Beleidsregels Wijkverboden artikel 2:75A APV

Geldend van 24-10-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wijkverboden artikel 2:75A APV

De BURGEMEESTER van de gemeente DORDRECHT,

overwegende 

  • -

    dat de burgemeester op 4 februari 2011 beleidsregels heeft vastgesteld voor de toepassing van artikel 2:75A van de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht (hierna: APV) om – in met name het centrum van Dordrecht - gebiedsontzeggingen op te leggen;

  • -

    dat de gemeenteraad op 13 oktober 2015 artikel 2:75A van de APV heeft gewijzigd waardoor, in plaats van een gebiedsontzegging in door het college aangewezen gebieden, een wijkverbod voor een of meer buurten kan worden opgelegd in de gehele gemeente Dordrecht voor de duur van maximaal zes weken;

  • -

    dat op grond van deze wijziging van de APV een wijkverbod kan worden opgelegd in het belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid;

  • -

    dat het, om redenen van effectiviteit en doelmatigheid gewenst is om de politie en gemeentelijke toezichthouders de wijkverboden te laten uitreiken;

  • -

    dat daarom aan het Hoofd van het basisteam Drechtsteden Binnen van de Politie, eenheid Rotterdam, district Zuid-Holland-Zuid en aan de directeur van Toezicht de bevoegdheid wordt toegekend om namens de burgemeester waarschuwingen te geven en wijkverboden op te leggen;

  • -

    dat het wenselijk is om in beleidsregels vast te leggen op welke wijze aan die bevoegdheid toepassing wordt gegeven;

 

gelet op artikel 2:75A van de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht en artikel 1:3 en titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

B E S L U I T

 

vast te stellen de volgende

Beleidsregels Wijkverboden artikel 2:75A APV

Aanleiding wijkverbod

Artikel 1

Onder gedragingen waarvoor een wijkverbod kan worden opgelegd, worden in ieder geval begrepen overtredingen van de volgende strafbare feiten: 

 

Wetboek van Strafrecht

  • -

    Belediging groep mensen (artikel 137c)

  • -

    Aanzetting tot haat (artikel 137d)

  • -

    Openbaarmaking beledigende uitlatingen (artikel 137e)

  • -

    Openlijke geweldpleging (artikel 141)

  • -

    Brandstichting (artikel 157)

  • -

    Niet voldoen aan ambtelijk bevel (artikel 184)

  • -

    Samenscholing (artikel 186)

  • -

    Eenvoudige belediging (artikel 266)

  • -

    Belediging bijzondere organen en functionarissen (artikel 267)

  • -

    Bedreiging (artikel 285)

  • -

    Intimidatie (artikel 285a)

  • -

    Eenvoudige mishandeling (artikel 300)

  • -

    Zware mishandeling (artikel 302)

  • -

    Deelname aan aanval of vechterij (artikel 306)

  • -

    Vernieling en vandalisme (artikel 350)

  • -

    Straatschenderij (artikel 424)

  • -

    Verkeersbelemmering in staat van dronkenschap (artikel 426)

  • -

    Hinderlijk volgen op openbare weg (artikel 426bis)

  • -

    Openbare dronkenschap (artikel 453)

Wet Wapens en Munitie

  • -

    Verbodsbepaling omtrent categorie 1 (artikel 13)

  • -

    Verbodsbepaling omtrent categorie 2, 3 en 4 (artikel 26, 27)

 

Opiumwet

  • -

    Verbodsbepaling omtrent lijst 1 (artikel 2)

  • -

    Verbodsbepaling omtrent lijst 2 (artikel 3)

 

Wegenverkeerswet 1994

  • -

    Gevaar/hinder veroorzaken (artikel 5)

 

APV Dordrecht

  • -

    Samenscholing en ongeregeldheden (artikel 2:1)

  • -

    Rookverbod in parken, bossen en natuurgebieden (artikel 2:18)

  • -

    Ordeverstoring (artikel 2:26)

  • -

    Plakken en kladden (artikel 2:42)

  • -

    Vervoer plakgereedschap en dergelijke (artikel 2:43)

  • -

    Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen (artikel 2:47)

  • -

    Hinderlijk drankgebruik (artikel 2:48)

