Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemene Subsidieverordening Drechterland

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2017

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Drechterland

De raad van de gemeente Drechterland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 juni 2007;

 

gelet op:

- de Gemeentewet artikel 149;

- de Algemene wet bestuursrecht, titel 4:2.

 

overwegende:

- de Wet tot samenvoeging van de gemeenten Venhuizen en Drechterland en het ontstaan van de nieuwe gemeente Drechterland per 1 januari 2006;

- de noodzaak tot harmonisatie van de subsidieverordeningen van de voormalige gemeenten Venhuizen en Drechterland;

 

gezien het advies van de commissie Samenleving van 30 mei 2007;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

“Algemene subsidieverordening gemeente Drechterland”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Awb: Algemene wet bestuursrecht.

raad: de raad van de gemeente Drechterland.

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland.

rekenkamercommissie: de rekenkamercommissie van de gemeente Drechterland.

organisatie: een vereniging of stichting die zich ten doel stelt activiteiten te verrichten op sociaal-maatschappelijk gebied.

subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor geleverde goederen of diensten.

subsidiejaar: het jaar waarin de subsidie wordt ontvangen.

subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor bepaalde activiteiten.

subsidieregeling: een bij besluit door het college vastgestelde algemene regeling, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, waarin het subsidiebeleid wordt uitgewerkt.

Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening

  • 1. Deze verordening geldt voor alle subsidies op het gebied van onderwijs, welzijn, sport, recreatie en cultuur, alsmede de aanvragen daarvoor die gericht zijn op – of ten goede komen aan – de inwoners van de gemeente Drechterland.

  • 2. Het college kan bepalen dat deze verordening ook geldt voor subsidies op andere terreinen.

Artikel 3 Bevoegdheden raad en college

  • 1. De raad stelt jaarlijks via de gemeentebegroting de bedragen vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 2. Het college kan subsidieregelingen vaststellen ter uitvoering van het subsidiebeleid binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders.

  • 3. Het college is bevoegd besluiten te nemen tot verlening en vaststelling van subsidies, alsmede besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van subsidies.

  • 4. Indien het bij een subsidieregeling behorende subsidieplafond niet toereikend is om op de in een subsidieregeling omschreven wijze te subsidiëren, kan op de betreffende subsidies een korting worden toegepast naar evenredigheid van de berekende subsidiebedragen.

Artikel 4 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Structurele subsidies worden slechts verstrekt aan organisaties met volledige rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk.

  • 2. Deze bepaling geldt niet voor organisaties die een subsidiebedrag ontvangen dat lager is dan een jaarlijks door het college vast te stellen drempelbedrag.

  • 3. Indien tijdens de subsidieperiode de statuten van een organisatie wijzigen, wordt het college hierover direct geïnformeerd.

  • 4. In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend aan natuurlijke personen. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn dan zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

  • 5. Onder de werkingssfeer van deze verordening vallen eveneens die organisaties die, hoewel geen Drechterlandse instelling zijnde, krachtens afspraak met de gemeente Hoorn aan Drechterland zijn toegewezen.

  • 6. Niet onder de werkingssfeer van deze verordening vallen organisaties die, hoewel in deze gemeente gevestigd, krachtens afspraak met de gemeente Hoorn aan die gemeente zijn toegewezen.

Artikel 5 Administratie, onderzoek, risico's

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten.

  • 2. De subsidieontvanger verleent medewerking aan onderzoeken die het college in het kader van de subsidiëring nodig acht. De medewerking strekt zover als redelijkerwijs mogelijk is.

  • 3. Gesubsidieerde organisaties zijn verplicht de rekenkamercommissie alle relevante inlichtingen en stukken te verstrekken, die in het kader van onderzoek worden gevraagd.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht om de risico’s die hij zelf niet kan dragen te verzekeren. Minimaal geldt een verplichting voor een verzekering tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 6 Ontbinding, fusie, faillissement

  • 1. De subsidieontvanger stelt het college onverwijld op de hoogte van het voornemen tot ontbinden of fusie van de rechtspersoon of van zijn faillissement, dan wel het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surséance van betaling.

