Regeling vervallen per 17-01-2018

Subsidieregeling grondaankoop EHS

Geldend van 01-01-2012 t/m 16-01-2018

Intitulé

Subsidieregeling grondaankoop EHS

Inhoud

Paragraaf 1, Algemene bepalingen

Artikel 1 (definities)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.    BBL: Bureau beheer landbouwgronden, genoemd in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

b.    EHS: ecologische hoofdstructuur, zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05, 29 435, nummer 125) en zoals nader door de provincie concreet is begrensd in de Omgevingsvisie Drenthe, Kaart 2.a, Kernkwaliteit natuur;

c.    robuuste verbindingen: robuuste verbindingen, zoals die zijn omschreven in de Nota Ruimte;

d.    terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

e.    natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;

f.     natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 in de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer;

g.    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond waarop natuurbeheer wordt uitgeoefend;

h.    natuurgebied: begrensd natuurgebied als bedoeld in de index van het Subsidiestelsel Natuur- en landschapsbeheer N00.01 (nog om te vormen naar natuur)

i.     PNB-subsidie: subsidie voor de verwerving van grond, verstrekt op grond van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, zoals die gold tot 1 januari 2008 of op grond van deel III van het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied, zoals die gold tot 1 januari 2012;

j.     reële marktwaarde: de waarde zoals die door een onafhankelijke taxateur is vastgesteld;

k.    verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.

Artikel 2 (subsidie)

1.    Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken met betrekking tot terreinen voor:

a.    de kosten van verwerving, en

b.    de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten;

2.    De in het eerste lid bedoelde subsidie wordt verstrekt met betrekking tot terreinen:

a.    die door de provincie zijn begrensd als natuurgebied, onderdeel uitmakend van de EHS;

b.    die worden ingezet als ruilgrond voor realisatie EHS, waarbij Gedeputeerde Staten nadere bepalingen opnemen in de beschikking over de termijn waarop de gronden moeten zijn ingezet voor realisatie van de EHS;

c.    die zijn gelegen in een door Gedeputeerde Staten als zodanig aangemerkt gebied met hoge actuele natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden;

d.    of voor verwerving van bos- en landschapselementen als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, die zijn aangelegd in het kader van landinrichtingsprojecten.

3.    De in het tweede lid, onderdeel c en d, bedoelde terreinen kunnen alleen voor subsidie in aanmerking worden gebracht als dit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten noodzakelijk is, in het bijzonder als bescherming van het behoud van de natuurbestemming van het terrein op een andere wijze niet toereikend of mogelijk is.

Artikel 3 (begunstigden)

Een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan worden verleend aan eenieder die:

a.    duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan; en

b.    eventuele opbrengsten van de met subsidie te verwerven terreinen uitsluitend besteedt ten behoeve van het in onderdeel a beschreven doel.

Artikel 4 (Subsidieplafond en openstelling)

1.    Op grond van deze regeling kan uitsluitend subsidie worden verstrekt als Gedeputeerde Staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een periode voor indiening van de aanvraag.

2.    Gedeputeerde Staten maken uiterlijk 6 weken voor aanvang van de openstellingsperiode een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend in het Provinciaal blad.

Artikel 5 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

1.    Gedeputeerde Staten rangschikken aanvragen tot subsidieverlening die in eenzelfde openstellingsperiode zijn ingediend per subsidieplafond in volgorde van ontvangst, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting, voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

2.    Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

3.    Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum die wordt bepaald door de datum waarop de onvolledige aanvraag is ingediend te vermeerderen met de periode gelegen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

Artikel 6 (niet voor subsidie in aanmerking komende kosten)

1.    Verschuldigde btw komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking in geval de subsidieaanvrager de btw niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

2.    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die zijn aangevangen op of na de subsidieverlening.

Artikel 7 (voorschot)

1.    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een voorschot verlenen aan de subsidieontvanger.

2.    In totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 95% van het ten hoogste te verstrekken subsidiebedrag.

Artikel 8 (beslistermijn)

Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken op een aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

Artikel 9 (bewaren subsidiedocumenten)

Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een door hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste 20 jaar nadat de desbetreffende subsidie is verleend.

Artikel 10 (begroting)

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11 (wettelijke rente)

Als toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente die wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugvorderingsverplichting aan de subsidieontvanger en de terugbetaling door de subsidieontvanger.

Artikel 12 (anticumulatie)

Voor zover voor de verwerving of het pachtvrij maken van grond waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten, wordt de subsidie zoveel lager verleend als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese voorschriften of deze regeling, te voorkomen.

