Regeling vervallen per 22-07-2015

Beleidsregels voor de afwijkingsbevoegdheden van bestemmingsplannen

Geldend van 01-11-2011 t/m 21-07-2015

Intitulé

Beleidsregels voor de afwijkingsbevoegdheden van bestemmingsplannen

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;

overwegende,

dat het gewenst is beleidsregels vast te stellen voor de afweging van belangen bij de toepassing van bevoegdheden op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht om van een bestemmingsplan af te wijken;

dat over het concept van de beleidsregels inspraak heeft plaatsgevonden en dat geen reacties zijn ingekomen;

gelet op artikel 4:81, lid 1, juncto artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 2.12, lid 1, onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende

Beleidsregels voor de afwijkingsbevoegdheden van bestemmingsplannen

Beleidsregels voor de toepassing van:

1.

in een bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1°, Wet algemene bepalingen omgeving (Wabo), en

2.

de kruimelgevallenregeling als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, Wabo juncto artikel 4, bijlage II, Besluit omgevingsrecht

Bestemmingsplan is het primaire toetsingskader

Nadrukkelijk uitgangspunt is dat het bestemmingsplan het primaat heeft. Een bestemmingsplan is tot stand gekomen via procedures van inspraak, zienswijzen en beroep. Bouwplannen en gebruikswijzigingen dienen te passen in het geldende bestemmingsplan en anders te worden geweigerd. De Wabo noemt in artikel 2.10, eerste lid, onder c. strijd met het bestemmingsplan uitdrukkelijk als weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning.

Het afwijken van een bestemmingsplan is dan ook de uitzondering. In deze beleidsregel komen de mogelijkheden aan de orde om met een bevoegdheid in een bestemmingsplan van het desbetreffende bestemmingsplan af te wijken en om met de zogenaamde (buitenplanse) kruimelgevallenregeling van een bestemmingsplan af te wijken.

Ad 1) Afwijken met een binnenplanse bevoegdheid

Voor het afwijken van een bestemmingsplan door middel van een in een bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1°, Wabo gelden de volgende beleidsregels:

Bij het afwijken van maten en getallen en soortgelijke (bouwkundige) afwijkingen dient allereerst te worden geprobeerd te komen tot realisering zonder deze afwijking. In goed gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan medewerking worden verleend.

Vergunningverlening is mogelijk voor het toestaan van een andere functie, indien wordt voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden. Zo wordt regelmatig voorgeschreven dat de Adviesraad voor Detailhandel om advies moet worden gevraagd.

Indien er sprake is van een verouderd bestemmingsplan en stemmen de daarin opgenomen mogelijkheden om af te wijken niet overeen met latere beleidsregels, dan wordt geen medewerking verleend.

Ad 2) Afwijken met de kruimelgevallenregeling

Bij kruimelgevallen gaat het om gevallen genoemd in artikel 4, bijlage II, Besluit omgevingsrecht, zoals woninguitbreidingen en gebruikswijzigingen.

Bij deze aanvragen van een omgevingsvergunning kunnen de volgende categorieën worden onderscheiden:

Categorie 1. Bestaande beleidsregel(s)

Uiteraard dient aan staand beleid te worden voldaan. Op het moment van de aanvraag dient aan dit beleid of de desbetreffende beleidsregel(s) te worden voldaan. Omdat dit beleid een dynamisch karakter heeft en regelmatig wordt herzien, is geen uitputtende opsomming gegeven.

Categorie 2. Onjuiste weergave in recent bestemmingsplan (sinds 1 juli 2003)

In deze categorie van gevallen gaat het om recente bestemmingsplannen, waar aantoonbaar een onjuiste weergave van de bestaande situatie heeft plaatsgevonden c.q. waar de beleidsregels aantoonbaar onjuist zijn vertaald. Ook hier kan in principe medewerking worden verleend, tenzij sprake is van strijd met de in de eerste categorie vermelde beleidsregels.

Procedure

Op aanvragen van een omgevingsvergunning als hier bedoeld is de reguliere procedure van toepassing. Dit betekent dat binnen acht weken op een aanvraag moet worden beslist.

Beleidsregel voor de toepassing van de bevoegdheid een projectomgevings­vergunning te verlenen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Bestemmingsplan is het primaire toetsingskader

Nadrukkelijk uitgangspunt is dat het bestemmingsplan het primaat heeft. Een bestemmingsplan is tot stand gekomen via procedures van inspraak, zienswijzen en beroep. Bouwplannen en gebruikswijzigingen dienen te passen in het geldende bestemmingsplan en anders te worden geweigerd. De Wabo noemt in artikel 2.10, eerste lid, onder c. strijd met het bestemmingsplan uitdrukkelijk als weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning.

Het afwijken van een bestemmingsplan is dan ook de uitzondering. In deze beleidsregel worden voorwaarden vastgesteld voor de toepassing van de bevoegdheid om een projectomgevingsvergunning te verlenen.

Met de projectomgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, Wabo kan van een bestemmingsplan worden afgeweken. Het gaat hierbij om activiteiten die niet passen in een bestemmingsplan én die niet vergund kunnen worden door middel van een bevoegdheid in een bestemmingsplan of de zogenaamde kruimelgevallenregeling in artikel 4, bijlage II, Besluit omgevingsrecht. Veelal gaat het om de grotere projecten.

De procedure voor het verlenen van de projectomgevingsvergunning wordt alleen gestart als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1.

    vanuit beleidsmatig oogpunt: alleen voor projecten die passen binnen het ruimtelijke beleid van de gemeente Dordrecht en zorgen voor een versterking van het leefklimaat binnen de gemeente en de regio;

  • 2.

    ingeval van urgentie en noodzaak;

  • 3.

    indien het kostenverhaal is verzekerd (anterieure overeenkomst, inclusief afwenteling van planschade);

  • 4.

    de aanvrager levert de ruimtelijke onderbouwing (incl. onderzoeken).

Procedure

Voor het verlenen van deze vergunning dient de uitgebreide procedure van de Wabo te worden gevolgd (artikel 3.10).

Uitzondering

Deze beleidsregel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, tweede lid, Wabo. Dit is de tijdelijke projectomgevingsvergunning.

Naam

Deze regels worden aangehaald als "Beleidsregels voor de afwijkingsbevoegdheden van bestemmingsplannen".

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden op 1 november 2011 in werking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 september 2011.
Het college van Burgemeester en Wethouders
de secretaris de burgemeester
J.H. de Baas A.A.M. Brok