Algemene Subsidie Verordening Drechterland 2018

Geldend van 24-11-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Algemene Subsidie Verordening Drechterland 2018

De raad van de gemeente Drechterland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 juli 2017;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Algemene Subsidieverordening gemeente Drechterland

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Awb:

Algemene wet bestuursrecht.

raad:

de raad van de gemeente Drechterland.

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland.

Rekenkamercommissie:

de Rekenkamercommissie van de gemeente Drechterland.

organisatie:

een vereniging of stichting die zich ten doel stelt activiteiten te verrichten op sociaal-maatschappelijk gebied.

subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor geleverde goederen of diensten.

subsidiejaar:

het jaar waarin de subsidie wordt ontvangen.

subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor bepaalde activiteiten.

subsidieregeling:

een bij besluit door het college vastgestelde algemene regeling, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, waarin het subsidiebeleid wordt uitgewerkt.

Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening

  • 1. Deze verordening geldt voor alle subsidies op het gebied van onderwijs, welzijn, sport, recreatie en cultuur, alsmede de aanvragen daarvoor die gericht zijn op – of ten goede komen aan – de inwoners van de gemeente Drechterland.

  • 2. Het college kan bepalen dat deze verordening ook geldt voor subsidies op andere terreinen.

Artikel 3 Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van de verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking die voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 4 Bevoegdheden raad en college

  • 1. De raad stelt jaarlijks via de gemeentebegroting de subsidieplafonds vast.

  • 2. Het college stelt subsidieregelingen vast ter uitvoering van het subsidiebeleid binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders en subsidieplafonds.

  • 3. Het college is bevoegd besluiten te nemen tot verlening en vaststelling van subsidies, alsmede besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van subsidies.

  • 4. Indien het bij een subsidieregeling behorende subsidieplafond niet toereikend is om op de in een subsidieregeling omschreven wijze te subsidiëren, kan op de betreffende subsidies een korting worden toegepast naar evenredigheid van de berekende subsidiebedragen.

Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Structurele subsidies worden slechts verstrekt aan organisaties met volledige rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk.

  • 2. Bij subsidieregeling of in de beschikking kan het college van het bepaalde in lid 1 afwijken.

  • 3. Indien tijdens de subsidieperiode de statuten van een organisatie wijzigen, wordt het college hierover direct geïnformeerd.

  • 4. In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend aan natuurlijke personen. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn dan zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6 Administratie, onderzoek, risico’s

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten.

  • 2. De subsidieontvanger dient een begroting aan te leveren, die op dezelfde wijze is ingericht als de jaarrekening.

  • 3. De subsidieontvanger verleent medewerking aan onderzoeken die het college in het kader van de subsidiëring nodig acht. De medewerking strekt zover als redelijkerwijs mogelijk is.

  • 4. Gesubsidieerde organisaties zijn verplicht de Rekenkamercommissie alle relevante inlichtingen en stukken te verstrekken, die in het kader van onderzoek worden gevraagd.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht om de risico’s die hij zelf niet kan dragen te verzekeren. Minimaal geldt een verplichting voor een verzekering tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 7 Ontbinding, fusie, faillissement

  • 1. De subsidieontvanger stelt het college onverwijld op de hoogte van het voornemen tot ontbinden of fusie van de rechtspersoon of van zijn faillissement, dan wel het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surséance van betaling.

  • 2. Bij ontbinding van de rechtspersoon dienen de aanwezige middelen die met subsidiegelden zijn opgebouwd direct te worden terugbetaald. Bij faillissement zullen deze bij de curator worden geclaimd.

Artikel 8 Bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 9 Eerste subsidieaanvraag, eigen bijdragen

  • 1. Bij een eerste aanvraag voor een structurele subsidie moeten de volgende stukken worden ingediend:

    • a)

      een activiteitenplan, begroting en opgave van het eigen vermogen;

    • b)

      de statuten en een kopie van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • c)

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d)

      alle andere informatie die het college nodig acht voor een goede beoordeling van de aanvraag.

