Regeling vervallen per 01-01-2015

Handhavingsverordening 2010

Geldend van 10-06-2010 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Handhavingsverordening 2010

De raad van de gemeente Drechterland

Gelezen het voorstel van het college van de gemeente Drechterland van 23 maart 2010;

Gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 12, eerste lid, onder c van de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de met ingang van 1 juli 2010 in werking te treden artikel 35, eerste lid, onder c van de Wet inkomensvoorziening

oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 35, eerste lid, onder c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

besluit:

1. in te trekken de Handhavingsverordening WWB 2009 per 1 januari 2010 en:

2. vast te stellen per deze datum de Handhavingsverordening 2010.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. raad: de gemeenteraad van de gemeente Drechterland;

b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Drechterland;

c. WWB: de Wet werk en bijstand;

d. Wij: Wet investeren in jongeren;

e. Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

f. Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

g. uitkering: uitkering op grond van de WWB, Ioaw of Ioaz;

h. inkomensvoorziening: uitkering op grond van de Wij;

i. handhaving: alle activiteiten van de gemeente die bewerkstelligen dat de WWB, Wij, Ioaw en Ioaz worden nageleefd.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de WWB, Wij, Ioaz, Ioaw en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Opdracht en verantwoording

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1. Het college stelt beleid vast waarin staat beschreven hoe zorg wordt gedragen voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de voorkoming en bestrijding van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB, Wij, Ioaw en de Ioaz.

  • 2. Het college geeft in het beleid ten minste uitdrukking aan de wijze waarop preventieve en repressieve handhavingmaatregelen, gericht op het voorkomen, ontmoedigen of bestrijden van fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik van uitkering, inkomensvoorziening en/of een

    werkleeraanbod, worden ingezet.

Hoofdstuk 3 Gevolgen bij fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 3 Verlaging en terugvordering

Indien belanghebbende onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt die van belang zijn of redelijkerwijs kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de uitkering, de inkomensvoorziening, de re-integratievoorziening of het werkleeraanbod, dan kan het college de

uitkering dan wel de inkomensvoorziening verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de van toepassing zijnde Afstemmingsverordening 2010, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen uitkering of inkomensvoorziening.

Artikel 4 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

  • 1. Indien het fraudebedrag het bedrag overschrijdt, genoemd in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude, wordt altijd door of namens het college proces-verbaal opgemaakt en per direct aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

  • 2. Bij een lager fraudebedrag beslist het college of er aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 5 Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De verordening treedt in werking met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2010. De bepalingen ten aanzien van de Ioaw en Ioaz treden in werking met ingang van 1 juli 2010.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Handhavingsverordening 2010".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drechterland van 31 mei 2010
de griffier,
de voorzitter,

Toelichting Handhavingsverordening 2010

Algemene toelichting

Wettelijke grondslag van de ‘handhavingsverordening’ in de Wwb, Wij, Ioaw en Ioaz

In artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat de gemeenteraad in het kader van het financiële beheer bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Ook in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Wet investeren in jongeren (Wij) is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Uit de (beperkte) wetshistorie kan worden afgeleid dat met dit artikel hetzelfde is bedoeld als genoemd artikel 8a WWB.

Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten inwerking getreden. In het kader hiervan zijn met ingang van 1 januari 2010 de gemeentelijke middelen voor onder andere de Ioaw, Ioaz, gebundeld met het Wwb inkomensdeel. De bundeling van de financiële middelen van deze inkomensregelingen brengt

geen verandering teweeg in de rechten en plichten van de uitkeringsgerechtigden. In de bestaande inkomensregelingen worden, als gevolg van de volledige financiële verantwoordelijkheid die gemeenten krijgen, verplichtingen voor de gemeenten omgezet in bevoegdheden,

waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de Wwb. Zo worden de verplichtingen voor gemeenten tot het terugvorderen van ten onrechte verstrekte uitkeringen en tot het bij bepaalde overtredingen opleggen van

