Regeling vervallen per 01-01-2019

Nadeelcompensatieregeling leidingen

Geldend van 13-03-2014 t/m 31-12-2018

Intitulé

Nadeelcompensatieregeling leidingen

Het college van de gemeente Dordrecht;

gelet op de artikelen 16 Leidingenverordening Dordrecht en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen de volgende

Nadeelcompensatieregeling leidingen.

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Toepassing

De begripsbepalingen van de Leidingenverordening Dordrecht zijn op deze nadeelcompensatieregeling van toepassing tenzij daarvan nadrukkelijk is afgeweken.

Artikel 2 Definities

In deze nadeelcompensatieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Leidingenverordening: de Leidingenverordening Dordrecht;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Leidingenverordening;

  • d.

    leiding: een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen of een kabel, waarmee het algemeen belang wordt gediend, en gelegen:

    • 1.

      in, op of boven de grond of;

    • 2.

      in civiele kunstwerken, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten etc.,

  • met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels en van gemeentelijke rioleringsbuizen en trafohuisjes;

  • e.

    verzoek: een verzoek om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 16 van de Leidingenverordening;

  • f.

    benadeelde: de leidingexploitant die financieel nadeel lijdt tengevolge de uitvoering van een werk door of vanwege de gemeente;

  • g.

    schadebedrag: financieel nadeel dat de benadeelde lijdt en die bestaat uit de werkelijke, directe kosten die de benadeelde moet maken ten gevolge van de uitvoering van werken door of vanwege de gemeente;

  • h.

    nadeelcompensatie: het bedrag dat op basis van deze nadeelcompensatieregeling als schadevergoeding wordt toegekend aan de benadeelde op grond van een rechtmatig overheidsbesluit;

  • i.

    rijzen: het verticaal omhoog verplaatsen zonder onderbreking van een leiding wat nodig is als gevolg van verzakking van de grond;

  • j.

    verlegging: een definitieve voorziening van fysieke aard waarbij het projectgebied functievrij is gemaakt, of een tijdelijke voorziening van fysieke aard die wordt opgeheven zodra de definitieve voorziening van fysieke aard is gerealiseerd;

  • k.

    droge infrastructuur: wegen, plantsoenen, fietspaden, trottoirs en dergelijke;

  • l.

    natte infrastructuur: grachten, singels, duikers, sluizen,dijken en dergelijke;

  • m.

    aanwijzingsbesluit tot verleggen: besluit van het college als bedoeld in artikel 18 van deze nadeelcompensatieregeling, dat zich richt op de noodzaak tot verleggen van leidingen en het tijdstip waarop dit gerealiseerd moet zijn (dit besluit handelt niet over ontstane schade en nadeelcompensatie).

Artikel 3 Werkingssfeer

Deze nadeelcompensatieregeling is van toepassing op leidingen.  

Hoofdstuk II NADEELCOMPENSATIE ALGEMEEN

Artikel 4 Nadeelcompensatie algemeen

Indien blijkt dat een benadeelde als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 9, onder g. van de Leidingenverordening, schade lijdt of zal lijden die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft en waarvan een vergoeding niet of onvoldoende is verzekerd, kent het college op verzoek aan hem een schadevergoeding toe.

Nadeelcompensatie leiding die ligt in, op of boven openbare plaatsen en/of openbaar water

Artikel 5 Intrekking/wijziging vergunning binnen 5 jaar

  • 1.

    Als het college een aanwijzingsbesluit tot verleggen neemt, binnen een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van verlening van de vergunning, bedraagt de nadeelcompensatie 100% van het schadebedrag. Dit geldt zowel voor leidingen die in een droge infrastructuur liggen als voor leidingen die in een natte infrastructuur liggen.

  • 2.

    Er vindt geen nadeelcompensatie plaats als in de vergunning een bepaling is opgenomen dat binnen vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van verlening van de betrokken vergunning, een wijziging of intrekking van die vergunning is te voorzien in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden in de openbare plaatsen en/of wateren waarin de vergunde leiding is gelegen, de vergunning binnen de genoemde periode daadwerkelijk wordt gewijzigd of ingetrokken en in deze periode daadwerkelijk een aanwijzingsbesluit tot verleggen wordt gegeven.

  • 3.

    Als het aanwijzingsbesluit tot verleggen niet wordt genomen binnen de periode bedoeld in het tweede lid van dit artikel, dan geldt het toepasselijke vergoedingsregime zoals in deze nadeelcompensatieregeling is opgenomen.

Artikel 6 Intrekking/wijziging vergunning na 5 jaar

Als het college een aanwijzingsbesluit tot verleggen neemt na een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van verlening van de vergunning:

  • A.

    wordt de nadeelcompensatie in de gevallen waarin leidingen liggen in een droge infrastructuur, over een periode van 5 tot 15 jaar (gerekend vanaf de datum van verlening van de betrokken vergunning), jaarlijks (trapsgewijs) procentueel verminderd worden van 80% van het schadebedrag in jaar zes, aflopend naar 0% van het schadebedrag in jaar 15, overeenkomstig bijlage 2 bij deze nadeelcompensatieregeling;

  • B.

    wordt de nadeelcompensatie in de gevallen waarin leidingen liggen in een natte infrastructuur, over een periode van 5 tot 30 jaar (gerekend vanaf de datum van verlening van de vergunning), jaarlijks (trapsgewijs) procentueel verminderd van 80% van het schadebedrag in jaar zes, aflopend naar 0% van het schadebedrag in jaar 30, overeenkomstig bijlage 3 bij deze nadeelcompensatieregng.

Artikel 7 Intrekking wijziging vergunning na 15 respectievelijk 30 jaar

Als het college een aanwijzingsbesluit tot verleggen neemt na een periode van 15 jaar (droge infrastructuur) of 30 jaar (natte infrastructuur), gerekend vanaf de datum van verlening van de vergunning, bedraagt de nadeelcompensatie 0% van het schadebedrag.

Artikel 8

Het schadebedrag wordt overeenkomstig de bepalingen in de hoofdstukken III en IV van deze nadeelcompensatieregeling bepaald. Bij die berekening worden uitsluitend de kosten van uit- en in bedrijfstellen, ontwerp en begeleiding, uitvoering en materiaal betrokken.

