nadere eisen stellen ten aanzien van dagen en tijden.

Artikel 4 Afstand van schepen tot kwetsbare gebieden

  • 1. Het is de schipper van een schip, behoudens het bepaalde in artikel 2, lid 2b, verboden zich daarmee te bevinden op een afstand van minder dan 250 meter vanaf de op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart aangegeven:

    • a.

      hoogwatervluchtplaatsen;

    • b.

      broedgebieden;

    • c.

      fourageergebieden en

    • d.

      zeehondenligplaatsen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in lid 1 vermelde gewaarmerkte kaart jaarlijks aan te passen.

  • 3. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing ingeval de schipper zich bevindt in een betonde of beprikte vaargeul die is gelegen binnen een afstand van 250 meter van de aangegeven gebieden.

Artikel 5 Vliegbewegingen

  • 1. Het vliegen met sportvliegtuigen, reclamevliegtuigen, ultra lichte vliegtuigen, zweefvliegtuigen, helicopters, luchtballonnen en delta's is verboden.

  • 2. Het verbod in lid 1 is eveneens van toepassing voor radiografisch bestuurde vliegtuigen en daarmee gelijk te stellen toestellen.

  • 3. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing voor vliegtuigen en helicopters die hoger vliegen dan 300 meter vanaf de grond.

Artikel 6 Maatregelen ter bescherming van de natuurlijke waarden

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze los te laten lopen.

  • 2. Het is verboden om vuilnis en afvalstoffen in het gebied weg te werpen, te brengen of achter te laten.

  • 3. Het is verboden om, met al dan niet gemotoriseerde voertuigen over platen te rijden.

  • 4. Het is verboden om verf af te steken van in het gebied aanwezige schepen.

Artikel 7 Steken van pieren

Het is verboden om, in door burgemeester en wethouders aangewezen gebieden, met dehand pieren te steken.

Artikel 8 Houden van evenementen, rondvaarten en excursies

  • 1. Het houden van excursies, rondvaarten, wedstrijden of evenementen, buiten de betonde en beprikte vaargeulen is verboden.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing voor georganiseerde wadlooptochten, waarvoor op grond van de provinciale wadloopverordening een vergunning is verleend.

  • 3. De burgemeester is bevoegd om ontheffing te verlenen van het in lid 1 gestelde verbod en daaraan voorwaarden te verbinden.

  • 4. De burgemeester is bevoegd om aan de ontheffingen, vermeld in het vorige lid, nadere eisen te stellen.

Artikel 9 Tijdelijk afsluiten van gebieden

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, in het belang van de bescherming van de natuurlijke waarden van het gebied, over te gaan tot tijdelijke afsluiting van kwetsbare gebieden.

  • 2. De burgemeester maakt een besluit tot tijdelijke afsluiting op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 3. Door het plaatsen van daartoe bestemde borden, boeien of tonnen wordt het afgesloten gebied gemarkeerd.

  • 4. Het is verboden om zich in het gebied te bevinden dat krachtens het bepaalde in het eerste lid is afgesloten.

Artikel 10 Voorschriften voor de Noordzee en de buitendelta's, zone B

Voor het gebied, behorende tot de Noordzee en de buitendelta's, vallende onder de zone B, zijn de artikelen 2, 3, 4, 5, 6 lid 1, 7 en 8 niet van toepassing.

Artikel 11 Ontheffingen

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de verboden genoemd in de artikelen:

    • a.

      2, lid l;

    • b.

      3, lid l;

    • c.

      4, lid l;

    • d.

      5, lid 1 en 2;

    • e.

      6, lid 1 en 3.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan een besluit tot verlening van een ontheffing nadere voorwaarden verbinden.

  • 3. De ontheffing wordt geacht te zijn verleend voor:

    • a.

      de instanties die zijn belast met de uitvoering van de voor het Waddenzeegebied vastgestelde beheersplannen;

    • b.

      de ambtenaren die, ingevolge artikel 15 van deze verordening, zijn belast met het toezicht op en de naleving van de verordening.

Artikel 12 Hoorbepaling

  • 1. Alvorens de ontheffing bedoeld in artikel 11 te verlenen, wordt de Direkteur Landbouw, Natuur en Openluchtrekreatie in de provincie gehoord.

  • 2. De in lid gestelde verplichting geldt eveneens ten aanzien van de gebieden genoemd in de artikelen 7 en 9 van de verordening.

Artikel 13 Relatie met de Natuurbeschermingswet

Het gestelde in deze verordening is niet van toepassing ten aanzien van die gebieden, die krachtens artikel 17 van deNatuurbeschermingswet zijn afgesloten.

Artikel 14 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 2 lid 1, artikel 3 lid 1, artikel 4 lid 1, artikel 5 lid 1 en 2, artikel 6 lid 1, 2, 3 en 4, artikel 7, artikel 8 lid 1 en artikel 9 lid 4 van deze verordening wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 15 Zorg voor de naleving van de verordening

  • 1. Met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren.

