Regeling vervallen per 01-12-2012

Verordening langdurigheidstoeslag 2009

Geldend van 17-06-2010 t/m 30-11-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag 2009

De Raad van de gemeente Drechterland

Gelet op de artikelen 8 lid 1 sub d en 36 van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

Besluit:

vast te stellen de "Verordening langdurigheidstoeslag 2009"

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: het college van burgemeester en wethouders

b. wet: de Wet werk en bijstand

c. referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

d. peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

e. inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3 Langdurig en laag inkomen

Aan de in artikel 36 lid 1 van de wet gestelde voorwaarden van het langdurig hebben van een laag inkomen is voldaan als het inkomen gedurende de referteperiode van 36 maanden niet uitkomt boven 120 procent van de bijstandsnorm.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per 1 januari 2009:

    a. voor gehuwden : € 498,--

    b. voor een alleenstaande ouder : € 447,--

    c. voor een alleenstaande : € 349,--

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het consumentenprijsindexcijfer.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Drechterland 2009.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de Gemeente Drechterland van 31 mei 2010.
De secretaris,
De voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Vanaf 1 januari 2009 is een wetsvoorstel inwerking getreden, waarmee de langdurigheidstoeslag i sgedecentraliseerd naar de gemeenten. De langdurigheidstoeslag vond t/m 31 december 2008 zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin was nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een minimum uitkering in aanmerking kwamen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag was, dat mensen die langdurig een uitkering op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

Artikel 36 van de wet blijft de basis van de langdurigheidstoeslag. Daarnaast bepaalt artikel 8 lid 1 sub d van de wet dat gemeenten in een verordening regels voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 van de wet worden gebruikt.

De wet bepaalt dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeel moet worden of er een recht bestaat.

Doelgroep

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op personen met een inkomen uit arbeid. De reden hiervoor is dat personen met een minimuminkomen uit arbeid dezelfde reserveringsruimte hebben als personen die een uitkering ontvangen. Tevens wordt, door het toelaten van personen met een inkomen uit arbeid, de armoedevalproblematiek verminderd. Voorheen raakten bijstandsgerechtigden die recht hadden op de langdurigheidstoeslag de hele toeslag kwijt op het moment dat zij gingen werken, ook al wijzigde de hoogte van het inkomen niet. Indien ook personen met een inkomen uit arbeid recht hebben op de langdurigheidstoeslag wordt het voor uitkeringsgerechtigden aantrekkelijker om te gaan werken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De begrippen die in deze verordening voorkomen hebben dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip “inkomen” is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de WWB, voor de beoordeling op het recht op langdurigheidstoeslag ook als inkomen gezien.

Artikel 3

In dit artikel worden de begrippen “langdurig” en “laag inkomen” omschreven. Onder het begrip “langdurig” wordt verstaan de referteperiode van 36 maanden. Dit sluit aan bij de door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject. Onder het begrip “laag inkomen” wordt verstaan een inkomen dat niet uitkomt boven 120% van de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm. Gebleken is dat personen die langdurig een inkomen op of iets boven het sociaal minimum hebben, nauwelijks of geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Personen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum hebben praktisch dezelfde reserveringsruimte als personen met een inkomen op het sociaal minimum. Dit heeft te maken met de extra kosten die deze personen hebben omdat zij niet of niet volledig in aanmerking komen voor voorzieningen zoals bijzondere bijstand, kwijtschelding en huur- en zorgtoeslag.

Artikel 4

In het eerste lid van dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De bedragen per 1 januari 2009 zijn vastgesteld op basis van het consumentenprijsindexcijfer zoals dit tot 1 januari 2009 ook gebeurde. In het vierde lid van dit artikel wordt dan ook vastgesteld dat de bedragen genoemd in het eerste lid elk jaar per 1 januari worden verhoogd met het consumentenprijsindexcijfer. In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 van de WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de WWB. Zowel het volledig uitsluiten van beiden partners als het toekennen van het bedrag voor gehuwden wordt niet rechtvaardig geacht. Indien één van de partners niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 van de WWB of in deze verordening, hebben beide partners geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 7

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 36 van de WWB, namelijk per 1 januari 2009. In artikel 36 lid 6 van de WWB is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.