Openstellingsbesluit POP3 Water

Geldend van 23-03-2016 t/m heden

Intitulé

Openstellingsbesluit POP3 Water

Inhoud

Artikel 1. Openstelling

1. De maatregel Niet-productieve investeringen water, zoals opgenomen in Hoofdstuk 2, paragraaf6 van de Verordening onder de regels van dit openstellingsbesluit, open te stellen voor de periode van 4 april 2016 tot en met 17mei 2016.

2. Het subsidieplafond voor het indienen van aanvragen vast te stellen op totaal €4.550.000,-- bestaande uit €3.500.000,-- ELFPO-middelen en €1.050.000,-- provinciale middelen.

3. De ELFPO-middelen dienen met €2.450.00,-- aangevuld te worden vanuit andere overheden dan de provincie Drenthe.

Artikel 2. Definities

In aanvulling op de definities zoals genoemd in artikel 1.1. van de Verordening wordt in dit besluit verstaan onder:

1. de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen

De bij het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016-2021) vastgestelde factsheets (OW_33, OW_34, OW_35, OW_44, NLGW0001, NLGW0002, NLGW0003, NLGW0010, allen voor zover betrekking hebbend op Drents grondgebied) die zijn opgenomen in het landelijke KRW portaal: https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/Beheer/Rapportage/Publiek?viewName=Factsheets&jaar=2015&maand=December;

2. het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden regio Oost 2016-2021

Het werkprogramma dat ten behoeve van het Deltaprogramma Zoetwater in regio Oost (ZON) in een bestuursovereenkomst is vastgelegd. Het maatregelenprogramma voor Zuid-Drenthe is onderdeel hiervan, zie: http://www.twentswaternet.nl/actueel/persberichten/nieuwsberichten/wel-goed-water/;

3. het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021

Het werkprogramma dat ten behoeve van het Deltaprogramma Zoetwater in regio IJsselmeergebied in een bestuursovereenkomst is vastgelegd. Het maatregelenprogramma voor Noord-Drenthe is onderdeel hiervan; zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-31819.htm;

4. de Omgevingsvisie Drenthe 2014

In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Op kaart 1 in deze omgevingsvisie zijn de vastgestelde beekdalen in de provincie Drenthe opgenomen en op kaart 10 de grond-waterbeschermingsgebieden, zie: http://www.provincie.drenthe.nl/onderwerpen/wonen-leefomgeving/actualisatie/kaarten/;

Artikel 3. Subsidiabele activiteit

In deze openstelling wordt onder niet-productieve investeringen als bedoeld in artikel 2.6.1 van de Verordening verstaan:

1. bovenwettelijke niet-productieve investeringen die bijdragen aan klimaatdoelen zoals bedoeld in het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden regio Oost 2016-2021 en het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021 gelegen in de provincie Drenthe; hierbij gaat het om:

a. herinrichting van watergangen en kunstwerken die daarin voorkomen;

b. maatregelen op boerenland om water vast te houden of te bergen;

2. bovenwettelijke niet-productieve investeringen die bijdragen aan de (her)inrichting of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen passend binnen de Omgevingsvisie Drenthe2014.

Artikel 4. Aanvrager

In afwijking van artikel 2.6.2 van de Verordening wordt alleen subsidie verstrekt aan:

a. landbouwers

b. grondeigenaren

c. grondgebruikers

d. landbouworganisaties

e. natuur- en landschapsorganisaties

f. provincies

g. waterschappen

h. bestuurscommissies

i. samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.6.3 van de Verordening wordt alleen subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

a. de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen

b. de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties, niet zijnde vervangingskosten, tot maximaal de marktwaarde van de activa

c. de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs

d. de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied

e. de kosten van haalbaarheidsstudies

f. niet verrekenbare of niet compensabele btw

g. personeelskosten conform artikel 1.9 van de Verordening

Artikel 6. Aanvraag

De aanvraag wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening ingediend.

Artikel 7. Hoogte subsidie

1. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten waarbij:

a. 50% te financieren vanuit Europese middelen

b. 15% cofinancieringsbijdrage vanuit de provincie Drenthe

c. 35% cofinancieringsbijdrage vanuit een of meer overige regionale overheden

2. De maximale hoogte van de subsidiabele kosten bedraagt €1.500.000,--.

3. Geen subsidie wordt verstrekt indien de subsidiabele kosten lager zijn dan €250.000,--.

Artikel 8. Selectiecriteria, weging en selectie

1. De provincie Drenthe hanteert de volgende ambities:

- optimale watercondities - zowel wat betreft kwaliteit als kwantiteit - voor landbouw, wonen, natuur en landschap;

- voorbereid te zijn op lange-termijn-gevolgen van klimaatverandering (wateroverlast, droogte en veiligheid).