  • 2. Bij ontbinding van de rechtspersoon dienen de aanwezige middelen die met subsidiegelden zijn opgebouwd direct te worden terugbetaald. Bij faillissement zullen deze bij de curator worden geclaimd.

Artikel 7 Overige bepalingen

  • 1. Gesubsidieerde organisaties zijn zodanig georganiseerd dat personeel, vrijwilligers en degenen waarvoor activiteiten worden georganiseerd, in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van de organisatie.

  • 2. De activiteiten van een organisatie mogen niet strijdig zijn met de ingevolge de Grondwet en internationale verdragen erkende rechten van de mens.

  • 3. Activiteiten van godsdienstige of politieke aard worden niet gesubsidieerd.

Artikel 8 Eerste subsidieaanvragen, eigen biijdragen

  • 1. Bij een eerste aanvraag voor een structurele subsidie moeten de volgende stukken worden ingediend:

    a) een activiteitenplan, begroting en opgave van het eigen vermogen;

    b) de statuten en een kopie van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    c) een opgave van de bestuurssamenstelling;

    d) alle andere informatie die het college nodig acht voor een goede beoordeling van de aanvraag.

  • 2. Een subsidieaanvrager dient in zijn begroting altijd rekening te houden met een redelijke eigen financiële bijdrage van leden c.q. deelnemers. Het college kan hierover nadere voorschriften opstellen.

Artikel 9 Eigen vermogen

Het college is bevoegd om bij subsidieverlening voorwaarden te stellen ten aanzien van het eigen vermogen.

Artikel 10 Betalingen

  • 1. Het college is bevoegd voorschotten op verleende subsidie te verstrekken.

  • 2. Als een organisatie verplicht is subsidiegelden terug te betalen, moet dit gebeuren binnen een maand na dagtekening van de beschikking.

Artikel 11 Accountantsverklaring

  • 1. Bij een subsidiebedrag hoger dan € 50.000,00 kan het college een organisatie verzoeken gelijktijdig met de jaarrekening een accountantsverklaring in te dienen.

  • 2. Bij budgetsubsidiëring kan als voorwaarde worden gesteld dat deze verklaring tevens betrekking heeft op de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen, in het bijzonder van de geleverde producten c.q. prestaties.

Artikel 12 Weigering

  • 1. Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb geregelde gevallen, worden geweigerd als naar het oordeel van het college redenen bestaan om aan te nemen dat:

    a) de activiteiten van de aanvrager niet zijn gericht op - of niet aanwijsbaar in belangrijke mate ten goede komen aan - inwoners van de gemeente Drechterland;

    b) de gelden niet of onvoldoende worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    c) subsidieverlening niet past binnen het gevoerde gemeentelijk beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    d) de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    e) de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

  • 2. Als een subsidieaanvraag niet tijdig of niet volledig is ingediend kan het college, na een meegedeelde respijttermijn, besluiten deze niet in behandeling te nemen.

  • 3. Als een inhoudelijke of financiële verantwoording niet tijdig of niet volledig is ingediend, kan het college besluiten de toegekende subsidie te verlagen dan wel op nihil te stellen.

Artikel 13 Subsidiesoorten

  • 1. De gemeente Drechterland kent een aantal verschillende subsidiesoorten die in de volgende hoofdstukken worden genoemd. Het college bepaalt welke subsidiesoort van toepassing is op een specifieke aanvraag.

  • 2. Structurele subsidies kunnen worden toegekend via jaarlijkse beschikkingen dan wel via meerjarige beschikkingen. Bij meerjarige subsidies kan jaarlijks een indexering worden toegepast.

  • 3. Indien voor een meerjarige subsidie een beschikking wordt afgegeven, wordt hierin vermeld op grond waarvan tussentijds de beschikking kan worden bijgesteld.

Hoofdstuk 2 Budgetsubsidie

Artikel 14 Begripsbepaling

  • 1. Een budgetsubsidie is een subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de realisering van gemeentelijke beleidsdoelen, uitgedrukt in meetbare prestaties (output).

  • 2. Een activiteit is het geheel van producten gericht op een door het college geformuleerd beleidsdoel.