Nadeelcompensatie leiding die niet ligt in, op of boven openbare plaatsen en/of openbaar water

Artikel 9

De nadeelcompensatie bedraagt 100% van het schadebedrag, indien:

  • a.

    de leiding van de benadeelde is gelegen in, op of boven grond die hem in eigendom toebehoort, of

  • b.

    de leiding ligt op basis van een zakelijk recht, of

  • c.

    op de leiding een gedoogplicht conform de Belemmeringenwet Privaatrecht rust.

Artikel 10

Als op de leiding van de benadeelde geen rechten rusten als bedoeld in artikel 9, wordt de nadeelcompensatie uitsluitend bepaald op basis van de kosten voor ontwerp en begeleiding en uitvoering. Het schadebedrag wordt overeenkomstig de bepalingen in de hoofdstuk III en de artikelen 27 sub a en c, 28, 30 en 32 van deze nadeelcompensatieregeling bepaald.

Algemene bepalingen bij de vaststelling van nadeelcompensatie

Artikel 11

De gemeente en de benadeelde dienen zo veel als redelijkerwijs mogelijk elkaars schade te voorkomen of te beperken in het kader van verwijdering, verlegging of aanpassing van de leiding.

Artikel 12

Indien als gevolg van het door of vanwege de gemeente uit te voeren werk sprake is van meerdere verleggingen van dezelfde leiding, is de op de eerste verlegging deze nadeelcompensatieregeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente.

Artikel 13

Indien als gevolg van de uitvoering van een werk door of vanwege de gemeente de leidingexploitant de leiding moet laten rijzen, komen de kosten hiervan volledig ten laste van de leidingexploitant.

Artikel 14

De definitief vast te stellen nadeelcompensatie wordt bepaald op basis van een vaste prijs als de voorlopig vastgestelde nadeelcompensatie lager is dan € 10.000,00. In alle andere gevallen wordt de definitief vast te stellen nadeelcompensatie bepaald op basis van nacalculatie, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.

Hoofdstuk III DE PROCEDURE

Artikel 15 Voornemen/ vooroverleg

  • 1.

    Het college maakt zijn voornemen tot het wijzigen of intrekken van een vergunning bekend met een aanschrijving aan de benadeelde. Hierin is een omschrijving van het werk dat door of namens de gemeente wordt uitgevoerd, opgenomen met vermelding van noodzakelijk te verleggen leidingen.

  • 2.

    Voordat het college een aanschrijving als bedoeld in eerste lid bekend maakt, betrekt het de benadeelde zo vroeg mogelijk bij de gebiedsontwikkeling met als doel een planvorming tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten.

Artikel 16

Het college streeft overeenstemming na met de benadeelde over de verlegging (technisch meest adequate oplossing tegen de maatschappelijk laagste kosten), uitvoering en planning. Het college voert hiertoe vooroverleg met de benadeelde.

Artikel 17

  • 1.

    Indien tijdens het vooroverleg blijkt dat er sprake is van aanwezige leidingen die niet noodzakelijk verlegd moeten worden, krijgt de benadeelde de gelegenheid om op eigen kosten die leidingen te rijzen, te vervangen of te verwijderen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden worden zodanig ingepland en uitgevoerd dat de uitvoering van het werk door of namens de gemeente geen vertraging oploopt.

Artikel 18 Aanwijzingsbesluit tot verleggen

  • 1.

    Het college neemt het definitieve aanwijzingsbesluit tot het verleggen van een leiding zo mogelijk op basis van overeenstemming, bereikt in het vooroverleg als bedoeld in artikel 16.

  • 2.

    Indien de benadeelde uitvoering heeft gegeven aan het aanwijzingsbesluit en er binnen vijf jaar na bekendmaking ervan geen begin is gemaakt met het werk waarvoor de aanwijzing is gegeven heeft de benadeelde recht op volledige vergoeding van alle door hem in redelijkheid gemaakte directe kosten.

Artikel 19 Verzoek om voorlopige vaststelling nadeelcompensatie

Benadeelde dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van vijf jaar na bekendmaking van het aanwijzingsbesluit, bij het college een verzoek in om voorlopige vaststelling van nadeelcompensatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het formulier, opgenomen in bijlage 1.

Artikel 20

Het verzoek bevat, naast de gegevens bedoeld in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, ten minste:

  • a.

    een verwijzing naar het besluit als bedoeld in artikel 18 eerste lid;

  • b

    een kostenspecificatie volgens het model weergegeven in bijlage 1;

  • c.

    de hoogte van de nadeelcompensatie die naar mening van de benadeelde voldaan dient te worden door de gemeente.

Artikel 21

De benadeelde dient bij het indienen van een verzoek tot nadeelcompensatie aan te tonen op welke datum een vergunning is verleend voor het aanleggen van de leiding op de locatie waaruit zij moet worden verlegd.

  • 1.

    Indien een vergunning ontbreekt, wordt gerekend vanaf de datum waarop het leggen volgens de registratie van de benadeelde is aangevangen dan wel de leiding in bedrijf is genomen.

  • 2.

    Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning is verleend of op welke datum het leggen van de leiding is aangevangen, dan wel de leiding in bedrijf is genomen, wordt er van uitgegaan dat de betreffende leiding langer dan 15 jaar (droge infrastructuur) of langer dan 30 jaar (natte infrastructuur) aanwezig is.

Artikel 22 Besluit tot voorlopige vaststelling nadeelcompensatie

  • 1.

    Het college neemt binnen acht weken na indiening van het verzoek een besluit:

    • a.

      om het verzoek buiten behandeling te laten indien dit is ingediend na de termijn als genoemd in artikel 19;

    • b.

      om het verzoek buiten behandeling te laten indien dit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is onderbouwd en nadat de benadeelde in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken nadat het verzuim is kenbaar gemaakt aan de benadeelde.

    • c.

      om het verzoek om voorlopige nadeelcompensatie voorlopig geheel of gedeeltelijk toe te kennen;

    • d.

      om het verzoek af te wijzen.

  • 2.