De subsidiabele activiteiten dienen een bijdrage te leveren aan één of meer van de volgende doelen.

a. De realisatie van de klimaatdoelen op het schaalniveau van een waterlichaam passend bij de waterdoelen:

- zoals opgenomen in het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021;

- zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe 2014.

b. De realisatie van de Kaderrichtlijn-Water (KRW)-doelen op het schaalniveau van een waterlichaam

- zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe 2014 en de daaronder vallende factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen;

- zoals vastgesteld per drinkwaterwinning in de gebiedsdossiers voor de drinkwaterwinningen in Drenthe.

2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied van Drenthe die betrekking hebben op de (her)inrichting of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen.

3. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van onderstaande selectiecriteria en in een bepaalde rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in de artikelen 1.15 en 2.6.5 van de Verordening de volgende criteria en daaraan gekoppelde punten.

a. De mate waarin de maatregelen zijn opgenomen in de maatregelenprogramma's klimaat.

0 punten    Indien niet opgenomen in het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021.

3 punten    Indien minder dan 50% van de uitvoeringskosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021.

5 punten    Indien 100% van de uitvoeringskosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021.

b. De mate van effect van de maatregelen op de klimaatdoelen op het schaalniveau van een waterlichaam passend bij de waterdoelen zoals verwoord in de Omgevingsvisie Drenthe 2014.

0 punten    nagenoeg geen effect

3 punten    matig effect: 50% van de uitvoeringskosten draagt bij aan de gestelde klimaatdoelen;

5 punten    substantieel effect: 100% van de uitvoeringskosten draagt bij aan de gestelde klimaatdoelen.

c. De mate waarin de maatregelen zijn opgenomen in het maatregelenprogramma KRW.

0 punten    Indien niet opgenomen in de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen als onderdeel van het Besluit Europese KRW provincie Drenthe (2016-2021)

3 punten    Indien minder dan 50% van de uitvoeringskosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen als onderdeel van het Besluit Europese KRW provincie Drenthe (2016-2021).

5 punten    Indien 100% van de uitvoeringskosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen als onderdeel van het Besluit Europese KRW provincie Drenthe (2016-2021).

d. De mate van effect van de maatregelen op de KRW-doelen op het schaalniveau van een waterlichaam en voor zover het gaat om bovenwettelijke maatregelen.

0 punten    Nagenoeg geen effect.

3 punten    Matig effect: 50% van de uitvoeringskosten draagt bij aan de gestelde klimaatdoelen.

5 punten    Substantieel effect: 100% van de uitvoeringskosten draagt bij aan de gestelde klimaatdoelen.

e. De mate waarin de investering betrekking heeft op een voorkeursgebied. De volgende voorkeursgebieden zijn onderscheiden:

In samenhang met realisatie van de klimaatdoelen:

- de beekdalen zoals weergegeven op kaart1 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014;

In samenhang met realisatie KRW-doelen:

- de beekdalen zoals weergegeven op kaart1 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014;

- de grondwaterbeschermingsgebieden (inclusief grondwaterbeschermingsgebied Drentse Aa) zoals weergegeven op kaart10 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014

Mate van ligging binnen voorkeursgebied wordt als volgt bepaald (totaalscore maximaal 2 punten

0 punten projectgebied ligt voor < 50% binnen voorkeursgebied

1 punt    projectgebied ligt voor 50-75% binnen voorkeursgebied

2 punten    projectgebied ligt voor > 75% binnen voorkeursgebied.

f. De mate waarin de maatregelen kosteneffectief zijn.