  • 2. Een subsidieaanvrager dient in zijn begroting altijd rekening te houden met een redelijke eigen financiële bijdrage van leden c.q. deelnemers. Het college kan hierover nadere voorschriften opstellen.

Artikel 10 Eigen vermogen

Het college is bevoegd om bij subsidieverlening voorwaarden te stellen ten aanzien van het eigen vermogen.

Artikel 11 Betalingen

  • 1. Het college is bevoegd voorschotten op verleende subsidie te verstrekken.

  • 2. Als een organisatie verplicht is subsidiegelden terug te betalen, moet dit gebeuren binnen een maand na dagtekening van de beschikking.

Artikel 12 Accountantsverklaring

  • 1. Bij een subsidiebedrag hoger dan € 50.000,00 kan het college een organisatie verzoeken gelijktijdig met de jaarrekening een accountantsverklaring in te dienen.

  • 2. Bij budgetsubsidiëring kan als voorwaarde worden gesteld dat deze verklaring tevens betrekking heeft op de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen, in het bijzonder van de geleverde producten c.q. prestaties.

Artikel 13. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Subsidieverlening kan, naast de in de artikelen 4:25 lid 2 en 4:35 van de Awb geregelde gevallen, worden geweigerd, ingetrokken of teruggevorderd als het college van mening is dat:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet specifiek zijn gericht op – of niet aanwijsbaar in belangrijke mate ten goede komen aan – de gemeente Drechterland of haar inwoners;

    • b.

      de subsidieverlening niet past binnen het gevoerde gemeentelijk beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • c.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt aangevraagd;

    • d.

      de gelden niet of onvoldoende worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • e.

      de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • f.

      de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijke voorschrift;

    • g.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn en/of die een partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming of een verspreiding ter zake tot doel hebben;

    • h.

      dit onder de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen is geregeld.

  • 2. Onverminderd het vorige lid, kan het college verder de subsidie weigeren als:

    • a.

      de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108 lid3 van het Verdrag op de de-minimissteun heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 3. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechtelijke uitspraak.

  • 4. Als een subsidieaanvraag niet tijdig of niet volledig is ingediend kan het college, na een meegedeelde respijttermijn, besluiten deze niet in behandeling te nemen.

  • 5. Als een inhoudelijke of financiële verantwoording niet tijdig of niet volledig is ingediend, kan het college besluiten de toegekende subsidie te verlagen dan wel op nihil te stellen.

Artikel 14 Subsidiesoorten

  • 1. De gemeente Drechterland kent een aantal verschillende subsidiesoorten die in de volgende hoofdstukken worden genoemd. Het college bepaalt welke subsidiesoort van toepassing is op een specifieke aanvraag.

  • 2. Structurele subsidies kunnen worden toegekend via jaarlijkse beschikkingen dan wel via meerjarige beschikkingen. Bij meerjarige subsidies kan jaarlijks een indexering worden toegepast.

Artikel 15 Meerjarige subsidie

  • 1. Meerjarige subsidies worden vastgesteld met een maximum van vier jaar.

  • 2. Indien voor een meerjarige subsidie een beschikking wordt afgegeven, wordt hierin vermeld op grond waarvan de beschikking tussentijds kan worden bijgesteld.

  • 3. Het college voert steekproefsgewijs controle uit over de voortgang van de activiteiten waarvoor meerjarig subsidie is verleend.

  • 4. In een meerjarige subsidiebeschikking wordt een begrotingsvoorbehoud opgenomen voor de jaren waarvan de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Budgetsubsidie

Artikel 16 Begripsbepaling

  • 1. Een budgetsubsidie is een subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de realisering van gemeentelijke beleidsdoelen, uitgedrukt in meetbare prestaties (output).

  • 2. Een activiteit is het geheel van producten gericht op een door het college geformuleerd beleidsdoel.

  • 3. Producten zijn organisatie specifieke teleenheden.