Artikel 13

Paragraaf 2, Subsidie voor verwerving

Artikel 14 (aanvraag subsidieverlening)

1.    Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor de kosten van verwerving als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier uiterlijk op de dag voor het passeren van de koopakte ingediend bij Gedeputeerde Staten.

2.    Een formulier als bedoeld in het eerste lid vereist in ieder geval:

a.    een overzicht van de subsidiabele kosten waar de aanvraag betrekking op heeft;

b.    een begroting van de subsidiabele kosten;

c.    in voorkomend geval een mededeling van andere subsidies, zoals bedoeld in artikel 12;

d.    een door een onafhankelijk taxateur uitgevoerde taxatie van het te verwerven terrein;

e.    een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;

f.     voor zover subsidie wordt verleend ten behoeve van verkrijging van het erfpachtrecht op grond, een ondertekende schriftelijke toezegging van de eigenaar van het desbetreffende terrein, dat binnen een jaar na subsidieverlening de eigenaar met Gedeputeerde Staten een overeenkomst als bedoeld in artikel 17 van deze regeling sluit.

3.    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van een kaart met topografische ondergrond met daarop de ligging van de te verwerven grond.

4.    In het overzicht, bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt in voorkomend geval in elk geval aangegeven of de kosten voor verwerving tevens kosten omvatten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het te verwerven terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of, voor zover het een aanvraag tot verlening van subsidie voor de verkrijging van eigendom van een terrein betreft, erfpacht.

5.    In de begroting, bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt in voorkomend geval in elk geval aangegeven de hoogte van de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van de te verwerven terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of, voor zover het een aanvraag tot verlening van subsidie voor de verkrijging van eigendom van een terrein betreft, erfpacht.

Artikel 15 (subsidiabele kosten)

1.    Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

a.    de kosten voor de verwerving van het in artikel 2 bedoelde terrein, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan de reële marktwaarde;

b.    de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht;

c.    de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht;

d.    veilingkosten;

e.    notariskosten, waaronder mede wordt verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte, bedoeld in artikel 17, eerste lid;

f.     de kosten van inschrijving in de openbare registers, bedoeld in artikel 17, eerste lid;

g.    overdrachtsbelasting, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

h.    schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

i.     het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

j.     kosten van hervestiging, beëindiging of onteigening, voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door BBL dan wel de provincie aan de betrokken subsidieontvanger in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend;

k.    kosten voor bodemonderzoek;

2.    Gedeputeerde Staten kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hen vast te stellen maximumbedrag tevens als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

a.    kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;

b.    kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

c.    taxatie- en bemiddelingskosten.

Artikel 16 (afroming vermogenswinst)

1.    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, a, c, d en e, van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan Gedeputeerde Staten.

2.    De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

Artikel 17 (kwalitatieve verplichting)

1.    Binnen 2 weken na subsidieverlening sluiten de subsidieontvanger en Gedeputeerde Staten een overeenkomst, waarin is opgenomen:

a.    de verplichting, inhoudende dat degene aan wie het terrein toebehoort, het desbetreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort;

b.    dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op gebruik van het goed zullen krijgen;

2.    De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt bij overdracht van het terrein ingeschreven in de openbare registers.

3.    Voor zover aan de subsidieontvanger subsidie is verleend voor de verkrijging van het recht van erfpacht wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst afgesloten tussen Gedeputeerde Staten en de eigenaar van het terrein.

Artikel 18 (verplichtingen subsidieontvanger)

1.    Een subsidieontvanger:

a.    verwerft het terrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen een tijdvak van 12 weken na de subsidieverlening;

b.    beheert het verworven terrein direct na verwerving als natuur en binnen 2 jaar na verwerving overeenkomstig het natuurbeheertype, dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden;

c.    overlegt en werkt samen met de beheerders van de omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen;

d.    is het niet toegestaan om de verworven terreinen te vervreemden, in erfpacht uit te geven of daarop zakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming door Gedeputeerde Staten;

e.    sloopt de gebouwen waarvoor een subsidie overeenkomstig artikel 15, tweede lid, onderdeel b, voor het verlies bij sloop van gebouwen is verleend, binnen 1 jaar na subsidieverlening, tenzij door Gedeputeerde Staten een andere termijn wordt bepaald;

f.     draagt ervoor zorg dat het verworven terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer of de aard van het terrein;

g.    besteedt eventuele opbrengsten van het verworven terrein uitsluitend ten behoeve van het in artikel 3, onderdeel a, beschreven doel.