De kosten voor de voorbereiding van de maatregelen, die aan te merken zijn als kosten genoemd in de artikelen 5.c, 5.d, 5.e en 5.g, inclusief bijbehorende btw, bedragen:

0 punten             20% of meer van de totale subsidiabele kosten

1 punt    tussen de 10% en 20% van de totale subsidiabele kosten

2 punten             10% of minder van de totale subsidiabele kosten

De kosten voor begeleiding van de maatregelen, die aan te merken zijn als kosten genoemd in de artikelen 5.c, 5.d, 5.e en 5.g, inclusief bijbehorende btw, bedragen:

0 punten             20% of meer van de totale subsidiabele kosten

1 punt    tussen de 10% en 20% van de totale subsidiabele kosten

2 punten             10% of minder van de totale subsidiabele kosten

Artikel 9. Wegingsfactoren

Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking van subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 1.15 en artikel 2.6.5 van de Verordening de volgende wegingsfactoren:

- voor het criterium genoemd in artikel 8.3.a is de wegingsfactor 2;

- voor het criterium genoemd in artikel 8.3.b is de wegingsfactor 2;

- voor het criterium genoemd in artikel 8.3.c is de wegingsfactor 1;

- voor het criterium genoemd in artikel8 .3.d is de wegingsfactor 1;

- voor het criterium genoemd in artikel 8.3.e is de wegingsfactor 1;

- voor het criterium genoemd in artikel8 .3.f is de wegingsfactor 1.

Per project kunnen maximaal 36 punten worden gescoord.

Artikel 10. Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd als:

a. In totaal niet een minimumscore van 10punten wordt behaald (exclusief toepassen wegingsfactor).

b. Op het criterium genoemd in artikel8.3.b niet een minimumscore van 5punten wordt behaald (exclusief toepassen wegingsfactor).

c. Op het criterium genoemd in artikel8.3.f niet een minimumscore van 1punt wordt behaald.

d. De kosten voor voorbereiding en begeleiding van de maatregelen, die aan te merken zijn als kosten genoemd in de artikelen5.c, 5.d, 5.e en 5.g, inclusief bijbehorende btw, meer dan 40% van de totale subsidiabele kosten bedragen.

e. Er bij de subsidieaanvraag geen verklaring kan worden overlegd van één of meerdere andere overheden die bereid zijn het resterende deel van de subsidie bij te dragen.

Artikel 11. Adviescommissie

Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie in voor de ranking van de aanvragen zoals bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Toelichting

Artikel 1. Openstelling

De maatregel niet-productieve investering water is gericht op niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen. Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben.

Rekenvoorbeeld:

Totaal subsidiabele kosten       €          1.000.000,--

ELFPO-subsidie 50%                 €          500.000,--

Provinciale cofinanciering          €          150.000,--

Cofinanciering waterschap        €          350.000,--

Voorliggend openstellingsbesluit heeft betrekking op zogenaamde pijler 2 POP3-middelen. Dat betreft middelen die voor projectsubsidies beschikbaar zijn.

Artikel 3. Subsidiabele activiteit

De provincie Drenthe wil pijler 2 POP3 voornamelijk beschikbaar stellen voor klimaatdoelen.

Met de maatregelen maken de regionale partijen de watersystemen veerkrachtiger, waardoor extreme weersomstandigheden beter worden opgevangen. Een voorbeeld hiervan is het robuuster inrichten van beekdalen, zodat meer water vastgehouden kan worden. De maatregelen richten zich daarnaast op het minimaliseren van waterverspilling en het bevorderen van de wateropname in de zandgronden, met als doel het bevorderen van zelfvoorzienendheid, een efficiënt grondwatergebruik en het vergroten van de grondwatervoorraad. Daarnaast wordt gewerkt aan waterbesparing en het vasthouden van water in natuur- en landbouwgebieden. Deze maatregelen zijn richtinggevend voor de toekomstige bescherming van de zoetwatervoorziening. Deze maatregelen zijn van groot belang voor de landbouw om ook in de toekomst van voldoende water verzekerd te zijn.

Over de uitvoering van de belangrijkste klimaatmaatregelen zijn bestuurlijk afspraken gemaakt zoals opgenomen in het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 en het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021.

Artikel 4. Aanvrager

In afwijking van artikel 2.6.2 van de Verordening komen projecten van gemeenten niet in aanmerking voor subsidie omdat de investeringen betrekking dienen te hebben op het landelijke gebied met een directe link met de landbouw.

Bestuurscommissies zijn commissies die op basis van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) zijn ingesteld, ter uitvoering van ons plattelandsbeleid, en om die reden toegevoegd bij het onderdeel 'aanvragers'.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

In dit artikel wordt aangegeven welke kosten subsidiabel zijn. Daarnaast zijn conform de Verordening artikel 1 ook grondaankoop en voorbereidingskosten onder voorwaarden subsidiabel.