Artikel 17 Vraag gemeente

  • 1. Voor 1 februari voorafgaand aan het subsidiejaar deelt het college de organisatie, waarvan wordt verwacht dat die subsidieaanvrager zal zijn, mee voor welke beleidsdoelen in het nieuwe jaar (periode) een aanbod wordt verwacht. Dit is niet van toepassing op organisaties waarmee meerjaren afspraken zijn gemaakt.

  • 2. Tevens deelt het college het financieel kader mee waarbinnen het aanbod van de instelling zich kan bewegen.

Artikel 18 Subsidieaanvraag

  • 1. Een op de vraag van het college geënte subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2. Bij een aanvraag wordt gevoegd: een activiteitenplan en een kostprijs per activiteit.

  • 3. In het activiteitenplan wordt de relatie aangetoond tussen de voorgenomen activiteiten en de gemeentelijke beleidsdoelen waarop het aanbod betrekking heeft.

  • 4. Het college neemt een subsidieaanvraag niet in behandeling als deze naar zijn oordeel geen aanbod bevat dat geënt is op de vraag.

Artikel 19 Budgetoverleg

Het college treedt in overleg met de organisatie over de activiteiten, de prestaties en de door het college voorgenomen aanvullende subsidievoorwaarden, een en ander binnen het financiële kader.

Artikel 20 Subsidieverlening

  • 1. De subsidieaanvraag wordt getoetst aan de beleidsdoelen zoals bedoeld in art. 15 lid 1.

  • 2. In de beschikking wordt meegedeeld welk bedrag beschikbaar wordt gesteld, voor welke periode, voor welke activiteiten en/of prestaties en onder welke aanvullende subsidievoorwaarden.

  • 3. In de beschikking wordt tevens bepaald op basis waarvan achteraf de definitieve vaststelling van de subsidie zal plaatsvinden.

  • 4. De beschikking tot subsidieverlening wordt meegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 5. Een latere indiening van de subsidieaanvraag leidt tot een evenredige verschuiving van het moment waarop de beschikking wordt afgegeven.

Artikel 21 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college kan aan de organisatie de verplichting opleggen om na afloop van elke viermaandelijkse periode binnen 6 weken verslag uit te brengen over de (cumulatieve) voortgang van de activiteiten en de geleverde prestaties in relatie tot de beleidsdoelen.

  • 2. De laatste rapportage is tevens het inhoudelijke jaarverslag van de organisatie.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze rapportages.

Artikel 22 Verantwoording en vaststelling

  • 1. Na afloop van het subsidiejaar moet de organisatie voor 1 juni een financieel jaarverslag indienen, waaruit de kosten per activiteit blijken, evenals een balans per 31 december van het subsidiejaar.

  • 2. De definitieve subsidievaststelling geschiedt op basis van hetgeen hierover in de beschikking is opgenomen.

  • 3. De definitieve vaststelling vindt plaats uiterlijk 4 maanden na indiening van de jaarstukken.

Hoofdstuk 3 Waarderingssubsidie

Artikel 23 Begripsbepaling

Een waarderingssubsidie heeft als doel de instandhouding van een organisatie vanwege het belang dat door het college wordt gehecht aan de inhoud en de doelgroep van de activiteiten. De hoogte van de subsidie wordt berekend aan de hand van kengetallen. Ook kan voor het geheel of voor bepaalde onderdelen een vast bedrag worden bepaald. Subsidieverlening- en vaststelling vallen samen.

Artikel 24 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, tenzij voor dat jaar reeds een beschikking is afgegeven.

  • 2. Bij een aanvraag worden gevoegd:

    • a)

      een begroting en een activiteitenplan;

    • b)

      informatie over kengetallen die van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de subsidie.

  • 3. Het college kan voor de in te dienen stukken een model voorschrijven.

Artikel 25 Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling wordt meegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar of de subsidieperiode.

Artikel 26 Verantwoording

  • 1. Na afloop van het subsidiejaar of subsidieperiode dient de organisatie vóór 1 oktober een inhoudelijk jaarverslag en jaarrekening in bij het college.

  • 2. Tevens wordt informatie gegeven over de kengetallen voor zover op basis daarvan de subsidie is verleend.