  • 3. Producten zijn organisatiespecifieke teleenheden.

Artikel 15 Vraag gemeente

  • 1. Voor 1 februari voorafgaand aan het subsidiejaar deelt het college de organisatie, waarvan wordt verwacht dat die subsidieaanvrager zal zijn, mee voor welke beleidsdoelen in het nieuwe jaar (periode) een aanbod wordt verwacht. Dit is niet van toepassing op organisaties waarmee meerjaren afspraken zijn gemaakt.

  • 2. Tevens deelt het college het financieel kader mee waarbinnen het aanbod van de instelling zich kan bewegen.

Artikel 16 Subsidieaanvraag

  • 1. Een op de vraag van het college geënte subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór 1 mei van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2. Bij een aanvraag wordt gevoegd: een activiteitenplan en een kostprijs per activiteit.

  • 3. In het activiteitenplan wordt de relatie aangetoond tussen de voorgenomen activiteiten en de gemeentelijke beleidsdoelen waarop het aanbod betrekking heeft.

  • 4. Het college neemt een subsidieaanvraag niet in behandeling als deze naar zijn oordeel geen aanbod bevat dat geënt is op de vraag.

Artikel 17 Budgetoverleg

Het college treedt in overleg met de organisatie over de activiteiten, de prestaties en de door het college voorgenomen aanvullende subsidievoorwaarden, een en ander binnen het financiële kader.

Artikel 18 Subsidieverlening

  • 1. De subsidieaanvraag wordt getoetst aan de beleidsdoelen zoals bedoeld in art. 15 lid 1.

  • 2. In de beschikking wordt meegedeeld welk bedrag beschikbaar wordt gesteld, voor welke periode, voor welke activiteiten en/of prestaties en onder welke aanvullende subsidie- voorwaarden.

  • 3. In de beschikking wordt tevens bepaald op basis waarvan achteraf de definitieve vaststelling van de subsidie zal plaatsvinden.

  • 4. De beschikking tot subsidieverlening wordt meegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 5. Een latere indiening van de subsidieaanvraag leidt tot een evenredige verschuiving van het moment waarop de beschikking wordt afgegeven.

Artikel 19 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college kan aan de organisatie de verplichting opleggen om na afloop van elke viermaandelijkse periode binnen 6 weken verslag uit te brengen over de (cumulatieve) voortgang van de activiteiten en de geleverde prestaties in relatie tot de beleidsdoelen.

  • 2. De laatste rapportage is tevens het inhoudelijke jaarverslag van de organisatie.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze rapportages.

Artikel 20 Verantwoording en vaststelling

  • 1. Na afloop van het subsidiejaar moet de organisatie voor 1 mei een financieel jaarverslag indienen, waaruit de kosten per activiteit blijken, evenals een balans per 31 december van het subsidiejaar.

  • 2. De definitieve subsidievaststelling geschiedt op basis van hetgeen hierover in de beschikking is opgenomen.

  • 3. De definitieve vaststelling vindt plaats uiterlijk 4 maanden na indiening van de jaarstukken.

Hoofdstuk 3 Waarderingssubsidie

Artikel 21 Begripsbepaling

Een waarderingssubsidie heeft als doel de instandhouding van een organisatie vanwege het belang dat door het college wordt gehecht aan de inhoud en de doelgroep van de activiteiten. De hoogte van de subsidie wordt berekend aan de hand van kengetallen. Ook kan voor het geheel of voor bepaalde onderdelen een vast bedrag worden bepaald. Subsidieverlening- en vaststelling vallen samen.

Artikel 22 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór 1 mei van het

    jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, tenzij voor dat jaar reeds een beschikking is afgegeven.

  • 2. Bij een aanvraag worden gevoegd:

    a) een begroting en een activiteitenplan;

    b) informatie over kengetallen die van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de subsidie.

  • 3. Het college kan voor de in te dienen stukken een model voorschrijven.

Artikel 23 Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling wordt meegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar of de subsidieperiode.

Artikel 24 Verantwoording

  • 1. Na afloop van het subsidiejaar dient de organisatie vóór 1 mei een inhoudelijk jaarverslag en jaarrekening in bij het college.