Onderdeel van de subsidiabele kosten kan zijn de aankoop van grond. In dat geval zijn de voorwaarden van artikel 1.10 van de Verordening onverkort van toepassing. Inrichtingsmaatregelen op de (aangekochte) grond vallen onder 'verbetering' van de gronden, waarop de voorwaarden voor de aankoop van grond niet van toepassing zijn.

De provincie streeft ernaar dat een groot deel van de subsidie besteed wordt aan fysieke maatregelen. Om die reden worden er grenzen gesteld aan wat aan proceskosten voor de voorbereiding en de uitvoering van projecten subsidiabel is (zie artikel 10).

Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten zoals verwoord in artikel 1.9 van de Verordening.

Artikel 7. Hoogte subsidie

De subsidiabele kosten in een project worden voor 100% gesubsidieerd; de subsidie bestaat voor 50% uit ELFPO-middelen en voor 50% uit regionale cofinanciering.

De provincie Drenthe draagt daar 15% aan bij. De resterende bijdrage, 35%, moet door andere overheden geleverd worden, bijvoorbeeld een waterschap.

Indien de provincie minder subsidie beschikbaar stelt dan het Europese ELFPO-budget, dient een aanvrager bij de aanvraag bewijsstukken te overleggen dat ook de verplichte aanvullende nationale overheidsfinanciering, van bijvoorbeeld gemeente of waterschap, ten behoeve van het project beschikbaar is gesteld. Overeenkomstig artikel 1.8.e van de Verordening wordt een aanvraag geweigerd als die niet voorzien is van een bijdrageverklaring of een subsidiebeschikking voor de benodigde resterende nationale overheidsfinanciering van één of meerdere andere overheden.

De overheid/overheden die de cofinanciering leveren, mogen geen andere voorwaarden stellen of selectiecriteria toepassen dan aan ELFPO verbonden zijn. De cofinanciering van de andere overheid/overheden maakt deel uit van het totale subsidiebedrag dat het betaalorgaan (RVO) aan de begunstigde uitbetaalt.

Artikel 8. Selectiecriteria, weging en selectie

Aanvragen worden beoordeeld op de mate waarin de maatregelen bijdragen aan klimaatdoelen en op kosteneffectiviteit. Daarnaast wegen ook de neveneffecten op KRW-doelen mee. Integrale projecten die aan meerdere doelen bijdragen zijn daarmee in het voordeel.

De selectiecriteria zijn voor de provincie een belangrijk sturingsinstrument om op de regionale of lokale context in te kunnen spelen. De criteria dragen ook bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers. De criteria zijn zo gekozen dat onnodige drempels voor aanvragers vermeden worden, met als doel om kansen zo goed mogelijk te benutten.

Zoetwatervoorziening

In ons waterbeheer zoeken wij al eeuwenlang naar een balans tussen te veel en te weinig water. Die balans is aan het veranderen: lag de nadruk in het verleden op het zo snel mogelijk afvoeren van een teveel aan water, steeds vaker is er sprake van droogteschade door een tekort aan water. De uitdaging is om water op het goede moment vast te houden en daarna te benutten, zonder dat dit leidt tot een substantiële toename van wateroverlast. En dat terwijl door klimaatverandering de kans op wateroverlast eerder toe- dan afneemt. Dat vraagt om een nieuwe zoetwaterstrategie en een robuuster watersysteem dat een grotere bandbreedte van weersextremen aankan.

De aanpak van de zoetwatervoorziening kan in de volgorde 'sparen, aanvoeren, accepteren/adapteren' weergegeven worden. Spaarzaam watergebruik en lokale zelfvoorzienendheid zijn het startpunt, aanvoer van water uit hoofdwatersysteem en/of grondwatervoorraad is aanvullend en soms zal een tekort aan zoetwater moeten worden geaccepteerd. De drie stappen zijn bij concrete keuzes tegelijk aan de orde. Daarbij passen we ons steeds aan zich wijzigende omstandigheden aan. De tijdhorizon van de strategie ligt op 2028 (korte termijn) en 2050 (middellange termijn). Tot die tijd is planvorming nog realistisch. Ook sluit deze termijn aan bij gebruikelijke termijnen voor ruimtelijke plannen en gebiedsontwikkeling.