Hoofdstuk 4 Eenmalige subsidie

Artikel 27 Begripsbepaling

  • 1. Een eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor projecten, bijzondere activiteiten, experimenten of aanschaffingen die door het college van belang worden geacht en die naar het oordeel van het college niet binnen de reguliere exploitatie van een organisatie kunnen worden gedekt.

  • 2. Ook voor bijzondere prestaties kan een eenmalige subsidie worden verstrekt.

  • 3. Subsidiabele lasten zijn geraamde kosten die rechtstreeks verband houden met de hiervoor genoemde bestemmingen.

Artikel 28 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag moet worden ingediend tenminste 2 maanden voor de start van de activiteit, het experiment of de aanschaf.

  • 2. Het college kan in een subsidieregeling voor een specifiek beleidsveld een ander moment c.q. andere momenten van indiening bepalen.

  • 3. De aanvraag bevat een adequate motivering en beschrijving van de activiteit, experiment of aanschaf, evenals een hierop betrekking hebbende begroting.

  • 4. Bij een bijzondere prestatie is een melding hiervan bij het college toereikend.

Artikel 29 Subsidieverlening

  • 1. Binnen 8 weken na indiening van de aanvraag neemt het college hierover een beslissing, welke direct aan de aanvrager wordt meegedeeld.

  • 2. De subsidie kan worden verstrekt als een vast bedrag of als een garantiesubsidie.

  • 3. Na toekenning wordt de subsidie in zijn geheel of in gedeeltes (als voorschot) verstrekt.

Artikel 30 Verantwoording en vaststelling

  • 1. Binnen 3 maanden na afloop van de besteding dient de aanvrager bij het college een inhoudelijk en financieel verslag in.

  • 2. Binnen een maand na indiening van het verslag wordt de subsidie definitief door het college vastgesteld en vervolgens meegedeeld aan de subsidieaanvrager.

  • 3. Bij projecten geldt een beslistermijn van 3 maanden, waarbij de subsidie wordt vastgesteld op basis van hetgeen hierover in de beschikking is opgenomen.

Hoofdstuk 5 Investeringssubsidie

Artikel 31 Begripsbepaling

Een investeringssubsidie is bedoeld voor een investering in onroerende goederen die door het college van belang wordt geacht en waarvan de totale investeringslasten redelijkerwijs niet binnen de reguliere exploitatie van een organisatie kunnen worden gedekt.

Artikel 32 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag moet vergezeld gaan van een begroting en een inhoudelijke motivering van de voorgenomen investering.

Artikel 33 Subsidieverlening

  • 1. Bij een subsidieverlening boven € 10.000,00 dient de aanvrager aan de volgende voorwaarden te voldoen:

    • a)

      de accommodatie mag niet worden vervreemd, bezwaard of een functiewijziging ondergaan zonder voorafgaande toestemming van het college;

    • b)

      de aanvrager is verplicht zorg te dragen voor een afdoende opstal- en inboedelverzekering.

  • 2. Het college besluit over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 34 Verantwoording en vaststelling

  • 1. Binnen 3 maanden na realisatie van de investering dient door de subsidieaanvrager financieel verantwoording te worden afgelegd.

  • 2. Op basis hiervan wordt door het college de subsidie binnen 3 maanden definitief vastgesteld en kenbaar gemaakt aan de subsidieaanvrager.

  • 3. Indien niet binnen een jaar na de subsidieverlening met de realisatie van de investering een aanvang is gemaakt, wordt de subsidie op nihil vastgesteld en worden eventueel betaalde voorschotten teruggevorderd.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 35 Ontheffing, hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van één of meerdere verplichtingen van deze verordening.

  • 2. Indien naar het oordeel van het college in bijzondere gevallen de toepassing van een artikel van deze verordening of van een subsidieregeling leidt tot een onbillijke situatie, dan is het college bevoegd hiervan af te wijken.

  • 3. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 36 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als de “Algemene subsidieverordening Drechterland 2018”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 3. Bij de inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Algemene subsidieverordening Drechterland 2007 ingetrokken.

