Verordening nadeelcompensatie Dordrecht

Geldend van 11-05-2006 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 08-05-2006

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Dordrecht

Nr. SBC/2006/62

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 6 februari 2006, Nr. SBC/2006/62;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

Verordening nadeelcompensatie Dordrecht

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

Nadeelcompensatie:

vergoeding in geld of in natura door de gemeente Dordrecht van schade, welke haar rechtmatig handelen respectievelijk haar rechtmatige besluiten aan één of meer individuele belangen heeft toegebracht of zal toebrengen en deze schade zijn maatschappelijk aanvaardbaar risico zodanig overschrijdt, dat dit alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen, redelijkerwijs niet ten laste van verzoeker behoort te blijven en aan het overheidshandelen kan worden toegerekend;

Commissie:

de schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 5 van deze verordening;

Verzoeker:

de belanghebbende die zich met een verzoek om nadeelcompensatie tot een gemeentelijk bestuursorgaan heeft gewend;

Bestuursorgaan:

het gemeentelijke bestuursorgaan dat bevoegd is om ter zake van een verzoek om nadeelcompensatie een besluit te nemen;

Artikel 2

  • 1. Indien een belanghebbende meent dat hij schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak door een bestuursorgaan van de gemeente, kan hij zich voor het bepalen van de schade en voor de vergoeding daarvan bij verzoekschrift tot het bestuursorgaan wenden.

    Het verzoek wordt ingediend zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, doch niet later dan twaalf maanden nadat degene die schade lijdt, kennis heeft kunnen nemen van het schadeveroorzakende feit of handelen, dan wel binnen twaalf maanden nadat de schade aan hem kenbaar is geworden.

  • 2. Indien het verzoek namens belanghebbende wordt ingediend, dan dient, tenzij de indiener in Nederland staat ingeschreven als advocaat of procureur, bij het verzoekschrift een schriftelijke en door verzoeker ondertekende machtiging te worden gevoegd, waarin de indiener gemachtigd wordt om verzoeker te vertegenwoordigen in deze procedure.

  • 3. Het verzoek wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      De naam en het adres van de verzoeker;.

    • b.

      De dagtekening;

    • c.

      De aanduiding van het besluit of het handelen dat de gestelde schade naar het oordeel van verzoeker heeft veroorzaakt;

    • d.

      Een vermelding van de redenen waarom de gemeente gehouden zou zijn de schade te vergoeden die het gevolg zou zijn van het onder c. bedoelde besluit of feitelijk handelen;

    • e.

      Voor zover redelijkerwijze mogelijk een opgave van de aard en de omvang van de schade;

    • f.

      Voor zover redelijkerwijze mogelijk een specificatie van het bedrag van de schade;

    • g.

      Een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van verzoeker dient te worden vergoed, te weten in geld of in natura, en, als een vergoeding in geld wordt gewenst, een opgave van het schadebedrag dat naar het oordeel van verzoeker vergoed dient te worden.

  • 4. Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van het verzoek.

  • 5. Indien naar het oordeel van het bestuursorgaan niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het tweede en derde lid, of indien verzoeker verzuimt de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen te verschaffen, stelt het bestuursorgaan verzoeker in de gelegenheid het verzuim binnen twee weken te herstellen.

  • 6. Het bestuursorgaan neemt de aanvraag niet in behandeling als het niet overeenkomstig het bepaalde in het derde lid is ingediend en niet tijdig of onvoldoende gebruik is gemaakt van de in het vijfde lid geboden gelegenheid om het verzuim te herstellen.

Artikel 3

  • 1. Het bestuursorgaan wijst de aanvraag binnen acht weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst af indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.

  • 2. De termijn van acht weken kan een keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 3. Een verzoek is in ieder geval kennelijk niet-ontvankelijk indien het nadeel op grond van een andere regeling op voldoende wijze kan worden weggenomen.

  • 4. Een verzoek is in ieder geval kennelijk ongegrond indien:

    • a.

      kennelijk geen rechtstreeks gevolg bestaat tussen het besluit c.q. handelen en het door belanghebbende gestelde nadeel;

    • b.

      belanghebbende lijdelijk het door het besluit c.q. handelen veroorzaakte nadeel heeft afgewacht, terwijl hij het ontstaan daarvan had kunnen voorkomen door het treffen van maatregelen welke redelijkerwijze van hem mochten worden verwacht.

    • c.

      Het nadeel kennelijk niet het maatschappelijk aanvaardbaar risico van belanghebbende zodanig overschrijdt, dat dit alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen redelijkerwijs niet te zijner laste behoort te blijven.

Artikel 4

  • 1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3 geeft het bestuursorgaan uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 3 lid 1 bedoelde termijn aan de commissie, onder toezending van het verzoekschrift, opdracht ter zake advies uit te brengen aan het bestuursorgaan en verzoeker, tenzij toepassing wordt gegeven aan het gestelde in artikel 5, vierde lid.