Het project dient een bijdrage te leveren aan de realisatie van de doelen voor het thema zoetwatervoorziening. Het project dient te leiden tot een vergroting van de regionale (grond)watervoorraad en de vermindering van schade door vochttekorten voor natuur en/of landbouw. Het innovatieve karakter wordt bepaald door de manier waarop de in het project geformuleerde maatregelen door een innovatieve inzet bijdragen aan de doelen van de landbouw en het waterbeheer.

Voorbeelden van maatregelen zijn:

a. water vasthouden in/op de bodem (bijvoorbeeld reductie ontwateringsbasis, herprofilering

b. watergang, functiecombinaties in natuurlijke laagtes/beekdalen en aanleg van waterretentie);

c. water vasthouden in watergangen (bijvoorbeeld bovenstrooms door meandering beken en peilverhoging).

d. minder gebiedsvreemd water inlaten;

e. verbeteren van de bodemstructuur.

De belangrijkste klimaatprojecten zijn opgenomen in het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 en het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021 en de Omgevingsvisie Drenthe 2014. Aangezien de provincie groot belang hecht aan realisatie van deze projecten komt dat terug in de score van de in genoemde plannen opgenomen projecten. Daarnaast is ook het effect van genoemde maatregelen van belang, wat tot uitdrukking moet komen in het conform artikel 1.7 van de Verordening meegeleverde projectplan, waarin die effecten verder kunnen worden weergegeven.

Bij de beoordeling wordt onder uitvoeringskosten verstaan de totale projectkosten minus de voorbereidingskosten en minus de kosten voor begeleiding van de maatregelen.

KRW

Wij streven naar watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit die voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn. Veilig, schoon en gezond water is een basisvoorwaarde voor het leven van mens, plant en dier. Klimaatverandering noodzaakt ons nu maatregelen te nemen en ons voor te bereiden op mogelijke langetermijneffecten. De te nemen maatregelen kunnen tegelijkertijd benut worden om de zichtbaarheid en beleefbaarheid van het watersysteem te vergroten.

Drenthe hanteert de volgende ambities:

- optimale watercondities - zowel wat betreft kwaliteit als kwantiteit - voor landbouw, wonen, natuur en landschap;

- een betrouwbare drinkwatervoorziening (zowel kwaliteit als kwantiteit);

- voorbereid zijn op lange-termijn-gevolgen van klimaatverandering (veiligheid en droogte).

Een project kan tevens een bijdrage leveren aan de realisatie van de doelen van de KRW. Deze doelen zijn uitgewerkt in de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe 2014. Het innovatieve karakter wordt bepaald door de manier waarop de in het project geformuleerde maatregelen door een innovatieve inzet bijdragen aan de doelen van de landbouw en het waterbeheer.

Voorbeelden van deze maatregelen zijn:

- de aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers die tevens een buffer vormen tegen emissies naar oppervlaktewater;

- het herstel van watersystemen naar hun natuurlijke toestand waaronder beekherstel en de hermeandering van waterlopen;

- het herstel van migratiemogelijkheden;

- de vernatting van gronden;

- de aanleg van bufferzone's langs watergangen;

- maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten (bijvoorbeeld peilgestuurde drainage);

- de aanleg van helofytenfilters (natuurlijke waterzuiveringsystemen) en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem. De daarvoor noodzakelijke ict- of technische voorzieningen kunnen hierbij worden meegenomen.

De belangrijkste KRW-projecten zijn opgenomen in de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen KRW-onderdeel van het Besluit Europese KRW provincie Drenthe (2016-2021). Aangezien de provincie groot belang hecht aan realisatie van deze projecten komt dat terug in de score van de in genoemde plannen opgenomen projecten. Daarnaast is ook het effect van genoemde maatregelen van belang, wat tot uitdrukking moet komen in het conform artikel 1.7 van de Verordening meegeleverde projectplan waarin die effecten verder kunnen worden weergegeven. Alleen de bovenwettelijke maatregelen zijn subsidiabel.

Bij de beoordeling wordt onder uitvoeringskosten verstaan de totale projectkosten minus de voorbereidingskosten en minus de kosten voor begeleiding van de maatregelen.

Ligging in een voorkeursgebied

De mate waarin de klimaatdoelen en/of KRW-doelen wordt gerealiseerd hangt ook af van in hoeverre ze gerealiseerd worden binnen de voor de provincie belangrijke beekdalen (klimaat en KRW) of grondwaterbeschermingsgebieden (KRW). De volgende voorkeursgebieden zijn onderscheiden.