2.    Indien het niet mogelijk is om het verworven terrein binnen de in het eerste lid, onderdeel b, gestelde termijn overeenkomstig het daar gestelde te beheren, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten tot een andere termijn.

3.    De subsidieontvanger is verplicht om Gedeputeerde Staten 2 maanden voorafgaand aan een voorgenomen vervreemding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, hiervan schriftelijk in kennis te stellen en haar te informeren over de datum van verkoop en levering en de hoogte van de verkoopprijs van het terrein.

4.    De subsidieontvanger is bij vervreemding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, met uitzondering van het geval waarin Gedeputeerde Staten daarvoor toestemming hebben gegeven en deze toestemming daarin niet voorziet, verplicht de ingevolge deze regeling verleende subsidie binnen een termijn van 6 maanden terug te betalen aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 19 (aanvraag subsidievaststelling)

1.    Een subsidieontvanger dient binnen 12 weken na verwerving van het terrein een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2.    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van:

a.    een afschrift van de notariële akte van de aankoop van het betrokken terrein of een afschrift van de akte van vestiging van het erfpachtrecht op het betrokken terrein;

b.    een overzicht van alle uitgaven met daarbij aangegeven met welke subsidie de uitgaven zijn gefinancierd;

c.    de onderliggende bewijsstukken bij het overzicht van alle uitgaven;

d.    in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek.

Paragraaf 3, Subsidie voor pachtvrij maken van grond

Artikel 20 (aanvraag subsidieverlening)

1.    Een aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomst ingediend bij Gedeputeerde Staten.

2.    Een formulier als bedoeld in het eerste lid vereist in ieder geval van de aanvrager:

a.    een overzicht van de subsidiabele kosten waar de aanvraag betrekking op heeft;

b.    een begroting van de subsidiabele kosten;

c.    in voorkomend geval een mededeling van andere subsidies, zoals bedoeld in artikel 12;

d.    een door een onafhankelijke taxateur uitgevoerde taxatie van de met de beëindiging van de pachtovereenkomst gemoeide kosten;

e.    een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd.

3.    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van een kaart met topografische ondergrond met daarop de ligging van het terrein waarop het recht op pacht is gevestigd.

4.    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 21 (voorwaarden subsidieverlening)

Subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt slechts verleend voor zover een subsidieontvanger eigenaar of erfpachter is van een terrein waarop reeds vóór het tijdstip dat het terrein door de subsidieontvanger is verworven, pachtrechten zijn gevestigd en waarvoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden of natuurontwikkeling alsmede de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten

Artikel 22 (verplichtingen subsidieontvanger)

1.    Een subsidieontvanger maakt het terrein pachtvrij binnen een tijdvak van 12 weken na de subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.

2.    Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen Gedeputeerde Staten de in het eerste lid genoemde termijn verlengen.

Artikel 23 (aanvraag subsidievaststelling)

1.    Een subsidieontvanger dient binnen 12 weken nadat het terrein pachtvrij is gemaakt een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2.    Een aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

a.    een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek;

b.    een overzicht van alle uitgaven met daarbij aangegeven met welke subsidie de uitgaven zijn gefinancierd;

c.    de onderliggende bewijsstukken bij het overzicht van alle uitgaven.

Paragraaf 4, Overgangsrecht

Artikel 24

1.    Hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.a, verwerving EHS (onderdeel particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties) wordt ingetrokken.

2.    Hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.a, verwerving EHS (onderdeel particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties) blijft van toepassing op:

-     subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling, alsmede uit die subsidieaanvraag voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen;

-     beschikking tot subsidieverlening, voorschotverlening en subsidievaststellingen die zijn gegeven voor de inwerkingtreding van deze regeling, alsmede uit die subsidieverlening, voorschotverlening of subsidievaststelling voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen.

TOELICHTING OP DE SUBSIDIEREGELING GRONDAANKOOP EHS

Met de onderhavige regeling worden de provinciale subsidieregelingen voor particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties (hierna: PNB-regelingen) gewijzigd. De PNB-regelingen voorzien in de subsidiëring van verwerving van grond en de vergoeding van de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten.

