Regeling vervallen per 30-12-2010

Monumentenverordening

Geldend van 01-04-2009 t/m 29-12-2010

Intitulé

Monumentenverordening

GEMEENTEBESTUUR

Nr. 3890

HOOFDSTUK l ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

1.

Monumenten:

a). alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

b). terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a).

2.

Gemeentelijke monumentenlijst:

de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten.

3.

Beschermde gemeentelijke monumenten:

onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst.

4.

Beschermde rijksmonumenten:

onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

5.

Kerkelijke monumenten:

onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

6.

Welstands- en monumentencommissie:

de door de raad ingestelde commissie, die mede als taak heeft burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988 en deze verordening.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2. BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1. De samenstelling van de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een gemeentelijke monumentenlijst samen.

    Deze lijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding en tenaamstelling en een beschrijving van het monument waarbij zonodig de onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.

    Zij kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, onroerende monumenten aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2. Op de voorbereiding van de aanwijzing is de in afdeling 3:4 Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing,

  • 3. Burgemeester en wethouders brengen het verzoek of ontwerp van de ambtshalve te nemen beschikking terstond ter kennis van de welstands- en monumentencommissie.

  • 4. Binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek als bedoeld in het eerste lid of – bij een ambtshalve te nemen beschikking – na de datum van de brief waarmee de eigenaar van het betreffende object over de voorgenomen aanwijzing is geïnformeerd, adviseert de welstands- en monumentencommissie aan burgemeester en wethouders.

  • 5. In spoedeisende gevallen kunnen burgemeester en wethouders van de in dit artikel opgenomen voorbereidingsprocedure afwijken, uitgezonderd het in het zevende lid geregelde overleg.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. De in dit artikel geregelde voorbereidingsprocedure bij aanwijzing is ook op de wijziging van de gemeentelijke monumentenlijst van toepassing. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van deze voorbereidingsprocedure achterwege.

  • 7. Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beschikking ingevolge dit artikel dan na overleg met de eigenaar.

  • 8. Burgemeester en wethouders geven binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de welstands- en monumentencommissie, doch in ieder geval binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek als bedoeld in het eerste lid of - bij een ambtshalve te nemen beschikking – na de datum van de brief waarmee de eigenaar van het betreffende object over de voorgenomen aanwijzing is geïnformeerd, een beschikking over de aanwijzing.

    De beschikking wordt bekendgemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale leggers bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers, en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van de beschikking mededeling gedaan aan de gebruiker van het onroerend monument en aan degenen die bij de voorbereiding van de beschikking hun zienswijze naar voren hebben gebracht.

    Bij overschrijding van de in dit lid genoemde termijnen worden burgemeester en wethouders geacht niet tot aanwijzing te hebben besloten.

  • 9. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een Monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland, worden door burgemeester en wethouders niet als gemeentelijk monument aangewezen.

  • 10. Monumenten die na aanwijzing als gemeentelijk monument worden ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden geacht van de gemeentelijke monumentenlijst te zijn afgevoerd.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij de Dienst Stadsontwikkeling voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging, afbraak of verwijdering van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 5

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a)

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b)

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 6

  • 1. Bij de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5 worden de door burgemeester en wethouders verlangde gegevens overgelegd.

  • 2. Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste lid alsmede aan de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.

  • 3. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, leggen burgemeester en wethouders de aanvraag binnen twee weken na ontvangst daarvan gedurende twee weken ter inzage bij de Dienst Stadsontwikkeling. Indien in de aanvraag gegevens voorkomen of uit de aanvraag kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op de bescherming van bedrijfsgeheimen gerechtvaardigd is, besluiten burgemeester en wethouders op een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager dat die gegevens niet ter inzage worden gelegd. Zij geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan huis-bladen of op een andere geschikte wijze kennis van de aanvraag. Gedurende de termijn van twee weken kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders hun zienswijze naar voren brengen.

  • 4. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot toepassing van de in afdeling 3.4 respectievelijk afdeling 3,5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde openbare dan wel uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure.

  • 5. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag bedoeld in het eerste lid, alsmede de schriftelijke, dan wel het verslag van de mondeling naar voren gebrachte zienswijzen terstond ter kennis van de welstands- en monumentencommissie.

  • 6. Binnen acht weken na afloop van de termijn waarbinnen belanghebbenden hun zienswijze naar voren kunnen brengen adviseert de welstands- en monumentencommissie aan burgemeester en wethouders.

  • 7. Burgemeester en wethouders geven binnen acht weken na ontvangst van het advies van de wel standscommissie, doch in ieder geval binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag, een beschikking op de aanvraag om vergunning. Zij kunnen, indien daartoe naar hun oordeel gegronde redenen bestaan, deze termijn met ten hoogste acht weken verlengen, mits zij de aanvrager hiervan kennis geven binnen de in de eerste zin van dit lid bedoelde termijn.

  • 8. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zevende lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 9. De werking van een vergunning wordt opgeschort gedurende zes weken na de datum waarop zij is bekendgemaakt dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende die periode bezwaar is gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de opschorting verlengd tot de beslissing op het bezwaarschrift is bekendgemaakt. Belanghebbenden, onder wie de vergunninghouder, kunnen de president van de rechtbank verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beschikking waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 8

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 9

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken voor zover:

    • a)

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b)

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 8 niet naleeft;

    • c)

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de welstands- en monumentencommissie.

HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 10

  • 1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de wel standscommissie na afloop van de termijn van veertien dagen, genoemd in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 2. De wel standscommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de welstands- en monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 4 SCHADEVERGOEDING

Artikel 11

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a)

      de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b)

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning als bedoeld in artikel 5 te verlenen;

    • c)

      voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 5;

    schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 STRAFBEPALINGEN

Artikel 12

  • 1. Hij die handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening wordt gestraft roet een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

HOOFDSTUK 6 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 13

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

  • 2. De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 3. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 14

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 15 april 1995.

  • 2. De Monumentenverordening 1991 wordt met ingang van 15 april 1995 ingetrokken.

  • 3. De monumentenlijst, vastgesteld op grond van de ingevolge het vorige lid ingetrokken verordening, wordt geacht ingevolge deze verordening te zijn vastgesteld.

  • 4. Aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 5 van de in het tweede lid genoemde verordening die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid genoemde verordening.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 31 januari 1995.

de secretaris

w.g. S. Kolthek

de voorzitter

w. g. A.G. Schouw l.b.