In samenhang met realisatie van de klimaatdoelen:

- de beekdalen zoals weergegeven op kaart 1 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014;

In samenhang met realisatie van de KRW-doelen:

- de beekdalen zoals weergegeven op kaart 1 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014;

- de grondwaterbeschermingsgebieden (inclusief grondwaterbeschermingsgebied Drentse Aa) zoals weergegeven op kaart 10 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014.

Kosteneffectiviteit

De criteria voor beoordeling van de kosteneffectiviteit betreffen de proceskosten voor personeel van waterschappen, provincie, adviesbureaus enzovoort voor voorbereiding en begeleiding van de uitvoering van fysieke maatregelen. Hiermee wil de provincie bevorderen dat een zo groot mogelijk deel van de subsidie besteed wordt aan fysieke maatregelen.

De provincie vindt een score voor bijvoorbeeld de kosten, afgezet tegen de oppervlakte verbrede en/of natuurvriendelijk ingerichte oever, niet zinvol. De reden hiervoor is dat de hoogte van de kosten per eenheid voldoende wordt bewaakt. Dat het ene project vervolgens duurder uitvalt dan het andere, is terug te voeren op de complexiteit van het gebied en de belangen die daar spelen. Dat is voor de provincie geen aanleiding om die projecten een lagere prioriteit te geven.

De meeste maatregelen zijn naar verwachting opgenomen in het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021. Dat betreft een pakket aan maatregelen dat na zorgvuldige afwegingen tot stand is gekomen. Teneinde de klimaatdoelen te realiseren, moeten al die maatregelen worden uitgevoerd, ongeacht of die goedkoop of duur zijn. Daarnaast wordt ruimte geboden aan nieuwe nog niet bekende maatregelen met een substantieel effect.

De effectiviteit van de maatregelen wordt indirect inhoudelijk beoordeeld in de artikelen 8.3.a en 8.3.b.

Artikel 9. Wegingsfactoren

De scores van de bijdrage aan klimaatdoelen, het hoofddoel van deze openstelling, wegen twee maal mee, de scores van de bijdrage aan KRW-doelen wegen één maal mee.

Artikel 10. Weigeringsgronden

Er wordt geen subsidie toegekend aan projecten die voor enkele criteria niet het gewenste minimum aantal punten behalen. Tevens wordt geen subsidie toegekend aan projecten die te veel kosten aan voorbereiding en begeleiding.

Conform Artikel 2.6.1 moet het project een directe link met de landbouw hebben. Aangezien in Nederland breed ingezet wordt op realisatie van klimaat- en KRW-doelen en geen direct onderscheid kan worden gemaakt tussen landbouwmaatregelen en algemene watermaatregelen is die link aanwezig binnen de projecten van eerdergenoemde programma's.

Artikel 11. Adviescommissie

In de openstelling is precies aangegeven welke termijn voor de indiening van aanvragen wordt gehanteerd. De start- en einddatum worden hierbij strikt in acht genomen. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld en in een bepaalde rangorde op een lijst geplaatst. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat door de adviescommissie aan het project is toegekend. Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te selecteren. Als consequentie hiervan bestaat de mogelijkheid dat, indien binnen een tender het subsidieplafond wordt bereikt, de projecten met de lagere scores geen subsidie zullen ontvangen. Mocht het plafond niet worden bereikt dan worden alle projecten, die de minimumscore hebben behaald, gesubsidieerd. De systematiek staat het niet toe dat na sluiting van de indieningstermijn de aanvragen alsnog worden gewijzigd. Wij adviseren aanvragers de aanvragen minimaal veertien dagen vóór sluiting van de indieningstermijn in te dienen om eventuele wijzigingen en/of aanvullingen te kunnen doorvoeren.

De projecten worden beoordeeld door een in te stellen adviescommissie van onafhankelijke deskundigen. Deze commissie zal worden samengesteld uit twee deskundigen van de provincie

Groningen, twee van de provincie Drenthe en twee van de provincie Fryslân. De deskundigen van de provincies Groningen en Fryslân zullen de projecten binnen de provincie Drenthe beoordelen.

Dit moet een onafhankelijke, gelijke en transparante behandeling van de aanvragen garanderen.