    Het college kan de termijn als genoemd is in het eerste lid van dit artikel eenmalig met acht weken verlengen. Het college stelt verzoeker hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3.

    Het college kan op verzoek van benadeelde een voorschot betalen, ingeval het verzoek om voorlopige vaststelling van nadeelcompensatie voorlopig geheel of gedeeltelijk is toegekend op grond van het eerste lid onder c. van dit artikel.

Artikel 23 Verzoek om definitieve vaststelling nadeelcompensatie

Zo spoedig mogelijk nadat de werkzaamheden voor de verlegging van de leiding geheel zijn afgerond, doch uiterlijk binnen de termijn van vijf jaar genoemd in artikel 19, dient benadeelde een verzoek in om definitieve vaststelling van de nadeelcompensatie bij het college.

Artikel 24

Het verzoek om definitieve vaststelling bevat, naast het in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalde, ten minste:

  • a.

    een verwijzing naar het besluit van het college tot voorlopige vaststelling van nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 22;

  • b.

    een naar kostensoort gespecificeerde opgave van het schadebedrag aan de hand van het model als bedoeld in bijlage 1 (ten behoeve van de nacalculatie);

  • c.

    een accountantsverklaring indien het college hiertoe een verzoek heeft gedaan.

Artikel 25 Besluit definitieve vaststelling nadeelcompensatie

  • 1.

    Het college neemt binnen acht weken na indiening van het verzoek om definitieve vaststelling van de nadeelcompensatie een besluit;

    • a.

      om het verzoek buiten behandeling te laten indien dit is ingediend na de termijn genoemd in artikel 23;

    • b.

      om het verzoek buiten behandeling te laten indien dit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is onderbouwd en nadat de benadeelde in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken nadat het verzuim is kenbaar gemaakt aan benadeelde;

    • c.

      om de aanvraag geheel of gedeeltelijk toe te kennen;

    • d.

      om de aanvraag af te wijzen.

  • 2.

    Het college kan de termijn als genoemd in het eerste lid van dit artikel eenmalig met acht weken verlengen. Het college stelt verzoeker hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 26 Betaling nadeelcompensatie

Na vaststelling van de definitieve nadeelcompensatie op grond van artikel 25, kan de benadeelde een factuur indienen ter hoogte van het bedrag van de definitieve nadeelcompensatie onder aftrek van het door de gemeente betaalde voorschot als bedoeld in artikel 22 derde lid. De betaling ervan vindt plaats binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur door de gemeente.

Hoofdstuk IV KOSTEN

Artikel 27 Algemeen

Het schadebedrag wordt vastgesteld op basis van de hierna volgende bepalingen en aan de hand van werkelijke verleggingkosten. Deze kosten worden onderscheiden in:

  • a.

    kosten van ontwerp en begeleiding;

  • b.

    kosten van uit- en in bedrijfstellen;

  • c.

    kosten van uitvoering;

  • d.

    kosten van materiaal.

Artikel 28 Kosten ontwerp en begeleiding

  • 1.

    Onder kosten van ontwerp en begeleiding worden verstaan de kosten van werkzaamheden voorafgaand aan en tijdens de uitvoering. Het gaat om kosten van:

    • a.

      overleg en correspondentie;

    • b.

      directievoering en toezicht houden;

    • c.

      detail engineering en daaruit voortvloeiende uitvoerende werkzaamheden;

    • d.

      verplichtingen vanuit wet- en regelgeving;

    • e.

      juridisch vrij maken van tracé;

    • f.

      het aanbesteden van het werk;

    • g.

      benodigde vergunningen en leges.

  • 2.

    Voor de kosten van ontwerp en begeleiding hanteert het college redelijkerwijs een vast percentage als opgenomen in bijlage 1, van de kosten voor uit en in bedrijfstellen, de uitvoering en het materiaal zoals genoemd in artikel 29, artikel 30 en 31 van deze nadeelcompensatieregeling.

Artikel 29 Kosten van uit en in bedrijfstellen

Onder de kosten van het uit en in bedrijfstellen worden verstaan:

  • a.

    kosten van het spannings- of productloos maken van de leiding;

  • b.

    kosten van het weer in bedrijf stellen van de leiding;

  • c.

    kosten samenhangend met tijdelijke maatregelen van operationele aard.

Artikel 30 Uitvoeringskosten

Onder uitvoeringskosten worden verstaan:

  • a.

    kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden, inclusief alle kosten i.v.m. constructieve en/of bijzondere voorzieningen vereist door het college;

  • b.

    kosten samenhangend met het verwijderen van verlaten leidingen;

  • c.

    kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen;

  • d.

    kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard.

Artikel 31 Materiaalkosten

Onder materiaalkosten worden verstaan de kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies, uitgezonderd asbesthoudende stoffen c.q. materialen.

Artikel 32 Bundeling werkzaamheden

Indien sprake is van het bundelen van werkzaamheden van verschillende benadeelden dient door benadeelden in de calculatie inzicht worden gegeven in de verdeling van de gezamenlijke kosten.

Hoofdstuk V SLOT- EN OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 33 Overgangsbepaling

Deze nadeelcompensatieregeling is van toepassing op werken die door of vanwege de gemeente worden uitgevoerd en waarover op het moment van in werking treden nog geen overeenkomst is aangegaan tussen de gemeente en benadeelde.

Artikel 34 Hardheidsclausule

Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van het schadebedrag ten laste van de leidingexploitant moet blijven dan uit de toepassing van de artikelen 5, 6, 7, 9 en 10 voortvloeit, kan het college van de bepalingen van die artikelen gemotiveerd afwijken.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Deze nadeelcompensatieregeling treedt in werking op 1 maart 2014.

Artikel 36 Citeertitel

Deze nadeelcompensatieregeling kan worden aangehaald als: Nadeelcompensatieregeling leidingen Dordrecht.