  • -

    Verboden gedrag bij of in gebouwen (artikel 2:49)

  • -

    Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten (artikel 2:50)

  • -

    Overlast van fiets, snor- of bromfiets en brommobiel (artikel 2.51)

  • -

    Gebruik van consumentenvuurwerk (artikel 2:73)

  • -

    Drugshandel op straat (artikel 2:74)

  • -

    Hinderlijk gebruik van drugs (artikel 2:74A)

  • -

    Verzamelingen van personen in verband met drugs (artikel 2:74B)

  • -

    Wijkverbod (artikel 2:75A)

  • -

    Overige geluidhinder (artikel 4:6)

  • -

    Natuurlijke behoefte doen (artikel 4:8)

  • -

    Verbod vuur te stoken (artikel 5:34)

Gebied

Artikel 2

Een wijkverbod wordt opgelegd voor het gebied waarbinnen de gedraging als bedoeld in artikel 2:75A van de APV Dordrecht heeft plaatsgevonden en wordt in beginsel begrensd door de grenzen van de bestaande buurten van Dordrecht, ook wel bekend als de CBS-buurtindeling (laatstelijk vastgesteld door het college op 18 november 2008 en door de raad op 16 december 2008). Voor een overzicht van deze buurtindeling zie de kaart in bijlage A.

Artikel 3

Indien de gedragingen als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht zich voordoen of hebben voorgedaan of de vrees bestaat dat ze zich zullen voordoen in meerdere buurten dan kan het wijkverbod worden opgelegd voor meerdere buurten.

Artikel 4

Indien de laatste gedraging als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht zich heeft voorgedaan in een andere buurt dan de eerdere gedraging waarvoor is gewaarschuwd of een wijkverbod is opgelegd, dan wordt het wijkverbod opgelegd voor in ieder geval beide buurten.

Waarschuwing en duur wijkverbod

Artikel 5

Voordat een wijkverbod wordt opgelegd, ontvangt een persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan een gedraging als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht een formele en schriftelijke waarschuwing. In deze waarschuwing staat het beleid ten aanzien van wijkverboden uitgelegd. De waarschuwing wordt één keer gegeven en geldt voor de gehele gemeente Dordrecht.

Artikel 6

Bij elke volgende overtreding binnen zes maanden na een waarschuwing of een opgelegd wijkverbod, wordt een wijkverbod opgelegd dat in duur oploopt volgens onderstaand schema.

 

Overtreding

Duur Wijkverbod

2e keer

48 uur

3e keer

2 weken

4e en volgende keer

6 weken

 

Evenementen

Artikel 7

Indien de gedraging als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht heeft plaatsgevonden tijdens een evenement wordt een verbod opgelegd voor de buurt of buurten waarin het evenemententerrein is gelegen, dan wel waar het evenement plaatsvindt.

Artikel 8

Indien de gedraging als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht zich voordoet bij een evenement kan direct een wijkverbod worden opgelegd, zonder dat de persoon wordt gewaarschuwd. Er moet dan sprake zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde tijdens dit evenement. Dit kan onder meer blijken uit de ernst van de gedraging, het effect op het evenement, gevaar voor overige bezoekers en overige omstandigheden van het geval.

Artikel 9

Een verbod voor een evenement wordt opgelegd voor de duur van het evenement met een maximum van 48 uur.

Artikel 10

Indien een persoon tijdens een evenement is gewaarschuwd dan wel een wijkverbod heeft opgelegd gekregen, dan wordt deze persoon niet meer gewaarschuwd, maar wordt direct een wijkverbod opgelegd, indien hij of zij tijdens evenementen in de dertien maanden na de waarschuwing of het wijkverbod opnieuw een gedraging pleegt als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht.

Artikel 11

Indien een persoon binnen zes maanden voorafgaand aan een, vanwege een gedraging bij een evenement op te leggen waarschuwing of wijkverbod, al een wijkverbod voor hetzelfde gebied heeft opgelegd gekregen, vanwege een gedraging niet tijdens een evenement gepleegd, dan geldt voor het op te leggen wijkverbod de opbouw van de termijnen als genoemd in het schema onder 6.