  • 2. Het bestuursorgaan informeert de belanghebbende over de opdracht aan de commissie en de te volgen procedure.

Artikel 5

  • 1. Een verzoek om nadeelcompensatie wordt in beginsel om advies voorgelegd aan een deskundigencommissie, die optreedt als adviseur voor zowel verzoeker als bestuursorgaan.

  • 2. De commissie bestaat uit twee vaste, door het college te benoemen leden. De commissie kan, waar nodig, worden aangevuld met een door het college te benoemen deskundige op het gebied waarop het verzoek om nadeelcompensatie betrekking heeft.

  • 3. De leden van de commissie zijn tot geheimhouding verplicht. Deze verplichting bestaat niet tegenover degenen, die bevoegd zijn van de inhoud van het rapport kennis te nemen.

  • 4. Indien de commissie reeds in gelijksoortige gevallen heeft geadviseerd, kan het bestuursorgaan besluiten het verzoek niet voor te leggen aan de deskundigencommissie.

Artikel 6

  • 1. De commissie stelt de verzoeker en het bestuursorgaan in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over het verzoek om nadeelcompensatie.

  • 2. Van een mondelinge uiteenzetting door de verzoeker of de vertegenwoordiger van het bestuursorgaan wordt een verslag gemaakt. Dit wordt als bijlage toegevoegd aan het advies.

  • 3. Partijen worden bij voorkeur gehoord in elkaars bijzijn.

  • 4. De commissie stelt een onderzoek in naar:

    • a.

      de vraag of sprake is van schade welke verzoeker lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak door het bestuursorgaan;

    • b.

      de vraag of de door verzoeker in zijn verzoek gestelde schade een direct gevolg is van de in het verzoek aangeduide schadeoorzaak, indien en voorzover deze als een rechtmatige uitoefening door of namens het bestuursorgaan van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak kan worden aangemerkt;

    • c.

      de omvang van de schade als bedoeld onder a.;

    • d.

      de vraag of deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven;

    • e.

      De vraag of en de mate waarin er sprake is van normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico als bedoeld in artikel 8.

  • 5. De commissie kan inlichtingen inwinnen bij derden.

  • 6. De commissie kan een bezichtiging ter plaatse houden.

Artikel 7

  • 1. De commissie brengt binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht een schriftelijk en gemotiveerd conceptadvies uit aan het bestuursorgaan en aan de verzoeker omtrent de gegrondheid van het verzoek en de hoogte van de te vergoeden schade.

  • 2. Bij dreigende overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn stelt de commissie het bestuursorgaan en de verzoeker tijdig schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen zij het conceptadvies zal uitbrengen.

  • 3. De commissie stelt het bestuursorgaan en de verzoeker in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van het conceptadvies schriftelijk een reactie daarop aan de commissie te zenden.

  • 4. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties brengt de commissie binnen vier weken na verloop van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het bestuursorgaan en de verzoeker.

  • 5. De commissie kan de termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging zij mededeling doet aan het bestuursorgaan en de verzoeker.

  • 6. Indien niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de commissie binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het bestuursorgaan en de verzoeker.

Artikel 8

Schade die binnen het normale maatschappelijk risico of het normale ondernemersrisico valt wordt niet vergoed.

Artikel 9

Binnen zes weken na ontvangst van het advies van de commissie beslist het bestuursorgaan op het verzoek om nadeelcompensatie en maakt het dit besluit bekend aan de verzoeker. Het bestuursorgaan zendt een kopie van zijn besluit aan de commissie.

Het bestuursorgaan kan deze termijn een keer met ten hoogste vier weken verlengen. De verzoeker wordt daarover schriftelijk geïnformeerd.

Artikel 10

Indien het bestuursorgaan een vergoeding van nadeelcompensatie vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door de verzoeker aangegeven rekening, direct na het onherroepelijk worden van de beschikking.

Artikel 11

  • 1. Het bestuursorgaan kan op een daartoe strekkend verzoek beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te keren bedrag aan nadeelcompensatie.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk en gemotiveerd ingediend bij het bestuursorgaan.

  • 3. De beslissing op het in het eerste lid bedoelde verzoek kan worden genomen nadat het in artikel 7, eerste lid bedoeld conceptadvies is ontvangen.

  • 4. Het voorschot bedraagt maximaal 100% van het in het in artikel 7, eerste lid bedoelde conceptadvies opgenomen bedrag aan uit te keren nadeelcompensatie.

  • 5. Het voorschot wordt uitsluitend verleend als de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald. Het bestuursorgaan kan daarvoor zekerheidstelling verlangen, bij voorbeeld in de vorm van een bankgarantie.

  • 6. Indien de commissie constateert dat geen sprake is van enig nadeel, dient het voorschot aan het bestuursorgaan te worden gerestitueerd.

Artikel 12

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 8 mei 2006.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening nadeelcompensatie Dordrecht”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 april 2006.

De griffier
De voorzitter