Ondertekening

Het college van Burgemeester en Wethouders
de secretaris de loco-burgemeester
M.M. van der Kraan P.H. Sleeking

Bijlage 1 Kostenspecificatie (als bedoeld in artikelen 19, 20 en 24 van de Nadeelcompensatieregeling leidingen)

bijlage 1 - Kostenspecificatie

Bijlage 2 Schadevergoedingsregime voor leidingen in droge infrastructuur (als bedoeld in artikel 6 onder A van de Nadeelcompensatieregeling leidingen)

Jaar

Percentage

1

100%

2

100%

3

100%

4

100%

5

100%

6

80%

7

72%

8

64%

9

56%

10

48%

11

40%

12

32%

13

24%

14

16%

15

8%

16 >

0%

Bijlage 3 Schadevergoedingsregime voor leidingen in natte infrastructuur (als bedoeld in artikel 6 onder B van de Nadeelcompensatieregeling leidingen)

Jaar

Percentage

Jaar

Percentage

1

100%

17

44,8%

2

100%

18

41,6%

3

100%

19

38,4%

4

100%

20

35,2%

5

100%

21

32,0%

6

80,0%

22

28,8%

7

76,8%

23

25,6%

8

73,6%

24

22,4%

9

70,4%

25

19,2%

10

67,2%

26

16,0%

11

64,0%

27

12,8%

12

60,8%

28

9,6%

13

57,6%

29

6,4%

14

54,4%

30

3,2%

15

51,2%

31>

0%

16

48,0%

Toelichting op de Nadeelcompensatieregeling leidingen

Inleiding

Met enige regelmaat komt het voor dat de gemeente bij de uitvoering van haar taken ter behartiging van het algemeen belang besluiten neemt, dan wel werken uitvoert of doet uitvoeren, waardoor één of meer burgers of bedrijven onevenredig zwaar worden benadeeld. Deze besluiten of feitelijke handelingen zijn rechtmatig. Toch kan er onder omstandigheden een verplichting tot vergoeden van schade ontstaan. Deze verplichting is gebaseerd op het rechtsbeginsel van "égalité devant les charges publiques" (gelijkheid van openbare lasten). De verplichting tot nadeelcompensatie wordt binnenkort in de Algemene wet bestuursrecht nader ingevuld.

Het college is krachtens artikel 4:81 Awb bevoegd tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Met het vaststellen van deze Nadeelcompensatieregeling leidingen wordt beoogd een regeling in het leven te roepen op grond waarvan benadeelden voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze een verzoek om nadeelcompensatie kan worden ingediend en volgens welke normen het eventuele nadeel dat niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven, zal worden vergoed. De regeling roept geen nieuwe aansprakelijkheden in het leven, die naar de huidige stand van het recht niet reeds bestaan.

De gemeente zal de leidingexploitanten (in de Nadeelcompensatieregeling aangeduid als benadeelde) in een zo vroeg mogelijk stadium informeren over haar plannen. Daartoe wordt ongeveer driemaandelijks een coördinatieoverleg kabels en leidingen gehouden, waarvoor alle leidingexploitanten worden uitgenodigd. Doel van deze bijeenkomst is elkaar te informeren over de (wederzijdse) plannen ten aanzien van werkzaamheden en projecten in de infrastructuur. De planningen die onder andere besproken worden zijn meerjarenplannen, jaarplannen en plannen die op korte termijn worden gerealiseerd.

De regeling is gebaseerd op de binnen de gemeente te voorziene planningshorizon. De gemeente gaat er vanuit dat binnen 5 jaar na het verlenen van een vergunning voor het leggen van een leiding in openbare ruimte de gemeente geen werkzaamheden uitvoert, die verlegging van een conform vergunning aangelegde leiding noodzakelijk maakt. Na deze 5 jaar wordt een periode van 5 tot 15 jaar gehanteerd, waarbij het bedrag van nadeelcompensatie trapsgewijs wordt afgebouwd van 80% naar 0%. Voor leidingen in natte infrastructuur wordt een termijn gehanteerd van 5 tot 30 jaar, waarbij het bedrag van nadeelcompensatie trapsgewijs wordt afgebouwd van 80% naar 0%. Voor meer informatie wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Leidingen in natte infrastructuur die ouder dan 30 jaar zijn, komen op basis van de Nadeelcompensatieregeling niet in aanmerking voor nadeelcompensatie. Deze termijn van 30 jaar is mede gebaseerd op adviezen van de commissie Burgering[1] en op de in de verlegregelingen[2] van het Rijk gehanteerde termijnen, die algemeen als redelijk worden beschouwd. Bovendien is het niet wenselijk een langere termijn vast te stellen. Voor de gemeente is het al lastig genoeg te voorspellen hoe de openbare ruimte over 15 jaar eruit zal zien, laat staan welke ontwikkelingen zich er over 30 jaar zullen voordoen. We leven immers in een tijd waarin de ontwikkelingen elkaar in een steeds sneller tempo opvolgen. Wat gisteren nog goed was, voldoet morgen niet meer aan de eisen van de tijd. Bovendien hebben alle overheden te maken met mondiger burgers, bedrijven, instellingen en lobbygroepen die via inspraak hun eigen stempel op de openbare ruimte proberen achter te laten waarmee zij zich zelf identificeren. De inrichting van de openbare ruimte vindt steeds vaker plaats op basis van "incidenten" die een grote weerslag op de inrichting van de ondergrondse infrastructuur hebben. Naast de dynamiek van de individualisering en privatisering van de openbare ruimte mag ook niet uit het oog worden verloren dat de gemeente Dordrecht als onderdeel van de grote Randstadfamilie bovendien te kampen heeft met een schaarste aan geschikte ondergrondse ruimte voor de aanleg of uitbreiding van netwerken. Verder moet nog worden opgemerkt dat de leidingen vooralsnog om niet liggen, zodat een verschuiving van het risico van de kosten van verlegging na 30 jaar ook voor leidingen natte infrastructuur in beginsel meer dan redelijk is.