In het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied en de Bestuursovereenkomsten Inrichting Landelijk Gebied (ILG-bestuursovereenkomsten) tussen Rijk en provincies is de PNB-Regeling begin 2008 gedecentraliseerd naar de provincies. De PNB-Regelingen zijn gebaseerd op de rijks-PNB-regeling. De rijks-PNB-regeling is de grondslag gebleven voor de subsidiëring van de realisatie van de rijksprojecten Grensmaas, Zandmaas Pakket I, beide onderdeel van het overkoepelende project De Maaswerken en van de Nadere Uitwerking voor het Rivierengebied (NURG).

De PNB-regeling is een regeling uit 1993 en is inhoudelijk nagenoeg ongewijzigd gebleven, terwijl het beleid en het nationaal en Europees recht zich heeft ontwikkeld. Derhalve is het gewenst dat de provinciale PNB-regelingen - en, in het verlengde daarvan, de ILG-bestuurovereenkomsten - geactualiseerd worden.

Openstelling PNB-regelingen voor andere particuliere organisaties

Om versnippering tegen te gaan en eenheid van beheer te stimuleren, is bij de opzet van de PNB-regeling in 1993 besloten een beperkt aantal terreinbeherende organisaties als begunstigden aan te merken. De keuze viel toentertijd op een beperkt aantal organisaties, thans de Vereniging Natuurmonumenten en de 12 Provinciale Landschappen (PNB's), omdat deze organisaties het natuur- en landschapsbehoud in hun statuten hadden opgenomen en duurzaamheid van natuurbeheer bij hen gegarandeerd was. Verder bleek uit de praktijk dat natuurontwikkeling en natuurbeheer bij hen in goede handen was. De regeling is na 1993 op dit punt niet meer gewijzigd. Voor subsidie op grond van de PNB-regelingen kwamen tot nu toe dan ook enkel Natuurmonumenten en de 12 Provinciale Landschappen (de PNB's) in aanmerking.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft in februari 2008 aan Federatie Particulier Grondbezit (FPG) en de Stichting Beheer, Natuur en Landelijk Gebied (SBNL) gevraagd om, in samenwerking met het Ministerie van LNV, te komen tot concrete en haalbare voorstellen die de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS) door particulieren wezenlijk kunnen versnellen. Naar aanleiding van dit verzoek hebben FPG, SBNL, Natuurlijk Platteland Nederland, Natuurmonumenten, de 12 Landschappen, Nationaal Groenfonds en Staatsbosbeheer de Verklaring van Linschoten opgesteld en aan de Minister aangeboden. In deze Verklaring is onder meer geconcludeerd dat, om de realisatie van de EHS door particulieren een impuls te geven, gunstiger condities nodig zijn. Immers, de inrichting en het beheer van natuur kosten veel geld. Voor die impuls is een gelijkwaardige behandeling tussen de verschillende partijen die natuur beheren - de PNB's en andere particuliere beheerders - noodzakelijk.

Gezien het voortschrijdende beleid met betrekking tot de realisering van de EHS en natuurbeheer is het onderscheid tussen de PNB's en de andere natuurbeheerders thans niet langer nodig. Ook bij andere natuurbeheerders dan de PNB's is duurzaam natuurbeheer gegarandeerd en de praktijk heeft uitgewezen dat natuurontwikkeling en natuurbeheer ook bij hen in goede handen is. Gelijkstelling tussen de PNB's en andere particuliere natuurbeheerders is dan ook gewenst.

Artikel 3 van de voorliggende provinciale PNB-regeling regelt welke (rechts)personen potentiële subsidieontvangers zijn. Het betreft eenieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype zoals dat door de provincies is voorgeschreven in het natuurbeheerplan. De eis dat eventueel opbrengsten van de met subsidie te verwerven terreinen uitsluitend besteed mogen worden aan duurzaam natuurbeheer, waarborgt dat eventuele opbrengsten ten goede komen aan de natuur en niet aan eventuele andere activiteiten van de subsidieontvanger.

Verwerving van grond

De subsidieregeling is in het bijzonder bedoeld voor de verwerving van gronden die zijn gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van natuurbeschermingsgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, voor zover gelegen op het land. In de EHS zijn ruimtelijke ingrepen niet toegestaan, tenzij de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied niet significant worden aantasten. Dit beschermingsregime wordt het 'nee-tenzij-regime' genoemd en zal in de AMvB Ruimte worden opgenomen. Voor deze in de EHS gelegen gronden kan uitsluitend subsidie worden verleend indien de grond door de provincie is begrensd als EHS en daartoe in het natuurbeheerplan van de provincie als 'te verwerven' is aangeduid en als is aangegeven welk natuurbeheertype op die grond in stand kan worden gehouden (artikel 2, tweede lid, onder a). In verband met de realisatie van de EHS is het eveneens van belang dat ruilgrond voor de realisatie van de EHS met subsidie kan worden verworven.