  • 2. Tevens wordt informatie gegeven over de kengetallen voor zover op basis daarvan de subsidie is verleend.

Hoofdstuk 4 Exploitatiesubsidie

Artikel 25 Begripsbepaling

  • 1. Een exploitatiesubsidie is een subsidie in het exploitatietekort dat wordt berekend op basis van (percentages van) de subsidiabele lasten van een organisatie, eventueel uitgesplitst naar kostensoorten.

  • 2. De hoogte van subsidiabele lasten wordt bepaald aan de hand van de ingediende begroting, met als vergelijkingsgrond de laatste jaarrekening. Het college verbindt aan de subsidie een maximum.

  • 3. Subsidiabele lasten zijn geraamde kosten die rechtstreeks verband houden met de activiteiten die in het kader van de doelstelling van de organisatie worden gepland.

Artikel 26 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór 1 mei van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2. Bij een aanvraag worden gevoegd:

    a) een begroting met activiteitenplan. De begroting bevat een onderverdeling van de kostensoorten die voor de bepaling van de subsidie van belang zijn;

    b) een ledenlijst voor zover deze voor de bepaling van de subsidie nodig is.

  • 3. Het college kan voor de in te dienen stukken een model voorschrijven.

Artikel 27 Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening wordt meegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2. Het college kan in plaats van een besluit tot subsidieverlening ook overgaan tot een directe vaststelling. In dat geval wordt dit in de betreffende subsidiebeschikking vermeld.

Artikel 28 Verantwoording en vaststelling

  • 1. Na afloop van het subsidiejaar dient de organisatie vóór 1 mei een inhoudelijk en financieel jaarverslag in bij het college.

  • 2. De opzet van de jaarrekening is gelijk aan die van de ingediende begroting.

  • 3. Indien op de aanvraag een besluit tot subsidieverlening is genomen, stelt het college op basis van een beoordeling van de jaarrekening de subsidie definitief vast.

  • 4. Binnen vier maanden na indiening van de jaarstukken ontvangt de organisatie de definitieve subsidiebeschikking.

Hoofdstuk 5 Eenmalige subsidie

Artikel 29 Begripsbepaling

  • 1. Een eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor projecten, bijzondere activiteiten, experimenten of aanschaffingen die door het college van belang worden geacht en die naar het oordeel van het college niet binnen de reguliere exploitatie van een organisatie kunnen worden gedekt.

  • 2. Ook voor bijzondere prestaties kan een eenmalige subsidie worden verstrekt.

  • 3. Subsidiabele lasten zijn geraamde kosten die rechtstreeks verband houden met de hiervoor genoemde bestemmingen.

Artikel 30 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag moet worden ingediend tenminste 2 maanden voor de start van de activiteit, het experiment of de aanschaf.

  • 2. Het college kan in een subsidieregeling voor een specifiek beleidsveld een ander moment c.q. andere momenten van indiening bepalen.

  • 3. De aanvraag bevat een adequate motivering en beschrijving van de activiteit, experiment of aanschaf, evenals een hierop betrekking hebbende begroting.

  • 4. Bij een bijzondere prestatie is een melding hiervan bij het college toereikend.

Artikel 31 Subsidieverlening

  • 1. Binnen 8 weken na indiening van de aanvraag neemt het college hierover een beslissing, welke direct aan de aanvrager wordt meegedeeld.

  • 2. De subsidie kan worden verstrekt als een vast bedrag of als een garantiesubsidie.

  • 3. Na toekenning wordt de subsidie in zijn geheel of in gedeeltes (als voorschot) verstrekt.

Artikel 32 Verantwoording en vaststelling

  • 1. Binnen 3 maanden na afloop van de besteding dient de aanvrager bij het college een inhoudelijk en financieel verslag in.

  • 2. Binnen een maand na indiening van het verslag wordt de subsidie definitief door het college vastgesteld en vervolgens meegedeeld aan de subsidieaanvrager.

  • 3. Bij projecten geldt een beslistermijn van 3 maanden, waarbij de subsidie wordt vastgesteld op basis van hetgeen hierover in de beschikking is opgenomen.