Bij de bovenstaande toelichting moet een belangrijke kanttekening geplaatst worden. Ingevolge artikel 3:4 tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht mogen de voor één of meer benadeelden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Aan dat artikel komt naast de in de Nadeelcompensatie regeling neergelegde beleidsregels een zelfstandige betekenis toe. Bij grootschalige projecten is de gemeente gehouden te onderzoeken hoeveel de door de verlegging te lijden schade bedraagt en daarna te beoordelen voor wiens risico die schade moet komen en of sprake is van onevenredige schade, die al dan niet voor vergoeding in aanmerking komt (Rb. Rotterdam 7 juli 2011, LJN BR3406). De uitspraak is gedaan in een geschil waar voor de uitvoering van het project Markthal een aanwijzingsbesluit is genomen door de gemeente Rotterdam tot het verleggen van kabels en leidingen. Aan de verlegging van die kabels en leidingen hing een kostenplaatje van 3,5 miljoen euro. De rechtbank kwam tot het oordeel dat de gemeente Rotterdam door deze schade niet of onvoldoende in het kader van artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht te betrekken de in dat artikel verankerde onderzoeksplicht heeft geschonden.

Voor de leidingexploitanten is het verder van groot belang dat ingrepen aan hun vitale transportleidingen tot het uiterste minimum worden beperkt, aangezien bijna iedere ingreep de kwaliteit van dat deel van het netwerk in negatieve zin beïnvloedt en de leveringszekerheid in gevaar brengt.

Uitgangspunt in de Nadeelcompensatieregeling is dan ook dat verlegging van leidingen in natte infrastructuur zo veel als mogelijk wordt voorkomen. Om dit doel te bereiken is in de Nadeelcompensatieregeling de verplichting opgenomen dat de gemeente bij gebiedsontwikkeling in een zo vroeg mogelijk stadium in contact treedt met de benadeelde. Zeker indien het duidelijk is dat de uitvoering van een mogelijk ontwerp of plan voor het te ontwikkelen gebied belemmerd zou kunnen worden door de aanwezigheid van een leiding in natte infrastructuur is het geen overbodige luxe om gezamenlijk met de betrokken leidingexploitant naar goede en betaalbare alternatieven te zoeken. Daarbij kunnen een reeks van vragen aan de orde komen. Zo kan bijvoorbeeld de vraag gesteld worden of een aanpassing van het ontwerp nuttig en haalbaar is als daardoor verlegging van deze dure ondergrondse infrastructuur voorkomen kan worden.

Voor alle duidelijkheid moet nog uitdrukkelijk worden opgemerkt dat het ook bij een mogelijke verlegging van leidingen noodzakelijk is met de betrokken benadeelden al vroegtijdig bij de gebiedsontwikkeling in overleg te treden. Want kwesties als bijvoorbeeld de vraag of het redelijk is dat voor de oprichting van een megastore de noodzakelijke kosten van verlegging volledig bij de benadeelde neer worden gelegd of dat deze kosten al dan niet volledig in de grondprijs moeten worden verdisconteerd, zullen immers ongetwijfeld ook bij een mogelijke verlegging van dit soort leidingen aan de orde komen.

Algemeen

Artikel 1, 2 en 3

Leiding: Telecommunicatiekabels zijn daarmee uitgezonderd van deze regeling. Deze kabels vallen onder de Telecommunicatiewet die voor het verleggen en de kosten daarvan een geheel eigen regeling kent. Door in de definitie van het begrip leiding de zinsnede "waarmee het algemeen belang wordt gediend" op te nemen, wordt kenbaar gemaakt dat deze regeling niet van toepassing is op particuliere kabels voor bijvoorbeeld winkelwagendiefstalpreventiesystemen. Leidingen voor de elektriciteits-, gas- en watervoorziening dienen het algemeen belang.

Schadebedrag: Dit is het centrale begrip in de Nadeelcompensatieregeling. Het schadebedrag omvat uitsluitend de kosten die gemaakt moeten worden om de verlegging uit te voeren. Uitgangspunt bij de bepaling van het schadebedrag bij een verlegging van een leiding zijn de werkelijke verleggingskosten. De verleggingskosten omvatten alle directe kosten die de benadeelde benadeelde moet maken om de leiding te verleggen. Vermogenschade en inkomensschade worden niet als uitgangspunt genomen. Van het schadebedrag wordt een bepaald percentage als nadeelcompensatie uitgekeerd. De nadeelcompensatie wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in deze regeling.

De andere begripsomschrijvingen behoeven geen toelichting.

Nadeelcompensatie

Nadeelcompensatie algemeen

Artikel 4

Als het college van de gemeente Dordrecht een aanwijzingsbesluit neemt tot het verleggen van een leiding en dit leidt voor de benadeelde tot schade die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft, kan de benadeelde om nadeelcompensatie verzoeken. Op basis van deze regeling wordt bepaald of nadeelcompensatie toegekend wordt of niet en hoe hoog het bedrag is dat wordt uitgekeerd.

Nadeelcompensatie voor een leiding die ligt in, op of boven openbare plaatsen en/of openbaar water

De artikelen 5, 6, 7 en 8 bepalen de hoogte van de nadeelcompensatie als de te verleggen, te verwijderen of aan te passen leiding van de benadeelde ligt in, op of boven openbare plaatsen en/of openbaar water.

Voor de vaststelling van de periode waarover nog nadeelcompensatie plaatsvindt is voor de overheid in beginsel de voorzienbaarheid het uitgangspunt. Welke periode kan worden overzien om te bepalen of een vergunning wordt afgegeven?

Voor leidingen in natte infrastructuur spelen naast voorzienbaarheid nog andere uitgangspunten een rol. De benadeelde heeft onder andere in verband met zijn leveringszekerheid extra bescherming nodig dat deze specifieke leidingen voor een langere periode ongestoord in de grond mogen blijven liggen. Projecten waardoor verlegging van leidingen in natte infrastructuur toch noodzakelijk is, rechtvaardigen daarom het uitgangspunt dat de gemeente hiervoor over een periode van 30 jaar nadeelcompensatie verschuldigd is.

In de bijlagen 2 en 3 zijn aan de hand van twee tabellen de schadevergoedingsregimes opgenomen voor leidingen die onder de werkingssfeer van artikel 5, artikel 6 en artikel 7 vallen.

Artikel 5

De periode van vijf jaren is de periode waarin redelijkerwijs voor de gemeente voorzienbaar is dat werken in de openbare ruimte plaats zullen gaan vinden. De termijn begint vanaf het moment van verlening van de vergunning, omdat het moment van vergunnen vaststaat.