  • 2. Ten aanzien van de zorg voor de naleving van deze verordening is artikel 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Toegang tot terreinen en wateren in verband met toepassing van bestuursdwang

Om aan een besluit tot toepassing van bestuursdwang toepassing te kunnen geven, kunnen terreinen en wateren tegen de wil van derechthebbende worden betreden en kan het orgaan dat bestuursdwang toepast, aan met name aangewezen personen machtiging verlenen tot het binnentreden in een vaar- of voertuig tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 17 Vorm en karakter van de ontheffing

  • 1. Een op grond van deze verordening gegeven ontheffing is slechts van kracht indien deze schriftelijk is gegeven.

  • 2. De in het eerste lid vermelde ontheffing is persoonsgebonden tenzij in de ontheffing anders is bepaald.

Artikel 18 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een op grond van deze verordening verleende ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen na te komen.

Artikel 19 Intrekking of wijziging van de ontheffing

  • 1. De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is vereist;

    • c.

      indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.

  • 2. a. Een besluit tot intrekking of wijziging van een ontheffing is met redenen omkleed.

    b.Dit besluit wordt niet genomen dan nadat de houder van de ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.

  • 3. Het gestelde in het tweede lid sub a en b, blijft buiten toepassing in spoedeisende gevallen.

Artikel 20 Inzage ontheffing

De houder van een ontheffing is verplicht deze bij zich te hebben en op eerste vordering van een ambtenaar, belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, deze terstond ter inzage aan hem af te geven.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 1992.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de 'Gemeentelijke Verordening Waddenzeegebied'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Dongeradeel van 30 mei 1991
secretaris
voorzitter

Toelichting

Artikel 2

Dit artikel bevat een verbod tot het droogvallen van vaartuigen c.q. het ligplaats innemen op het wad. Jachthavens en andere aanleginrichtingen vallen hier niet onder. Tevens wordt een uitzondering gemaakt voor een gebied van 200 meter ter weerszijden van betonde en beprikte vaargeulen, omdat het effect van het droogvallen op deze plaatsen zeer beperkt is. Vaargeulen die binnen deze norm vallen, maar wel droogvallen in een natuurmonument worden niet geacht te verstoren. Derhalve is er geen afstemmingsprobleem met de Natuurbeschermings-wet. Buiten de artikel 17-gebieden is het droogvallen eveneens niet toegestaan in die gebieden die door burgemeester en wethouders zijn aangewezen op grond van artikel 9 van deze verordening. Volgens de vastgestelde bestemmingsplannen voor het Waddengebied van de eilandgemeenten en de gemeente Wieringen is het ankeren en droogvallen van vaartuigen langer dan 48 aaneengesloten uren niet toegestaan, tenzij men beschikt over een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet.

Artikel 3

Het snel varen met motorschepen is uitsluitend toegestaan in betonde vaargeulen, de Noordzee en de buitendelta's. Daarbuiten mag de maximale snelheid van mechanisch voortbewogen vaartuigen niet meer bedragen dan 15 km per uur.

Het derde lid van dit artikel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het snelvaren eveneens is toegestaan. Op deze wijze kan deze activiteit naar plaats en tijd worden geregeld. Gedacht kan worden aan plaatsen nabij de jachthaven en ankerplaatsen (bijvoorbeeld twee uur voor tot twee uur na hoog water). Wel dient daarbij nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de belangen van rustige vormen van recreatie.

Artikel 4

Schepen met weinig diepgang zoals surfplanken en kano's kunnen door hun geringe diepgang doordringen in kwetsbare gebieden. Teneinde verstoring van gevoelige plaatsen te vermijden is een minimumafstand voorgeschreven ten opzichte van hoogwatervluchtplaatsen, broedgebieden, fourageergebieden en zeehonden-ligplaatsen. Deze gebieden zullen worden aangegeven op een bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart. Het verbod is niet van toepassing op de zogenaamde artikel 17-gebieden alsmede de gebieden die door burgemeester en wethouders krachtens artikel 9 van de verordening zijn aangewezen, omdat deze gebieden voor alle activiteiten zijn afgesloten. Het tweede lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de kaart, bij veranderingen, jaarlijks aan te passen. Hierdoor is voor iedere wijziging niet een afzonderlijk raadsbesluit noodzakelijk.

Het derde lid geeft een uitzondering aan voor geulen die binnen de genoemde afstand van 250 meter liggen.

Artikel 5

Dit artikel bevat voorschriften ter zake van vliegbewegingen in het Waddengebied. Omdat aan de Waddenverordening een ander motief ten grondslag ligt dan de Luchtvaartwet, wordt deze regeling bestaanbaar geacht naast een toekomstige wijziging van de Luchtvaartwet.