een maatregel omgezet in bevoegdheden. Als gevolg van de invoering van de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten wordt een nieuwe verplichting opgenomen voor de gemeenteraad om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de maatregelen en voor de bestrijding van fraude. Deze nieuwe verplichtingen zijn voor zowel de Ioaw

als de Ioaz in artikel 35 geregeld en treden eerst op 1 juli 2010 in werking. Gelet hierop is thans gekozen om de wijzigingen mee te nemen in de nieuwe Handhavingsverordening 2010, met dien verstande dat de bepalingen in de Handhavingsverordening 2010 ten aanzien van de Ioaw en de Ioaz eerst met ingang van 1 juli 2010 in werking zullen treden. In artikel 35, eerste lid onder c Ioaw en Ioaz wordt bepaald dat de gemeenteraad in het kader

van het financiële beheer bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van de WWB was al in de ‘Handhavingsverordening WWB 2009’ vastgelegd. Vastgesteld is dat het handhavingsbeleid ook toepasbaar is op de uitvoering van handhaving in het kader van de Wij, Ioaw en Ioaz. Gelet op de grote verwantschap tussen de bedoelde wetten en de efficiëntie (één verordening)

wordt het handhavingsbeleid WWB en het handhavingsbeleid Wij, Ioaw en Ioaz in één nieuwe verordening opgenomen.

Regels stellen over het te voeren handhavingsbeleid

In deze verordening wordt bepaald dat het college beleid moet vaststellen betreffende de manier waarop de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de WWB Wij, Ioaw en Ioaz zal worden vormgegeven. Daarbij moeten beleidsregels worden gegeven over maatregelen ter voorkoming en bestrijding van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wetten. De beleidsregels moeten in ieder geval tot uitdrukking brengen welke preventieve maatregelen en welke repressieve maatregelen zullen (kunnen) worden ingezet.

Bij beleidsregels betreffende preventieve maatregelen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld regels over:

- de manier waarop het college belanghebbenden informatie geeft over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een uitkering en/of een inkomensvoorziening zijn verbonden alsmede over de gevolgen van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik; en

- andere maatregelen gericht op fraudepreventie.

Bij beleidsregels betreffende repressieve maatregelen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld regels over:

- de wijze van controle bij de aanvraag, bij de voortzetting en bij de beëindiging van de uitkering en/of inkomensvoorziening;

- de handelwijze bij inconsistenties en het gebruik van signaal- en/of risicosturing bij de beoordeling van het recht op een uitkering; inkomensvoorziening en/of werkleeraanbod;

- het uitvoeren van onderzoeken en bestandsvergelijkingen waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Betreft een algemene begripsbepaling, geen toelichting nodig.

Artikel 2 Opdracht aan het college

Met betrekking tot de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik is fraudepreventie een belangrijk instrument. De gemeente streeft naar het zo vroeg mogelijk ontdekken van fraude. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de klant een beroep doet op een uitkering, een inkomensvoorziening en/of een werkleeraanbod. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de gemeente. In het beleidsplan zal worden bepaald op welke wijze in de praktijk de uitvoering van de fraudepreventie wordt toegepast.

Artikel 3 Verlaging en terugvordering

Dit artikel spreekt voor zich. Ten aanzien van de niet-uitkeringsgerechtigden die een reintegratietraject volgen, worden de gevolgen van het niet nakomen van de daaraan verbonden verplichtingen in de re-integratieverordening vermeld.

Artikel 4 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Het fraudebedrag waarboven altijd aangifte wordt gedaan, is € 10.000,00. Door te verwijzen naar de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude en niet een bedrag te noemen in de verordening, hoeft niet steeds de verordening te worden aangepast indien de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude wijzigt. Regelmatig vindt overleg plaats tussen het college en de Sociale Recherche.

Artikel 5 Onvoorziene omstandigheden

In dit artikel geeft de raad de vrijheid aan het college om te beslissen in gevallen waarin de verordening niet voorziet.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.