In het tweede lid gaat het over de situatie dat een vergunning wordt verleend aan een benadeelde voor het leggen van een leiding op een locatie waarvan de gemeente vermoedt dat de leiding binnen 5 jaren verlegd zal moeten worden als gevolg van de uitvoering van werkzaamheden en in de vergunning daartoe een bepaling is opgenomen, dan zal geen nadeelcompensatie worden gegeven.

Artikel 6

De termijn vanaf vijf tot en met vijftien jaren is de periode waarin de voorzienbaarheid steeds minder wordt. Voor leidingen in natte infrastructuur is de termijn opgehoogd naar dertig jaar.

Artikel 7

Werkzaamheden door of vanwege de gemeente Dordrecht zijn niet te voorzien op een termijn van vijftien jaren of langer. Als een vergunning 16 jaar of langer geleden is afgegeven zal geen nadeelcompensatie worden uitgekeerd. Voor leidingen in natte infrastructuur bedraagt die termijn dertig jaar. De kosten voor verlegging worden in dat geval volledig tot het maatschappelijk risico van de benadeelde gerekend.

Artikel 8

Voor de hoogte van eventuele nadeelcompensatie zijn de artikelen in hoofdstuk III en IV van de Nadeelcompensatieregeling bepalend. De omvang van de nadeelcompensatie is afhankelijk van het schadebedrag. Het schadebedrag moet inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van de verschillende kostenposten.

Nadeelcompensatie voor een leiding niet ligt in, op of boven openbare plaatsen en/of openbaar water

De artikelen 9 en 10 handelen over de hoogte van de nadeelcompensatie indien de leiding van de benadeelde verlegd, verwijderd of aangepast moet worden en niet in, op of boven openbare plaatsen en/of openbaar water ligt.

We onderscheiden de situaties dat sprake is van ligging van een leiding in grond die in eigendom is van benadeelde zelf, de leiding met een zakelijk recht ligt en of een recht krachtens de Belemmeringenwet Privaatrecht (BP) rust op de leiding enerzijds en overige rechtsposities anderzijds.

Het onderscheid wordt gemaakt in aansluiting op gelijke bepalingen in de Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied (OKL) op rijksniveau. Ingevolge de regels van het onteigeningsrecht kan aanspraak worden gemaakt op volledige schadeloosstelling in geval een leiding ligt in grond die in eigendom is van de benadeelde, ingeval er een zakelijk recht rust op deze leiding of een BP-gedoogplicht bestaat.

Artikel 9

Voor de bepaling van de hoogte van de nadeelcompensatie is in dit artikel aangesloten bij hetgeen bepaald is in de Onteigeningswet. Dit betekent dat 100% van het schadebedrag vergoed zal worden.

Artikel 10

Indien de te verleggen, te verwijderen of aan te passen leiding niet in, op of boven openbare plaatsen en/of openbaar water ligt en niet in grond van de benadeelde, noch met een zakelijk recht of een gedoogplicht op basis van de Belemmeringenwet Privaatrecht, dan bestaat de nadeelcompensatie uit de kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoering. De materiaalkosten en de kosten van uit en in bedrijfstellen worden niet vergoed.

Algemene bepalingen bij het vaststellen van nadeelcompensatie

Deze artikelen hebben betrekking op de vaststelling van het bedrag van de nadeelcompensatie.

Artikel 11

Partijen dienen, in het kader van de verwijdering, verlegging of aanpassing van een leiding schadebeperkend op te treden. Zij moeten rekening houden met de wederzijdse belangen bijvoorbeeld bij de technische oplossing of de keuze van het tracé. De verlegging moet gerealiseerd worden op basis van een technisch

adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijk laagste kosten gerealiseerd kan worden.

Artikel 12

Indien vanwege het werk sprake is van meerdere verleggingen, is op de eerste verlegging deze Nadeelcompensatieregeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente. Bedoeld worden meerdere verleggingen op dezelfde locatie in een bepaalde periode van dezelfde leiding.

Artikel 13

Indien als gevolg van een verzakking van de grond een leiding moet worden gerezen moet de benadeelde dit op eigen kosten uit te voeren.

Artikel 14

De nadeelcompensatie wordt bepaald op basis van een vaste prijs, als blijkt dat de voorlopig vastgestelde nadeelcompensatie lager is dan € 10.000,-, of op basis van nacalculatie als de raming hoger is dan € 10.000,00. Partijen kunnen in overleg andere afspraken maken.

Bepalingen van procedurele aard

Voornemen/vooroverleg

Artikel 15

De gemeente Dordrecht voert vooroverleg met de benadeelde nadat de benadeelde per brief geïnformeerd is over het voornemen van de gemeente om een vergunning in te trekken of te wijzigen inclusief de plannen van de gemeente en de consequenties voor betrokken leidingen. De benadeelde kan in de brief eventueel ook verzocht worden zelf informatie te verschaffen over noodzakelijk te verleggen leidingen. Bij de voorbereiding van een concreet project vindt overleg plaats over de gevolgen van de uit te voeren werkzaamheden met onder andere de benadeelden. Bij complexe projecten vindt er (meestal) een startbijeenkomst plaats met alle benadeelden, waarna er overleg plaats vindt tussen de werkvoorbereider en een vertegenwoordiger van de betreffende benadeelde om de noodzakelijke werkzaamheden van de benadeelde door te spreken en af te stemmen op de gemeentelijke werkzaamheden, al dan niet uitmondend in een offerte en opdrachtverlening.

In lid 1 gaat het met name over het vooroverleg in het kader van de projectuitvoering. Voordat een plan überhaupt uitgevoerd kan worden, moet het eerst worden ontwikkeld.

