Regeling vervallen per 17-02-2017

Reglement van orde voor de vergaderingen van de statencommissies

Geldend van 09-06-2011 t/m 16-02-2017

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen van de statencommissies

Inhoud

HOOFDSTUK 1, BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a.    lid: lid of bijzonder lid van een Statencommissie;

b.    bijzonder lid: een commissielid, niet zijnde statenlid;

c.    voorzitter: voorzitter van een Statencommissie;

d.    commissiegriffier: secretaris van een Statencommissie of diens vervanger;

e.    griffier: griffier van provinciale staten of diens vervanger. In gevallen waarin de griffier het secretariaat van een commissie behartigt, dient voor "commissiegriffier" gelezen te worden "griffier";

f.     vergadering: vergadering van een Statencommissie;

g.    Presidium: het Presidium als bedoeld in artikel 5 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten.

HOOFDSTUK 2, INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLING

Artikel 2, Instelling Statencommissies

1.    Provinciale staten stellen de volgende Statencommissies in:

a.    Statencommissie Omgevingsbeleid

b.    Statencommissie Cultuur en Economie

c.    Statencommissie Bestuur en Financiën

2.    De Statencommissie Omgevingsbeleid adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen.

Milieu

-     milieuhygiëne

-     milieubeheer

-     gebiedenbeleid

-     energiebeleid (de financiële kant wordt behandeld in de Statencommissie Bestuur, Financiën en Economie)

Energiebeleid

Water

-     waterbeheer

-     waterschappen

Groen

-     plattelandsontwikkeling

-     natuur en landschap

-     ontgrondingen

-     landinrichting

-     natuur- en milieueducatie

Landbouw

Ruimte

-     ruimtelijke ordening

-     volkshuisvesting

-     stedelijke vernieuwing/stads- en dorpsvernieuwing

       Regio

-     Regio Groningen-Assen 2030

       Infrastructuur/Mobiliteit

-     wegen en kanalen

-     verkeer en vervoer

-     openbaar vervoer

       Handhaving en toezicht

       Recreatie en toerisme (EHS)

       Welzijn: plattelandsontwikkeling

3.    De Statencommissie Cultuur en Economie adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen.

Cultuur

-     culturele zaken

-     monumentenzorg

-     regionale omroep

-     Drents Museum

Sport

Stimuleringsfonds Drentse projecten

Economie

-     economische aangelegenheden

-     arbeidsmarkt/werkgelegenheid

-     arbeidsparticipatie (inclusief vrijwilligers)

-     Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij

Recreatie en toerisme

4.    De Statencommissie Bestuur en Financiën adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen.

SNN/IPO/NHI

Bestuur

-     bestuurlijke aangelegenheden

-     bestuurlijke vernieuwing/dualisme

-     bezwaarschriften tegen provinciale besluiten en Commissie van advies voor de bezwaarschriften

-     Europa

-     Europese programma's

-     Algemene Subsidieverordening

-     Handhaving

-     Openbare orde en veiligheid

Financiën

-     financiële aangelegenheden

-     toezicht gemeentelijke financiën

-     energie (financiën; energiebeleid wordt behandeld in de Statencommissie omgevingsbeleid)

Communicatie

Personeel en organisatie

Facilitaire zaken

Informatie- en communicatietechnologie

Welzijn/jeugdzorg (en steunfuncties)

5.    Indien een onderwerp meerdere Statencommissies aangaat, wordt het onderwerp in de Statencommissie die het onderwerp het meest aangaat, met mede-uitnodiging van de leden van de andere Statencommissie, besproken, tenzij het Presidium beslist dat een gezamenlijke vergadering van de Statencommissies wordt belegd.

6.    Indien een gezamenlijke vergadering van Statencommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de Statencommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3, Taken

Een Statencommissie heeft de volgende taken.

-     Het uitbrengen van advies aan provinciale staten over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede tot en met vierde lid, genoemde onderwerpen.