Artikel 6

Dit artikel bevat een viertal voorschriften ter bescherming van de natuurlijke waarden. Overwogen is om hierin ook voorschriften op te nemen inzake het produceren van al of niet door mechanische installaties voortgebracht lawaai. Voor het regelen van deze problematiek wordt de provinciale stilteverordening het meest aangewezen instrument geacht, zodat een regeling in deze verordening overbodig wordt geacht.

Artikel 7

Het met de hand steken van pieren vindt voornamelijk plaats in de buurt van aanlegdammen en de zeedijk. Hierdoor vindt nauwelijks verstoring plaats. Het kan echter ook voorkomen dat men met een boot pierenstekers afzet op een afgelegen plaat om daar te gaan steken. Juist op deze platen hebben fouragerende vogels vaak de meeste rust. Binnen de staatsnatuurmonumenten is verstoring niet toegestaan. Mocht het pierensteken, buiten de staatsmonumenten, tot onaanvaardbare verstoring leiden dan hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen waar het steken van pieren niet is toegestaan. Het machinaal winnen van pieren is verboden via de voorschriften van de bestemmingsplannen voor het Waddengebied.

Artikel 8

Het houden van evenementen, tochten, rondvaarten en excursies buiten de betonde en beprikte vaargeulen is aan een ontheffing van de burgemeester gebonden. Het is niet ondenkbaar dat men buiten de vaargeulen in meer kwetsbare gebieden komt.

In de ontheffing kunnen voorwaarden worden opgenomen die rekening houden met de gevoeligheid van deze gebieden. Zo kunnen bijvoorbeeld voorwaarden worden opgenomen omtrent de plaats, de tijd, de route alsmede de omvang van de evenementen.

Artikel 9

Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om kwetsbare gebieden tijdelijk af te sluiten. Deze bevoegdheid zal uitsluitend worden gehanteerd voor die gebieden die buiten de beschermde en staatsnatuurmonumenten zijn gelegen. Binnen de laatstgenoemde gebieden is immers het rijk het daartoe bevoegde gezag. Dit voorschrift kan gehanteerd worden bij zeehondenligplaatsen die in de buitendelta's zijn gelegen. Vooral in de periode waarin jonge zeehonden worden gezoogd is het van belang om verstoring te vermijden. Door tijdelijke afsluiting van kwetsbare gebieden kan extra bescherming worden geboden. leder jaar zal worden nagegaan welke gebieden hiervoor in aanmerking komen. Het Coördinatiecollege Waddengebied zal omtrent de aanwijzing van deze gebieden jaarlijks worden geïnformeerd.

Artikel 10

In dit artikel is een aantal bepalingen niet van toepassing verklaard voor de Noordzee. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij deze voorschriften.

Artikel 11

Soms zal de behoefte bestaan om in een aantal gevallen ontheffing te verlenen van de in deze verordening gestelde verboden. Via dit voorschrift kan de gewenste ontheffing worden verleend. Het dient dan wel te gaan om vrij incidentele gevallen (bijvoorbeeld onderzoek) die de uitgangspunten van de regeling niet ondermijnen. Van geval tot geval zullen verzoeken om ontheffing worden beoordeeld en getoetst aan de uitgangspunten.

In het derde lid wordt aangegeven dat een algemene ontheffing is verleend ten aanzien van de instanties die zijn belast met de uitvoering van de beheersplannen. Het betreft hier de plannen die door de beheerders en het Coördinatiecollege Waddengebied zijn vastgesteld.

Artikel 12

De hoorverplichting van de Direkteur L.N.O. in de provincie is geïntroduceerd ten einde een koppeling te bewerkstelligen met het beleid in de beschermende en staatsnatuurmonumenten. Uit een oogpunt van doelmatigheid is het wenselijk om afspraken te maken met betrekking tot de termijn waarbinnen aan de hoorbepaling wordt voldaan.

Ook is het denkbaar om afspraken te maken waarbij op voorhand een positief advies wordt gegeven op met name genoemde activiteiten.

Artikel 13

Dit voorschrift regelt de relatie met de Natuurbeschermingswet voor die gebieden die gedurende het gehele jaar of een deel daarvan op grond van artikel 17 van deNatuurbeschermingswet zijn afgesloten.

De verordening treedt daar terug en heeft derhalve voor die gebieden geen aanvullende werking.

Artikel 14

Dit voorschrift regelt de strafbepaling.

De artikelen 15 en 16 geven een aantal gebruikelijke voorschriften voor gemeentelijke verordeningen. Hetzelfde geldt voor de artikelen 17 tot en met 20 waarin een aantal administratieve bepalingen is vermeld. Als datum van ingang van de verordening is nog geen konkrete datum vermeld.

De betreffende gemeenten zullen ernaar streven dat de verordening op hetzelfde tijdstip in werking kan treden voor het gehele gebied. Als citeertitel voor de verordening zal worden aangehouden 'Gemeentelijke verordening Waddenzeegebied'.