Hoofdstuk 6 Investeringssubsidie

Artikel 33 Begripsbepaling

Een investeringssubsidie is bedoeld voor een investering in onroerende goederen die door het college van belang wordt geacht en waarvan de kapitaalslasten redelijkerwijs niet binnen de reguliere exploitatie van een organisatie kunnen worden gedekt.

Artikel 34 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór 1 mei van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar (jaar van (ver)bouw of vervanging).

  • 2. Een subsidieaanvraag moet vergezeld gaan van een begroting en een inhoudelijke motivering van de voorgenomen investering.

Artikel 35 Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening wordt meegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar (jaar van (ver)bouw of vervanging).

  • 2. Bij een subsidieverlening boven € 10.000,00 dient de aanvrager aan de volgende voorwaarden te voldoen:

    a) de accommodatie mag niet worden vervreemd, bezwaard of een functiewijziging ondergaan zonder voorafgaande toestemming van het college;

    b) de aanvrager is verplicht zorg te dragen voor een afdoende opstal- en inboedelverzekering.

  • 3. Het college besluit over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 36 Verantwoording en vaststelling

  • 1. Binnen 3 maanden na realisatie van de investering dient door de subsidieaanvrager financieel verantwoording te worden afgelegd.

  • 2. Op basis hiervan wordt door het college de subsidie binnen 3 maanden definitief vastgesteld en kenbaar gemaakt aan de subsidieaanvrager.

  • 3. Indien niet binnen een jaar na de subsidieverlening met de realisatie van de investering een aanvang is gemaakt, wordt de subsidie op nihil vastgesteld en worden eventueel betaalde voorschotten teruggevorderd.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 37 Ontheffing, hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van één of meerdere verplichtingen van deze verordening.

  • 2. Indien naar het oordeel van het college in bijzondere gevallen de toepassing van een artikel van deze verordening of van een subsidieregeling leidt tot een onbillijke situatie, dan is het college bevoegd hiervan af te wijken.

  • 3. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 38 Overgangsbepalingen

  • 1. Indien als gevolg van het van kracht worden van deze verordening en de daarbij behorende subsidieregelingen voor individuele organisaties een verschil ontstaat ten opzichte van de subsidie 2007, in positieve of in negatieve zin, geldt de navolgende overgangsbepaling.

  • 2. Bij een meerjarige subsidietoekenning wordt in een tijdsbestek van 2 jaar in gelijke stappen de subsidie naar het nieuwe niveau gebracht, te beginnen in het jaar 2008.

  • 3. Het college is bevoegd geen of een andere overgangsregeling te treffen indien eerdere besluitvorming of bijzondere omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Artikel 39 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

  • 2. Op deze datum vervallen de volgende subsidieverordeningen van de voormalige gemeenten Venhuizen en Drechterland:

     

    - Subsidieverordening Welzijn gemeente Venhuizen 2005, vastgesteld op 30 september 2004;

    - Subsidieverordeningen sportverenigingen gemeente Venhuizen 2005, vastgesteld op 30 september 2004;

    - Algemene subsidieverordening gemeente Drechterland, vastgesteld op 12 november 1998;

    - Deelverordening Amateur-kunstbeoefening gemeente Drechterland, vastgesteld op 13 december 2001;

    - Deelverordening Sport gemeente Drechterland, vastgesteld op 13 december 2001;

    - Deelverordening Waarderingsbijdragen gemeente Drechterland, vastgesteld op 13 december 2001;

    - Deelverordening Buitengewone activiteiten gemeente Drechterland, vastgesteld op 12 november 1998.

Artikel 40 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Drechterland”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drechterland van 14 juni 2007.
 
De raad voornoemd,
 
De voorzitter,                                                       de griffier,

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

 

De Algemene Wet Bestuursrecht (de Awb) regelt al veel aspecten van de subsidiëring, Wat in de Awb is geregeld hoeft niet in de verordening te worden opgenomen, maar soms is dat toch gedaan om de leesbaarheid van de verordening te bevorderen. Bij een conflict zal altijd de Awb naast de verordening worden gelegd.