-     Het uitbrengen van advies aan provinciale staten uit eigener beweging.

-     Het voeren van overleg met het college of de Commissaris van de Koningin over in ieder geval door het college of de Commissaris van de Koningin verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede tot en met vierde lid, genoemde onderwerpen.

Artikel 4, Samenstelling

1.    De Statencommissies worden zodanig samengesteld dat alle fracties, naar evenredigheid van het aantal zetels in provinciale staten, in alle Statencommissies zijn vertegenwoordigd.

2.    De in het eerste lid genoemde leden worden door provinciale staten op voordracht van de fracties benoemd.

3.    Provinciale staten kunnen daarnaast bijzondere commissieleden benoemen. Tot lid kunnen maximaal 2 personen per fractie worden benoemd die geen lid zijn van provinciale staten indien:

a.    zij benoembaar zijn tot lid van provinciale staten in een tussentijds opengevallen plaats;

b.    zij een verklaring hebben ondertekend dat zij ermee instemmen dat het bepaalde in de artikelen 11 (openbaar maken van nevenfuncties), 14 (eed voor ambtsaanvaarding) en 25 (opleggen geheimhoudingsplicht) van de Provinciewet op hen van overeenkomstige toepassing is.

4.    Bij verhindering van een lid van een commissie kan dit lid worden vervangen door een ander lid van de fractie die hij vertegenwoordigt of door een persoon die geen lid is van provinciale staten als bedoeld in artikel 4, derde lid.

Artikel 5, Voorzitter

1.    De voorzitter wordt door provinciale staten uit hun midden benoemd en is geen lid van de Statencommissie.

2.    De voorzitter is belast met:

a.    het leiden van de vergadering;

b.    het handhaven van de orde;

c.    het doen naleven van dit reglement;

d.    hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 6, Zittingsduur en vacatures

1.    De zittingsperiode van een lid en de voorzitter eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van provinciale staten.

2.    Provinciale staten kunnen een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

3.    Provinciale staten kunnen de voorzitter ontslaan.

4.    Een lid en de voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan provinciale staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

5.    Indien een vacature ontstaat, beslissen provinciale staten zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4.

6.    Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van provinciale staten niet langer vertegenwoordigd is in provinciale staten, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd van rechtswege.

 Artikel 7, Griffier en commissiegriffier

1.    Provinciale staten benoemen ter ondersteuning van alle Statencommissies een statenadviseur.

2.    De statenadviseur is bij iedere commissievergadering aanwezig.

3.    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door provinciale staten aangewezen medewerker van de griffie.

4.    De griffier kan bij iedere vergadering aanwezig zijn.

5.    De commissiegriffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslaging als bedoeld in dit reglement deelnemen.

HOOFDSTUK 3, AANWEZIGHEID COLLEGE, COMMISSARIS VAN DE KONINGIN EN SECRETARIS

Artikel 8, Commissaris van de Koningin en gedeputeerden

1.    De Commissaris van de Koningin en de gedeputeerden kunnen aanwezig zijn bij de vergadering. Zij kunnen op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen deelnemen.

2.    Indien de Commissaris van de Koningin of een gedeputeerde in de vergadering mededelingen wil doen over een onderwerp vreemd aan de orde van de vergadering, dient hij daartoe zo mogelijk 24 uur voor aanvang van de vergadering een verzoek in bij de voorzitter. De Statencommissie beslist ter zake bij de vaststelling van de agenda.

Artikel 9

[Vervallen.]

HOOFDSTUK 4, VERGADERINGEN

Paragraaf 1, Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 10, Vergaderfrequentie

1.    Het Presidium stelt voor de aanvang van ieder kalenderjaar in overleg met de voorzitters van de fracties een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen van de Statencommissies en brengt dit tijdig ter kennis van de leden.