  • 4. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding zijn verleend. Hiervoor blijft de Algemene subsidieverordening Drechterland 2007 van toepassing.

  • 5. Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, maar waarop ten tijde van de inwerkingtreding nog niet is beslist, worden beoordeeld aan de hand van deze verordening.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drechterland van 25 september 2017.

De raad vernoemd,

De voorzitter,

de griffier,

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

De Algemene Wet Bestuursrecht (de Awb) regelt al veel aspecten van de subsidiëring. Wat in de Awb is geregeld hoeft niet in de verordening te worden opgenomen, maar soms is dat toch gedaan om de leesbaarheid van de verordening te bevorderen. Bij een conflict zal altijd de Awb naast de verordening worden gelegd.

In de Awb is onder meer de mogelijkheid van bezwaar tegen een subsidiebeschikking geregeld. Bij een negatief besluit op een bezwaarschrift is vervolgens beroep mogelijk. In beschikkingen wordt steeds de mogelijkheid van bezwaar of beroep vermeld.

In de subsidieverordening wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidieverlening (Awb 4.2.3) en subsidievaststelling (Awb 4.2.5). Als op basis van de aanvraag het subsidiebedrag definitief wordt vastgelegd, vallen verlening en vaststelling samen. We spreken dan van directe vaststelling.

Artikel 3 Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld. Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader.

Artikel 4 Bevoegdheden raad en college

De verordening stoelt op de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de gemeenteraad en het college zoals deze voortvloeit uit de wet Dualisering. De raad stelt de gemeentebegroting vast en bepaalt de beleidskaders waarbinnen subsidiering plaatsvindt. Binnen die grenzen neemt het college besluiten over subsidies. Een belangrijk instrument hierbij zijn de subsidieregelingen die worden gehanteerd voor groepen van gelijksoortige organisaties en bij eenmalige subsidies.

Artikel 5-1 Rechtspersoonlijkheid

Onder rechtspersonen zonder winstoogmerk vallen zowel verenigingen als stichtingen.

Artikel 10 Eigen vermogen

In verband met het streven naar administratieve vereenvoudiging wordt enkel een regeling over het eigen vermogen getroffen als het college daartoe aanleiding ziet.

Artikel 12 Accountantsverklaring

Bij budgetsubsidiëring hechten we belang aan een objectieve toets van de geleverde producten c.q. prestaties. Een dergelijke toets stelt eisen aan zowel de wijze waarop de gewenste output wordt geformuleerd als aan de manier waarop door de instelling wordt geregistreerd en verantwoording wordt afgelegd. Na overleg met de subsidieaanvrager wordt de concretisering van de objectieve toets door het college bepaald en in de subsidiebeschikking vastgelegd.

Artikel 13 Weigering / verlaging / intrekking

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt wanneer een subsidie kan worden geweigerd. Hiermee kan onder meer misbruik van subsidies worden voorkomen. Deels aanvullend op de Awb worden in artikel 12 situaties genoemd waarin tot weigering kan worden overgegaan. Artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt uitputtend wanneer een subsidie lager kan worden vastgesteld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder 2a). In aanvulling daarop wordt met lid 2b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het derde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 13-1g Godsdienstige en politieke activiteiten

Deze activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking. Dit heeft echter niet betrekking op activiteiten met een brede en informatieve strekking. Denk bijvoorbeeld aan een informatie- en discussiebijeenkomst van een jongerenorganisatie over politieke thema’s, gericht op de bevordering van de maatschappelijke participatie van jongeren. Verder wordt evenmin uitgesloten het sociaal-maatschappelijk werk dat vanuit een bepaalde levensovertuiging wordt verricht.

Artikel 14 Subsidiesoorten en meerjarige subsidies

Er wordt een beperkt aantal subsidiesoorten onderscheiden. Elk subsidiesoort kent zijn eigen toepassingsgebied en procedure. Daarom zijn hiervoor aparte hoofdstukken ingeruimd.