Lid 2 gaat dan ook expliciet over het vooroverleg met de betrokken benadeelden bij de gebiedsontwikkeling. Zeker bij grootschalige projecten, waarbij de verlegging van de ondergrondse infrastructuur zowel de gemeente als de benadeelden voor onvoorziene en onoverbrugbare financiële kosten kan plaatsen, is het zaak dat beide partijen reeds bij de gebiedsontwikkeling zo vroeg mogelijk aan tafel zitten om eventuele struikelblokken vroegtijdig te bespreken en op te lossen. De mogelijkheid van het doen van een oriëntatiemelding bij het Kadaster biedt de gebiedsontwikkelaars een handvat een eerste indruk te krijgen of de aanwezige ondergrondse infrastructuur een belemmering voor de uitvoerbaarheid van hun initiële plan vormt. Aan de hand van het resultaat van de oriëntatiemelding moet dan worden gekeken of men samen met de benadeelde het plan zodanig kan aanpassen dat de kosten voor beide partijen tot een acceptabel minimum kunnen worden beperkt. Ook de jurisprudentie betreffende nadeelcompensatie noopt hiertoe.

Artikel 16

De gemeente Dordrecht streeft ernaar in overleg tot overeenstemming te komen over de verplaatsing van leidingen. Tijdens het vooroverleg worden aspecten met betrekking tot de technische oplossing en planning aan de orde gesteld en wordt gestreefd naar overeenstemming hierover. Hoewel het in het artikel niet expliciet is opgenomen, is het primaire doel van het overleg uiteraard te bekijken of de uitvoering van de geplande werkzaamheden mogelijk is zonder de leidingen te moeten verleggen.

Artikel 17

Behoeft geen nadere toelichting.

Aanwijzingsbesluit tot verleggen

Artikel 18

Het college neemt het aanwijzingsbesluit tot het verleggen van een leiding, zo mogelijk op basis van overeenstemming, bereikt in het vooroverleg als bedoeld in artikel 16. Het aanwijzingsbesluit richt zich op de noodzaak tot verleggen en het tijdstip waarop dit gerealiseerd moet zijn. Het besluit handelt uitdrukkelijk niet over ontstane schade en nadeelcompensatie. Die aspecten komen aan de orde in het besluit dat genoemd is in artikel 23 en dat genomen kan worden nadat een verzoek om nadeelcompensatie is ingediend door de benadeelde.

Verder is in lid 2 bepaald dat indien de belanghebbende gevolg heeft gegeven aan de aanwijzing en er binnen de termijn van 5 jaar na verzending van het aanwijzingbesluit geen begin is gemaakt met de werkzaamheden waarvoor de aanwijzing is gegeven, de benadeelde recht heeft op volledige vergoeding van alle door hem in redelijkheid gemaakte kosten. Ook in de Telecommunicatiewet is een artikel van gelijke strekking opgenomen. Het aanwijzingsbesluit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waardoor er mogelijkheden zijn voor bezwaar en beroep.

Verzoek om voorlopige vaststelling nadeelcompensatie

Artikel 19

De datum waarop een aanwijzigingsbesluit tot verleggen bekend is gemaakt aan een benadeelde is bepalend voor het ingaan van de termijn waarbinnen benadeelde een verzoek om nadeelcompensatie kan indienen. Hoewel de termijn voor het indienen van een verzoek om nadeelcompensatie 5 jaar bedraagt, verwacht de gemeente dat dit in de praktijk, onder andere in verband met de afsluiting van projectbudgetten, zo spoedig mogelijk zal gebeuren.

Artikel 20

Om tot een beslissing te kunnen komen op het verzoek van benadeelde, zijn meer gegevens noodzakelijk dan in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht als minimum zijn opgesomd. De aanduiding van de aard en de omvang van de schade en de specificatie van het schadebedrag dienen bepaald te worden op basis van te onderscheiden kostenposten gebruikmakend van de bijlage 1.

Artikel 21

De benadeelde zal zelf de periode moeten aantonen van de ligging van de betreffende leiding op die locatie. In beginsel zal dit plaatsvinden met een vergunning of een daarmee gelijk te stellen schriftelijke toestemming. Indien een vergunning ontbreekt wordt gerekend vanaf de datum waarop het leggen volgens de registratie van de benadeelde is aangevangen dan wel de leiding in bedrijf is genomen. Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning is verleend c.q. op welke datum het leggen is aangevangen dan wel de leiding in bedrijf is genomen, wordt er van uit gegaan dat de betreffende leiding langer dan 15 jaar aanwezig is of in het geval van een leiding in natte infrastructuur langer dan 30 jaar aanwezig is.

Besluit voorlopige vaststelling nadeelcompensatie

Artikel 22

De gemeente neemt binnen acht weken na indiening van het verzoek een besluit inhoudende één van de in dit artikel opgesomde mogelijkheden. Het verzoek om nadeelcompensatie wordt niet in behandeling genomen als dit verzoek niet is ingediend binnen 5 jaar na bekendmaking van het aanwijzingsbesluit tot verleggen. Het verzoek kan kennelijk ongegrond verklaard worden als de verlegging, verwijdering of aanpassing aan de leiding van benadeelde niet door de gemeente wordt veroorzaakt. Het verzoek kan geheel of gedeeltelijk toegekend worden of geheel afgewezen worden.

Indien de aanvraag onvoldoende gegevens bevat voor een beoordeling van het verzoek om nadeelcompensatie of voor de vaststelling van het schadebedrag zal benadeelde 4 weken de gelegenheid krijgen om aanvullende informatie te verstrekken. De termijn van 8 weken na indiening van het verzoek om nadeelcompensatie, waarbinnen het college een besluit dient te nemen, wordt opgeschort met ingang van de dag waarop aanvullende informatie wordt gevraagd.

Het besluit tot vaststelling van de nadeelcompensatie is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waarvoor mogelijkheden van bezwaar en beroep bestaan.

De gemeente kan de termijn eenmalig met een redelijke termijn verlengen, met een maximum van acht weken. Dit zal schriftelijk aan de benadeelde worden medegedeeld.

Verzoek om definitieve vaststelling nadeelcompensatie

Artikel 23

De benadeelde dient binnen de termijn van vijf jaar genoemd in artikel 19 en nadat de werkzaamheden voor de verlegging van de leiding geheel zijn afgerond, het verzoek in te dienen voor de definitieve vaststelling van de nadeelcompensatie. Die wordt middels nacalculatie bepaald op basis van werkelijk gemaakte kosten, tenzij de voorlopige nadeelcompensatie lager is vastgesteld dan € 10.000,00. In het laatstgenoemde geval wordt bij de vaststelling van de definitieve nadeelcompensatie uitgegaan van de vaste prijs die is toegekend als voorlopige nadeelcompensatie.