2.    Een Statencommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste 4 leden van de Statencommissie schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

3.    De voorzitter kan, in afwijking van het in het eerste lid genoemde schema, in bijzondere gevallen een andere dag of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de statenadviseur.

Artikel 11, Oproep

1.    De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

2.    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

3.    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering, aan de leden gezonden.

Artikel 12, De agenda

1.    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het Presidium in zijn vergadering de agenda van de vergadering voorlopig vast. Commissieleden hebben tot 24 uur daarvoor gelegenheid gemotiveerd punten aan te dragen bij het Presidium.

2.    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvulling op de voorlopige agenda vaststellen.

3.    Bij aanvang van de vergadering stelt de Statencommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de Statencommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Een voorstel van een lid van de commissie voor toevoeging van een onderwerp aan de agenda wordt uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering, onder aanduiding van het onderwerp en motivatie voor agendering, bij de voorzitter gemeld.

4.    Wanneer de Statencommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of de Commissaris van de Koningin nadere inlichtingen of advies vragen. De Statencommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

5.    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de Statencommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13, Ter inzage leggen van stukken

1.    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor eenieder in het provinciehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

2.    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het provinciehuis gebracht.

3.    Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de statenadviseur en verleent de statenadviseur een lid inzage.

Artikel 14, Openbare kennisgeving

1.    De vergadering wordt door aankondiging in dag- en nieuwsbladen en door plaatsing op de internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.

2.    De openbare kennisgeving vermeldt:

a.    de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

b.    de wijze waarop en de plaats waar eenieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

c.    de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 19.

Paragraaf 2, Orde der vergadering

Artikel 15, Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

1.    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

2.    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste 24 uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

3.    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De Statencommissie kan echter over andere aangelegenheden dan geagendeerd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 17, Ingekomen stukken

1.    De bij de Statencommissie ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de Statencommissie, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de Statencommissie digitaal toegezonden en bij de agenda gevoegd. De betrokken documenten worden op het internet gepubliceerd.

2.    Het Presidium kan beslissen bij de Statencommissie ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken waarvan duidelijk is dat deze ter kennisneming zijn gezonden en waarvan de commissieleden reeds kennis hebben kunnen nemen en voor stukken die onbegrijpelijk en/of beledigend zijn.

3.    Na de vaststelling van het verslag stelt de Statencommissie op voorstel van het Presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 17a, Rondvraag

1.    Na behandeling van de ingekomen stukken is er gelegenheid voor een rondvraag, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de voorzitter bepalen dat de rondvraag op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip de rondvraag eindigt.

2.    Het lid dat tijdens de rondvraag een vraag wil stellen meldt dit, onder vermelding van het onderwerp, tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de voorzitter.

3.    De voorzitter brengt het onderwerp van de vragen ter kennis van gedeputeerde staten.

4.    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de rondvraag aan de orde worden gesteld.

5.    In de rondvraag kunnen door een lid vragen worden gesteld over actuele onderwerpen die geen behandeling als agendapunt behoeven.

6.    Aan de vragensteller wordt het woord verleend om een of meer vragen aan de andere leden van de commissie of aan het college of aan de Commissaris van de Koningin te stellen.

7.    Na de beantwoording door de bevraagde leden van de commissie of door het college of de Commissaris van de Koningin krijgt de vragensteller desgewenst het woord om verduidelijkende vragen te stellen.

8.    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de commissie het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 18, Spreektijden

1.    Het Presidium bepaalt de behandelduur van elk agendapunt afzonderlijk en vermeldt deze op de voorlopige agenda.

2.    De behandelduur per agendapunt wordt in de verhouding 2:1 als spreektijd verdeeld over de leden van de commissie respectievelijk de leden van het college. Deze spreektijden worden door het Presidium op een aparte staat bij de agenda vermeld.

3.    Elke fractie verkrijgt eenzelfde spreektijd voor de eerste en de tweede termijn tezamen.

4.    Elke fractie bepaalt voor zichzelf hoeveel van de in het derde lid toegewezen tijd wordt gebruikt in de eerste dan wel in de tweede termijn.