Overtreding verbod en nieuw verbod

Artikel 12

Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal op grond van artikel 2:75A, eerste lid, APV opgemaakt.

Artikel 13

Als een wijkverbod wordt opgelegd terwijl er al een wijkverbod geldt, gaat het nieuwe wijkverbod in na afloop van het eerder opgelegde wijkverbod. Gedurende de looptijd van het wijkverbod kan slechts één keer een nieuw wijkverbod worden opgelegd.

Beperkingen aan het verbod

Artikel 14

Indien de betrokkene een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt daarmee in het wijkverbod rekening gehouden, bijvoorbeeld door het gebied of de tijden waarop het wijkverbod van kracht is te beperken of door een route te bepalen langs welke het betrokkene is toegestaan een bepaalde locatie te bezoeken. Doorgaans zal het hierbij gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, zoals wonen, werken, het bezoeken van een arts, advocaat of hulpverlenende instantie.

Artikel 15

Onverminderd het bepaalde onder 14 is het personen aan wie een wijkverbod is opgelegd, toegestaan zich in het gebied te begeven voor zover betrokkene onderweg is van of naar een van de volgende in het gebied gelegen instellingen:

  • a.

    Servicecentrum Leger des Heils; Dubbeldamseweg Noord 50

  • b.

    Crisisopvang / Slaaphuis Leger des Heils, Kromhout 110

  • c.

    APZ De Grote Rivieren, Kasperspad 79

  • d.

    De Hoop, Spuiweg 75-77

  • e.

    De Hoop, Provincialeweg 70

  • f.

    Diakonaal Aandachtscentrum Dordrecht (DAC), Singel 273-275

  • g.

    Bouman GGZ, Kuipershaven 40

  • h.

    Methadon uitgiftepost, Schrijverstraat 11

Daarbij is betrokkene verplicht de op de bij het wijkverbod gevoegde plattegrond aangegeven route te volgen.

Zienswijze en uitreiking

Artikel 16

Voordat een wijkverbod wordt opgelegd, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het voorgenomen wijkverbod kenbaar te maken. Indien de betrokkene van die gelegenheid gebruik maakt, wordt de afgelegde verklaring schriftelijk vastgelegd. Ook indien de betrokkene expliciet kenbaar maakt hier geen gebruik van te willen maken wordt dit schriftelijk vastgelegd.

Artikel 17

Een wijkverbod wordt in persoon aan de betrokkene uitgereikt onder verwijzing naar het besluit. De gedragingen waarop het wijkverbod is gebaseerd, worden medegedeeld en in het besluit vermeld, alsmede voor welk tijdvak en welk gebied het wijkverbod geldt. Tevens wordt een kaart uitgereikt van het gebied.

Overgangsregeling en slotbepalingen

Artikel 18

Indien binnen zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregels aan een persoon een gebiedsontzegging is opgelegd, dan zal, bij een geconstateerde overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet of artikel 2:48, 2:74, 2:74 A of 2:74 van de APV Dordrecht, een wijkverbod worden opgelegd dat in duur langer is dan de laatst opgelegde gebiedsontzegging. Indien de laatst opgelegde gebiedsontzegging een duur had van acht weken, dan wordt een wijkverbod opgelegd van zes weken.

Artikel 19

Een waarschuwing voor een gebiedsontzegging, uitgereikt binnen zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregels, geldt als een waarschuwing voor een op te leggen wijkverbod, voor zover dit wijkverbod wordt opgelegd in verband met de overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet of artikel 2:48, 2:74, 2:74 A of 2:74 van de APV Dordrecht.

Artikel 20

Indien, in de onder 18 en 19 genoemde gevallen, eenmaal een wijkverbod is opgelegd, wordt bij iedere overtreding als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht een wijkverbod opgelegd dat in duur oploopt volgens het schema onder 6.

Artikel 21

De beleidsregels gebiedsontzeggingen artikel 2:75A APV van 4 februari 2011 worden ingetrokken.

Artikel 22

Dit besluit kan worden aangehaald als “Beleidsregels wijkverboden 2015”.

Artikel 23

Dit besluit treedt in werking op 24 oktober 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld te Dordrecht op 14 oktober 2015,
Drs. A.A.M. Brok