Artikel 15 Meerjarige subsidies

Dit artikel biedt de mogelijkheid om voor meerdere jaren een beschikking af te geven. Waar mogelijk zal hiervan gebruik worden gemaakt. Het leidt tot een beperking van administratieve handelingen en het biedt organisaties meer zekerheid voor de langere termijn.

Artikel 16-22 Budgetsubsidie

Budgetsubsidies worden voornamelijk toegepast bij professionele organisaties. De gemeente wil hierbij sturen op ‘output’, op resultaat. Het gaat erom dat de gesubsidieerde activiteiten bijdragen aan de realisering van de gemeentelijke beleidsdoelen. Wat dit betreft is een ontwikkelproces gaande. In grote lijnen gaat het steeds om het volgende traject: vraag gemeente > aanbod instelling > overleg > beschikking > uitvoering > verantwoording

Vooraf, achteraf en tussendoor gaat het telkens om de vraag of de inzet van de organisatie bijdraagt aan de realisering van de beleidsdoelen. Het antwoord hierop kan tussendoor leiden tot een bijstelling van de inzet van de organisatie of tot aanpassing van de vraag van de gemeente.

Artikel 16, lid 3 Begripsbepaling

“Producten zijn organisatie specifieke teleenheden”. Afhankelijk van de organisatie kan het hierbij gaan om bijvoorbeeld: aantal hulpverleningsgesprekken, begeleidingsuren, bijeenkomsten, voorstellingen, lesuren e.d. Als besloten wordt om de subsidie te koppelen aan gerealiseerde aantallen producten, zal in de subsidiebeschikking worden vastgelegd welke afwijking van de in de subsidieaanvraag vermelde aantallen leidt tot een bijstelling van het budget. Vanwege nog lopende discussies kan deze systematiek niet in de verordening worden vastgelegd. Onder meer op dit onderdeel is nog sprake van een ontwikkelproces, waarbij van gemeentezijde wordt gezocht naar een toetsbare relatie tussen het budget en de mate waarin beleidsdoelen worden gerealiseerd.

Artikel 21, lid 1 Rapportages

In rapportages worden in ieder geval vermeld:

  • -

    De resultaten in relatie tot de gemeentelijke beleidsdoelen. Afwijkingen kunnen aanleiding zijn tot bijsturing;

  • -

    De gerealiseerde producten;

  • -

    Trends en ontwikkelingen m.b.t. de klantgroep, problematiek, omgevingsfactoren e.d.

Artikel 23-26 Waarderingssubsidie

De gemeente subsidieert een groot aantal verenigingen en stichtingen vanuit een waardering voor hun bijdrage aan het sociaal-maatschappelijk leven in de gemeente, sport en cultuur hierbij inbegrepen. Waar mogelijk is de hoogte van de financiële bijdrage gekoppeld aan het bereik van de doelgroep. Voor de gemeente is het aantal leden of deelnemers een belangrijke indicatie voor de maatschappelijke betekenis van de organisatie. Soms wordt een vast jaarlijks bedrag bepaald om de instandhouding van een organisatie te faciliteren. In andere gevallen wordt gekozen voor een combinatie van een vast bedrag plus een bedrag dat afhangt van het aantal leden of deelnemers. In subsidieregelingen of specifieke beschikkingen wordt een en ander verder uitgewerkt.

Artikel 27-30 Eenmalige subsidie

Voor elk van de sectoren welzijn, sport en cultuur zijn door het college afzonderlijke subsidieregelingen voor eenmalige subsidies vastgesteld. Hiermee worden bijzondere eenmalige activiteiten of aanschaffingen mogelijk gemaakt, evenals experimenten die een bron kunnen zijn voor vernieuwing. Ook voor projecten die bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen is een eenmalige subsidie mogelijk.

Artikel 31-34 Investeringssubsidie

Deze subsidievorm wordt met name toegepast bij sportorganisaties. Het is evident dat de mogelijkheden strekken voor zover budgetten hiervoor zijn gereserveerd. Investeringen in onderwijsaccommodaties vallen buiten het kader van deze verordening. Op dat gebied bestaat een specifieke verordening onderwijshuisvesting.