In de meeste gevallen zal het bij de verwerving van grond gaan om landbouwgrond die wordt omgezet in natuurgrond, maar ook subsidie voor de aankoop van bestaande natuur is in beginsel mogelijk. Het gaat dan om de verwerving van terreinen die zijn gelegen in gebieden die door de provincie zijn aangemerkt als gebieden met belangrijke natuurwaarden of bos- en landschapselementen die zijn aangelegd in het kader van landinrichtingsprojectengronden (artikel 2, eerste lid, onderdeel c en d). De aankoop van bestaande natuur wordt echter alleen gesubsidieerd als, naar het oordeel van de provincies, daartoe de noodzaak bestaat. De subsidieaanvrager zal moeten aantonen dat de aankoop van bestaande natuur noodzakelijk is en bescherming van de bestaande natuur, bijvoorbeeld via de ruimtelijke ordening, niet toereikend of mogelijk is. Indien dit wel het geval is, heeft het - uit het oogpunt van natuurontwikkeling en de daarvoor beschikbare financiële middelen - de voorkeur om nieuwe natuur te ontwikkelen in plaats van de bestaande natuur te subsidiëren. Voor de aankoop van bestaande natuur is - om die reden - een beperkt budget van € 5 miljoen per jaar beschikbaar.

Subsidiabele kosten

In artikel 15 is bepaald welke kosten subsidiabel zijn. Niet alleen verwerving in de zin van verkrijging van het recht van eigendom is subsidiabel, maar ook de verkrijging van het recht van erfpacht. De erfpachter heeft immers een positie die vergelijkbaar is met die van eigenaar.

De bij de terreinen behorende objecten kunnen alleen dan ook voor subsidie in aanmerking worden gebracht als zij van belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden (artikel 1, onderdeel d). Andere objecten kunnen, indien Gedeputeerde Staten daartoe besluiten, alleen dan voor subsidie in aanmerking worden gebracht als deze objecten worden gesloopt (artikel 15, tweede lid, onderdeel b) of kan subsidie worden verleend voor het geleden verlies bij verkoop aan een derde.

Ook kan subsidie worden verleend voor de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht.

Verplichtingen subsidieontvanger

Na subsidieverlening voor de verwerving van terreinen geldt voor de subsidieontvanger een aantal verplichtingen. Het doel van de subsidie is het realiseren van natuur, in het bijzonder de EHS. Dit betekent dat de verworven terreinen zo spoedig mogelijk na verwerving moeten worden beheerd als natuurterrein. De verworven terreinen moeten direct na verwerving als natuurgrond worden beheerd en binnen 2 jaar na verwerving overeenkomstig het natuurbeheertype, dat ingevolge het Natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden. Het zal echter niet in alle gevallen mogelijk zijn om binnen deze termijnen dit natuurbeheer te voeren, bijvoorbeeld omdat het voorgeschreven natuurbeheertype niet binnen die termijn gerealiseerd kan worden. Sommige natuurbeheertypen hebben meer inrichtingsmaatregelen nodig of hebben meer tijd nodig om als zodanig te kunnen worden beheerd. Gedeputeerde Staten kunnen in die gevallen een andere termijn vaststellen. Uit deze verplichting volgt ook dat de subsidieontvanger beperkt zal zijn in zijn mogelijkheden om grond in pacht te geven, omdat dit doorgaans in strijd zal zijn met de natuurbestemming van de grond.

In het kader van de spoedige realisering van de EHS dient de subsidieontvanger de met subsidie verworven objecten die gesloopt zullen worden binnen 1 jaar na subsidieverlening te hebben gesloopt (artikel 18, eerste lid, onderdeel e), behoudens uitzondering door Gedeputeerde Staten. De verworven terreinen dienen in beginsel ook te worden opengesteld, zonder dat daarvoor kosten in rekening kunnen worden gebracht (artikel 18, eerste lid, onderdeel f).

Verder dient de subsidieontvanger de grond die hij met subsidie heeft verworven in samenhang met omliggende natuurterreinen te beheren (artikel 18, eerste lid, onder c). Hij dient daartoe met de beheerders van de omliggende natuurterreinen te overleggen en samen te werken. De samenhang in beheer is essentieel om versnippering te voorkomen. Versnippering werd voorheen voorkomen door het gebruik van de invloedssferenkaart. Dit instrument zal echter vanwege de hiervoor genoemde gelijkwaardige behandeling tussen PNB's en andere particulieren niet meer worden gebruikt.