5.    Mondelinge vragen, mededelingen, voorstellen van orde, interrupties en de reactie op interrupties vallen buiten de toegekende spreektijd.

6.    Bij behandeling van initiatiefvoorstellen wordt de spreektijd van de initiatiefnemer gelijk gesteld aan die van het college.

7.    Bij de vaststelling van de agenda kan een lid of meerdere leden met redenen omkleed een voorstel doen om de door het Presidium aangegeven totale behandelduur, als bedoeld in het eerste lid, te amenderen. Dit heeft automatisch zijn doorwerking in de spreektijden van elke fractie en van het college. De voorzitter van de commissie beslist op dit voorstel.

8.    Spreektijden van afzonderlijke fracties kunnen niet worden geamendeerd.

9.    Niet gebruikte spreektijd bij een agendapunt, kan niet additioneel worden ingezet bij een ander agendapunt.

10.  De voorzitter van de commissie is verantwoordelijk voor handhaving van de spreektijden. Dit doet hij naar redelijkheid en billijkheid.

Artikel 19, Spreekrecht burgers

1.    De voorzitter van een commissie stelt toehoorders bij een openbare vergadering van de commissie op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren over zaken die voor die vergadering op de agenda staan.

2.    Het woord kan niet gevoerd worden over:

a.    een besluit van het provinciebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

b.    benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

c.    een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

3.    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voorafgaande aan de vergadering aan de statenadviseur. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

4.    Het spreekrecht wordt gehouden voorafgaand aan het desbetreffende agendapunt. Het geschatte aanvangstijdstip van het agendapunt wordt vermeld op de agenda.

5.    Degene die van het spreekrecht gebruik wenst te maken, wordt verzocht een half uur voor het geschatte aanvangstijdstip van het agendapunt waarop hij wil inspreken aanwezig te zijn.

6.    De maximale spreektijd ingevolge het spreekrecht per persoon of groep van personen bedraagt in eerste termijn 5 minuten.

7.    Na de reactie van de commissie bestaat de mogelijkheid om aansluitend in tweede instantie, indien nodig en alleen ter verduidelijking, een korte nadere toelichting te geven. De maximale spreektijd bedraagt wederom 5 minuten.

8.    De spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van degene die van het spreekrecht gebruik heeft gemaakt.

9.    Van het verhandelde tijdens het spreekrecht wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 een verslag opgemaakt.

10. Degene die van het spreekrecht gebruik heeft gemaakt, ontvangt een exemplaar van het verslag.

Artikel 20, Videoverslag en samenvatting

1.    Het videoverslag van elke openbare commissievergadering is binnen 3 werkdagen te raadplegen via internet.

2.    Er wordt een korte samenvatting gemaakt van het besprokene, de afspraken en de toezeggingen.

       Deze samenvatting wordt zo spoedig mogelijk toegezonden aan de leden van provinciale staten, de gedeputeerden en aan de overige personen die het woord gevoerd hebben

3.    De samenvatting moet inhouden:

a.    de namen van de voorzitter, de griffier, de statenadviseur, de Commissaris van de Koningin en de gedeputeerden en de ter vergadering aanwezige leden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben. Afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;

b.    een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

c.    vermelding van de gedane toezeggingen met vermelding van de namen van degenen die de toezegging hebben gedaan;

d.    bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de Statencommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen

4.    De voorzitter en de leden van de commissie en de overige personen die het woord gevoerd hebben kunnen binnen 8 dagen na ontvangst van de samenvatting een voorstel tot wijziging ervan doen, indien de samenvatting onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen toegezegd of besloten is. Een voorstel tot wijziging dient bij de statenadviseur te worden ingediend.

5.    De op grond van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel ontvangen voorstellen tot wijziging van de samenvatting worden vóór de vergadering, waarin de vaststelling van de samenvatting zal plaatsvinden, toegezonden aan de in het tweede lid genoemde personen.