Artikel 24

Het verzoek moet in elk geval bevatten:

• het besluit over voorlopige nadeelcompensatie op basis van artikel 22;

• een gespecificeerde opgave van het schadebedrag conform bijlage 1 worden aangeleverd, ten behoeve van de nacalculatie en een accountantsverklaring als het college dit verzoekt.

Besluit definitieve vaststelling nadeelcompensatie

Artikel 25

Zie de toelichting bij artikel 22.

Betaling nadeelcompensatie

Artikel 26

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Kostentechnische bepalingen

Algemeen

Artikel 27

Bij de bepaling van de nadeelcompensatie is sprake van een berekening op basis van de werkelijke kosten. Dit zijn de kosten die direct toegerekend kunnen worden aan de verlegging van de leiding. Leidingen worden beschouwd als niet verhandelbare objecten en hebben geen economische waarde in die zin. Tot slot is hierbij van belang dat de verlegging gerealiseerd moet worden op basis van een technisch adequaat alternatief tegen de maatschappelijk laagste kosten ten opzichte van de meest voor de hand liggende variant. Benadeelde en gemeente Dordrecht ondervinden geen nadeel van de gekozen oplossing.

De meest voor de hand liggende variant is een verlegging van de leiding ter plaatse van de probleemlocatie. Denkbaar is echter, dat één van de partijen gebaat is bij een andere oplossing. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de situatie ter plaatse van het uit te voeren werk zo ingewikkeld is, dat de benadeelde er de voorkeur aan geeft - ook uit een oogpunt van efficiënt beheer - de leidingen gedeeltelijk te verplaatsen dan wel andere maatregelen te treffen buiten de grenzen van het uit te voeren werk. In principe dient te worden gekozen voor dit laatst genoemde, meest aantrekkelijke alternatief, tenzij de andere partij ten gevolge daarvan in een slechtere positie komt te verkeren dan het geval zou zijn geweest bij verlegging ter plaatse van de probleemlocatie. Partijen kunnen dan nadere afspraken maken over de schadeverdeling. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een leiding over een grotere lengte wordt verlegd dan bij een oplossing op de probleemlocatie. Voor de benadeelde kan dit dus nadeliger uitpakken.

Als bij een verlegging de benadeelde de gelegenheid benut om bijvoorbeeld de capaciteit te laten toenemen of andere kwantificeerbare voordelen heeft komen de kosten ervan niet in aanmerking voor vergoeding. Ook de kosten van het rijzen van een leiding worden volgens artikel 14 niet vergoed.

Kosten van ontwerp en begeleiding

Artikel 28

De benadeelde mag in principe pas kosten declareren vanaf het moment dat overeenstemming is bereikt over de oplossing. In de praktijk houdt dit in dat de eerste paar afstemmingsoverleggen niet kunnen worden gedeclareerd in verband met de maatschappelijke afstemmingsplicht.

Kosten van uit- en in bedrijfstellen

Artikel 29

Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen. Voorbeelden zijn extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.

Uitvoeringskosten

Artikel 30

Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld werkputten en ondersteuningen. Alle tijdelijke voorzieningen van fysieke aard die nodig zijn tijdens de bouw vallen onder de uitvoeringskosten.

Onder tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke leidingverbindingen verstaan die de benadeelde moet aanleggen en later buiten bedrijf moet stellen. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuïteit van het bedrijfsproces van de betrokken benadeelde. Het betreffen voorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd.

De kosten die de aannemer moet maken om de leiding uit de grond te halen vallen onder uitvoeringskosten. Ook het opslaan in hanteerbare stukken en het transport op de bouwlocatie zijn uitvoeringskosten. De kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van verlaten leidingen vallen eveneens onder

uitvoeringskosten.

De kosten voor de afvoer van vrijgekomen materialen naar een tijdelijk werkterrein behoren tot de uitvoeringskosten.

Materiaalkosten

Artikel 31

Onder materiaalkosten worden in elk geval verstaan kosten van leidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van leidingsystemen worden ondergebracht.

Transportkosten en stortkosten van vrijgekomen leidingen vanaf de bouwlocatie naar de stort of verwerkingslocatie behoren tot de materiaalkosten (behalve de stortkosten in geval de leiding asbesthoudende stoffen bevat. Hierbij is in aanmerking genomen dat deze kosten bij vervanging van de leiding op eigen initiatief ook ten laste komen van de benadeelde).

De materiaalkosten van constructieve en/of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van derden (en niet door gemeente) vallen onder de materiaalkosten.

NB De materiaalkosten van constructieve en/of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van gemeente vallen onder de uitvoeringskosten.

Bundeling werkzaamheden

Artikel 32

In geval van bundeling van werkzaamheden van verschillende benadeelden moeten de kosten worden verdeeld over de benadeelden. De projectkosten worden verdeeld in direct aan de benadeelden toe te delen kosten en gezamenlijke kosten. De direct toe te delen kosten zijn kosten van in- en uit bedrijf stellen en materiaalkosten exclusief de extra materialen die nodig zijn voor de gezamenlijke kruising. De gezamenlijke kosten zijn de uitvoeringskosten, ontwerp en begeleiding en de extra materialen die nodig zijn om gezamenlijk te kruisen.

Slotbepalingen

Artikel 33, 34, 35 en 36

Behoeven geen nadere toelichting.

[1] In het definitief eindadvies van 23 april 2010 van de Commissie Nadeelcompensatie & Brandkranen, ook wel aangeduid als de commissie Burgering, wordt in het kader van uniformering van allerlei gemeentelijke verlegregelingen een maximale termijn van 30 jaar voorgesteld voor waterleidingen die zich in de natte infrastructuur bevinden.

[2] Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft sinds begin jaren 90 een regeling voor de vaststelling van nadeelcompensatie voor het verleggen van kabels en leidingen. Deze regeling is laatstelijk herzien en vervangen door de zogenaamde Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken (NKL 1999). Ook deze regeling hanteert een maximale termijn van 30 jaar voor kabels en leidingen die zich in de natte infrastructuur bevinden.