 

In de Awb is ondermeer de mogelijkheid van bezwaar tegen een subsidiebeschikking geregeld. Bij een negatief besluit op een bezwaarschrift is vervolgens beroep mogelijk. In beschikkingen wordt steeds de mogelijkheid van bezwaar of beroep vermeld.

 

In de subsidieverordening wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidieverlening (Awb 4.2.3) en subsidievaststelling (Awb 4.2.5). Als op basis van de aanvraag het subsidiebedrag definitief wordt vastgelegd, vallen verlening en vaststelling samen. We spreken dan van directe vaststelling.

 

 

Artikel 3                      Bevoegdheden raad en college

 

De verordening stoelt op de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de gemeenteraad en het college zoals deze voortvloeit uit de wet Dualisering. De raad stelt de gemeentebegroting vast en bepaalt de beleidskaders waarbinnen subsidiering plaatsvindt. Binnen die grenzen neemt het college besluiten over subsidies. Een belangrijk instrument hierbij zijn de subsidieregelingen die worden gehanteerd voor groepen van gelijksoortige organisaties en bij eenmalige subsidies.

 

 

Artikel 4-1                   Rechtspersoonlijkheid

 

Onder rechtspersonen zonder winstoogmerk vallen zowel verenigingen als stichtingen.

 

 

Artikel 7-3                   Godsdienstige en politieke activiteiten

 

Deze activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking. Dit heeft echter niet betrekking op activiteiten met een brede en informatieve strekking. Denk bijvoorbeeld aan een informatie- en discussiebijeenkomst van een jongerenorganisatie over politieke thema’s, gericht op de bevordering van de maatschappelijke participatie van jongeren. Verder wordt evenmin uitgesloten het sociaal-maatschappelijk werk dat vanuit een bepaalde levensovertuiging wordt verricht.

 

 

Artikel 9                      Eigen vermogen

 

In verband met het streven naar administratieve vereenvoudiging wordt enkel een regeling over het eigen vermogen getroffen als het college daartoe aanleiding ziet.

 

 

 Artikel 11                    Accountantsverklaring

 

Bij budgetsubsidiëring hechten we belang aan een objectieve toets van de geleverde producten c.q. prestaties.  Een dergelijke toets stelt eisen aan zowel de wijze waarop de gewenste output wordt geformuleerd als aan de manier waarop door de instelling wordt geregistreerd en verantwoording wordt afgelegd. Na overleg met de subsidieaanvrager wordt de concretisering van de objectieve toets door het college bepaald en in de subsidiebeschikking vastgelegd.

 

 

Artikel 12                    Weigering / verlaging / intrekking

 

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt wanneer een subsidie kan worden geweigerd. Hiermee kan ondermeer misbruik van subsidies worden voorkomen. Deels aanvullend op de Awb worden in artikel 12 situaties genoemd waarin tot weigering kan worden overgegaan. Artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt uitputtend wanneer een subsidie

lager kan worden vastgesteld.

 

 

Artikel 13                    Subsidiesoorten en meerjarige subsidies

 

Er wordt een beperkt aantal subsidiesoorten onderscheiden. Elk subsidiesoort kent zijn eigen toepassingsgebied en procedure. Daarom zijn hiervoor aparte hoofdstukken ingeruimd.

Lid 2 van dit artikel biedt de mogelijkheid om voor meerdere jaren een beschikking af te geven. Waar mogelijk zal hiervan gebruik worden gemaakt. Het leidt tot een beperking van administratieve handelingen en het biedt organisaties meer zekerheid voor de langere termijn. Bij een meerjarige subsidie moeten organisaties nog wel jaarlijks hun financieel en inhoudelijk verslag indienen. Op deze manier blijft de gemeente op de

hoogte van ontwikkelingen en kan worden getoetst of organisaties nog steeds voldoen aan de voorwaarden die in de beschikking c.q. subsidieregeling zijn opgenomen.