Ten slotte is een belangrijke verplichting van de subsidieontvanger dat het hem in beginsel niet is toegestaan de grond te verkopen (artikel 18, eerste lid, onderdeel d). Zie hiervoor ook de volgende paragraaf.

Eeuwige natuur

In artikel 18, eerste lid, onder d, is geregeld dat de met subsidie verworven grond in beginsel niet mag worden doorverkocht, in erfpacht uitgegeven of daarop een zakelijk recht mag worden gevestigd. Het doorverkopen van grond komt de duurzaamheid van het natuurbeheer niet ten goede en kan ook tot gevolg hebben dat met de grond gespeculeerd wordt. Aangezien het doel van deze regeling is de realisering van natuur, in het bijzonder de EHS, is deze duurzaamheid van beheer van essentieel belang. Gedeputeerde Staten kunnen op dit verbod wel uitzonderingen maken. Tegen verkoop aan een koper die, net als de subsidieontvanger, duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan, zal over het algemeen geen bezwaar bestaan. Gedeputeerde Staten kunnen voorwaarden verbinden aan deze toestemming, waaronder ook de terugbetaling, geheel of ten dele, van de verleende subsidie.

In alle andere gevallen is het niet toegestaan tot overdracht over te gaan. In gevallen waarin dat wel gebeurt, zal de subsidie moeten worden terugbetaald. Dit is ook aan de orde als de grond wordt onteigend of als er minnelijke verwerving plaatsvindt ter voorkoming van onteigening. Dit zal zich in de EHS echter alleen in uitzonderingssituaties kunnen voordoen, gelet op het daar geldende beschermingsregime, zoals hiervoor is beschreven.

Om te verzekeren dat de grond ook in de toekomst natuurgrond zal blijven en zal worden beheerd overeenkomstig het voorgeschreven natuurbeheertype, is de subsidieontvanger verplicht een kwalitatieve verplichting te vestigen op het terrein. Ingevolge artikel 6:252 Burgerlijk Wetboek, kan bij overeenkomst worden bedongen dat de verplichting van een der partijen om iets te dulden of niet te doen ten aanzien van een haar toebehorend registergoed, zal overgaan op degenen die het goed onder bijzondere titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen. Deze verplichting wordt de 'kwalitatieve verplichting' genoemd. Hoewel de basis van de kwalitatieve verplichting verbintenisrechtelijk is, bestaat door inschrijving in de openbare registers de mogelijkheid aan de overeenkomst zakelijke werking te verlenen.

In artikel 17 van de voorliggende regeling is geregeld dat een subsidieontvanger met de provincie een overeenkomst sluit, waarin een dergelijke kwalitatieve verplichting is opgenomen. De in de overeenkomst op te nemen kwalitatieve verplichting behelst dat, zodra de grond omgevormd is in een natuurterrein, deze in beginsel niet meer anders kan worden beheerd dan als natuurterrein. Aangezien de kwalitatieve verplichting overgaat op degenen die het goed door middel van overdracht zullen verkrijgen, wordt met deze verplichting verzekerd dat de grond na omvorming - in beginsel - eeuwigdurend een natuurterrein blijft.

Vermogensvorming ten gevolge van subsidieverlening

Mocht er sprake zijn van vermogensvorming als gevolg van verkoop of onteigening, dan zullen Gedeputeerde Staten op grond van artikel 16 van deze regeling deze vermogensvorming afromen. Artikel 16 regelt in welke gevallen de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan indien het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Deze vergoeding is verschuldigd indien (1) de subsidieontvanger de gesubsidieerde grond vervreemdt, bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt, (2) de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of (3) indien rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Subsidie beëindiging pachtovereenkomsten

Het is ook mogelijk subsidie aan te vragen voor de verwerving van grond en los daarvan voor de beëindiging van pachtovereenkomsten. Het is immers mogelijk dat gronden verworven zijn waarop nog pachtrechten rusten. Om te voorkomen dat in dergelijke gevallen geen subsidie voor de beëindiging van pacht meer kan worden verleend, wat tot gevolg kan hebben dat deze gronden niet spoedig tot een natuurterrein zullen worden omgevormd, is de mogelijkheid opgenomen om subsidie te verlenen voor de kosten die verbonden zijn aan het tenietgaan van een recht op pacht.