6.    De ontwerpsamenvatting en de bijbehorende wijzigingsvoorstellen vormen een geheel.

7.    De samenvatting wordt als regel vastgesteld in de eerstvolgende vergadering van de commissie. In spoedeisende gevallen kan de samenvatting voorlopig worden vastgesteld door de voorzitter van de commissie. Deze voorlopige vaststelling moet in de eerstvolgende vergadering van de commissie worden bekrachtigd.

8     In de agenda voor de vergadering waarin de vaststelling of de bekrachtiging van de voorlopige vaststelling van de samenvatting plaatsvindt, wordt bij het hierop betrekking hebbende punt het aantal bijbehorende wijzigingsbladen vermeld.

9.    De samenvatting wordt opgesteld onder de zorg van de statenadviseur.

10.  De vastgestelde samenvatting wordt door de voorzitter en de statenadviseur ondertekend.

Artikel 21, Spreekregels

1.    Een lid, de Commissaris van de Koningin en een gedeputeerde spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

2.    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 22, Volgorde sprekers

1.    Een lid, de Commissaris van de Koningin en een gedeputeerde voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

2.    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

1.    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste 2 termijnen, tenzij de Statencommissie anders beslist.

2.    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3.    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4.    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 24, Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 25, Voorstellen van orde

1.    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2.    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3.    Over een voorstel van orde beslist de Statencommissie terstond.

Artikel 26, Handhaving orde; schorsing

1.    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

a.    de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b.    een lid of een lid van het college hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2.    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaatsheeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3.    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

4.    De voorzitter kan een Statencommissie voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

1.    De Statencommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

2.    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28, Advies

1.    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de Statencommissie anders beslist.

2.    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de Statencommissie welk advies aan provinciale staten wordt uitgebracht.

3.    Indien de Statencommissie een advies aan provinciale staten uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

4.    In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

Artikel 28a, Stemmingen

1.    Indien door een Statencommissie beslissingen worden genomen op grond van dit reglement, wordt met meerderheid van stemmen beslist.

2.    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd stelt de voorzitter vast dat de beslissing zonder stemming is genomen.

3.    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

4.    Stemming geschiedt bij hand opsteken. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Hij doet daarbij tevens mededeling van de genomen beslissing.

5.    Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

HOOFDSTUK 5, BESLOTEN VERGADERING

Artikel 29, Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van orde voor de vergaderingen van Statencommissies van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 30, Verslag

1.    Van een besloten vergadering wordt geen videoverslag gemaakt, maar een schriftelijk, woordelijk verslag.

2.    Het verslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden van de commissie en de desbetreffende leden van gedeputeerde staten ter inzage bij de statenadviseur.

3.    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de Statencommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de statenadviseur ondertekend.

4.    Indien de Statencommissie besluit het verslag openbaar te maken, wordt dit verslag op het internet gepubliceerd.

Artikel 31, Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de Statencommissie overeenkomstig artikel 25 van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De Statencommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 32, Opheffing geheimhouding

Indien provinciale staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Provinciewet voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de Statencommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de Statencommissie overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 6, TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 33, Toehoorders en pers

1.    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2.    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

3.    De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, kan hij voor ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 34, Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 35, Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen, die inbreuk maken op de orde van de vergadering niet toegestaan.

HOOFDSTUK 7, SLOTBEPALINGEN

Artikel 36, Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit Reglement van orde voor de vergaderingen van de Statencommissies niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de Statencommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 37, Inwerkingtreding

1.    Dit reglement treedt in werking op de dag waarop het is bekendgemaakt.

2.    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde van de vergaderingen van de statencommissies, vastgesteld bij besluit van provinciale staten van 23 april 2003 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van provinciale staten van 17 december 2008, nummer 2008-356, Provinciaal blad nummer 54 van 2008.