 

 

Artikel 14-19               Budgetsubsidie

 

Budgetsubsidies worden voornamelijk toegepast bij professionele organisaties. De gemeente wil hierbij sturen op ‘output’, op resultaat. Het gaat erom dat de gesubsidieerde activiteiten bijdragen aan de realisering van de gemeentelijke beleidsdoelen. Wat dit betreft is een ontwikkelproces gaande. In grote lijnen gaat het steeds om het volgende traject:

 

vraag gemeente > aanbod instelling > overleg > beschikking > uitvoering > verantwoording

 

Vooraf, achteraf en tussendoor gaat het telkens om de vraag of de inzet van de organisatie bijdraagt aan de realisering van de beleidsdoelen. Het antwoord hierop kan tussendoor lieden tot een bijstelling van de inzet van de organisatie of tot aanpassing van de vraag van de gemeente.

 

 

Artikel 14, lid 3            begripsbepaling

 

“Producten zijn organisatiespecifieke teleenheden”. Afhankelijk van de organisatie kan het hierbij gaan om bijvoorbeeld: aantal hulpverleningsgesprekken, begeleidingsuren, bijeenkomsten, voorstellingen, lesuren e.d. Als besloten wordt om de subsidie te koppelen aan gerealiseerde aantallen producten, zal in de subsidiebeschikking worden vastgelegd welke afwijking van de in de subsidieaanvraag vermelde aantallen leidt tot een bijstelling van het budget. Vanwege nog lopende discussies kan deze systematiek niet in de verordening worden vastgelegd. Ondermeer op dit onderdeel is nog sprake van een ontwikkelproces, waarbij van gemeentezijde wordt gezocht naar een toetsbare relatie tussen het budget en de mate waarin beleidsdoelen worden gerealiseerd.

 

Artikel 19, lid 1            Rapportages

 

In rapportages worden in ieder geval vermeld:

- De resultaten in relatie tot de gemeentelijke beleidsdoelen. Afwijkingen kunnen aanleiding zijn tot bijsturing;

- De gerealiseerde producten;

- Trends en ontwikkelingen m.b.t. de klantgroep, problematiek, omgevingsfactoren e.d.

 

 

Artikel 21-24               Waarderingssubsidie

 

De gemeente subsidieert een groot aantal verenigingen en stichtingen vanuit een waardering voor hun bijdrage aan het sociaal-maatschappelijk leven in de gemeente, sport en cultuur hierbij inbegrepen. Waar mogelijk is de hoogte van de financiële bijdrage gekoppeld aan het bereik van de doelgroep. Voor de gemeente is het aantal leden of deelnemers een belangrijke indicatie voor de maatschappelijke betekenis van de organisatie. Soms wordt een vast jaarlijks bedrag bepaald om de instandhouding van een organisatie te faciliteren. In andere gevallen wordt gekozen voor een combinatie van een vast bedrag plus een bedrag dat afhangt van het aantal leden of deelnemers. In subsidieregelingen of specifieke beschikkingen wordt een en ander verder uitgewerkt.

 

 

Artikel 25-28               Exploitatiesubsidie

 

Met de toekenning van een exploitatiesubsidie wordt eveneens een waardering voor de organisatie en de activiteiten tot uiting gebracht. Het nadeel van exploitatiesubsidies betreft de administratieve rompslomp, zowel voor organisaties als voor de gemeente. Op termijn zal deze subsidiesoort naar verwachting verdwijnen.

 

 

Artikel 29-32               Eenmalige subsidie

 

Voor elk van de sectoren welzijn, sport en cultuur zijn door het college afzonderlijke subsidieregelingen voor eenmalige subsidies vastgesteld. Hiermee worden bijzondere eenmalige activiteiten of aanschaffingen mogelijk gemaakt, evenals experimenten die een bron kunnen zijn voor vernieuwing. Ook voor projecten die bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen is een eenmalige subsidie mogelijk.

 

 

Artikel 33-36               Investeringssubsidie

 

Deze subsidievorm wordt met name toegepast bij sportorganisaties. Het is evident dat de mogelijkheden strekken voor zover budgetten hiervoor zijn gereserveerd. Investeringen in onderwijsaccommodaties vallen buiten het kader van deze verordening. Op dat gebied bestaat een specifieke verordening onderwijshuisvesting.