Regeling vervallen per 01-01-2022

Vaststelling Reglement van Orde vergaderingen Statencommissies

Geldend van 17-02-2017 t/m 31-12-2021

Intitulé

Vaststelling Reglement van Orde vergaderingen Statencommissies

Hoofdstuk 1, Begripsbepalingen

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid of bijzonder lid van een Statencommissie;

  • b.

    bijzonder lid: een commissielid, niet zijnde statenlid;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van een Statencommissie;

  • d.

    statenadviseur : secretaris van een Statencommissie of diens vervanger;

  • e.

    griffier: griffier van Provinciale Staten of diens vervanger. In gevallen waarin de griffier het secretariaat van een commissie behartigt, dient voor ‘statenadviseur ’ gelezen te worden ‘griffier’;

  • f.

    vergadering: vergadering van een Statencommissie;

  • g.

    Presidium: het Presidium als bedoeld in artikel 5 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten.

Hoofdstuk 2, Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2, Instelling Statencommissies

  • 1.

    Provinciale Staten stellen de volgende Statencommissies in:

    • a.

      Statencommissie Omgevingsbeleid

    • b.

      Statencommissie Financiën, Cultuur, Bestuur en Economie

  • 2.

    De Statencommissie Omgevingsbeleid adviseert en overlegt o.a. over de volgende onderwerpen.

    • Milieu

      • milieuhygiëne

      • milieubeheer

      • gebiedenbeleid

    • Bodem

    • Energiebeleid

    • Water

      • waterbeheer

      • waterschappen

    • Groen/Landbouw

      • plattelandsontwikkeling

      • natuur en landschap

      • ontgrondingen

      • natuurbeheer

      • natuur­ en milieueducatie

    • Ruimte

      • ruimtelijke ordening

      • volkshuisvesting

      • stedelijke vernieuwing/stads­ en dorpsvernieuwing

    • Recreatie en toerisme (ruimtelijke aspecten)

    • Regio Groningen-Assen

    • Infrastructuur/Mobiliteit

      • wegen en kanalen

      • verkeer en vervoer

      • openbaar vervoer

    • Handhaving en toezicht

    • Plattelandsontwikkeling (bereikbaarheid)

    • Prolander

    • RUD

    • OV-bureau

    • DEO (Drentse Energie Organisatie)

  • 3.

    De Statencommissie Financiën, Cultuur, Bestuur en Economie adviseert en overlegt o.a. over de volgende onderwerpen.

    • Zorg

    • Cultuur

      • bibliotheken

      • culturele zaken

      • monumentenzorg

      • cultureel erfgoed

      • regionale omroep

    • Drents Museum

    • Economie

      • Economische Koers

      • RSP

      • arbeidsmarkt/werkgelegenheid

      • arbeidsparticipatie

      • Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM)

      • recreatie en toerisme

    • Sport

    • SNN/IPO

    • Bestuur

      • bestuurlijke aangelegenheden

      • bestuurlijke vernieuwingen/dualisme

      • bezwaarschriften tegen provinciale besluiten en com. van advies voor de bezwaarschriften

      • Europa

      • Europese programma’s

      • algemeen subsidieverordening

      • handhaving en toezicht

      • openbare orde en veiligheid

    • Financiën

      • financiële aangelegenheden

      • toezicht gemeentelijke financiën

    • Communicatie

    • Personeel en Organisatie

    • Facilitaire zaken

    • Informatie en communicatie technologie

  • 4.

    Indien een onderwerp meerdere Statencommissies aangaat, wordt het onderwerp in de Statencommissie die het onderwerp het meest aangaat, met mede-uitnodiging van de leden van de andere Statencommissie, besproken, tenzij het Presidium beslist dat een gezamenlijke vergadering van de Statencommissies wordt belegd.

  • 5.

    Indien een gezamenlijke vergadering van Statencommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de Statencommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3, Taken

Een Statencommissie heeft de volgende taken.

  • Het uitbrengen van advies aan Provinciale Staten over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede en derde lid, genoemde onderwerpen.

  • Het uitbrengen van advies aan Provinciale Staten uit eigener beweging.

  • Het voeren van overleg met het college of de commissaris van de Koning over in ieder geval door het college of de commissaris van de Koning verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede en derde lid, genoemde onderwerpen.

Artikel 4, Samenstelling

  • 1.

    De Statencommissies worden zodanig samengesteld dat alle fracties, naar evenredigheid van het aantal zetels in Provinciale Staten, in alle Statencommissies zijn vertegenwoordigd.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde leden worden door Provinciale Staten op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3.

    Provinciale Staten kunnen daarnaast bijzondere commissieleden benoemen. Elke fractie kent maximaal twee bijzondere commissieleden. Zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      zij benoembaar zijn tot lid van Provinciale Staten in een tussentijds opengevallen plaats;

    • b.

      zij een verklaring hebben ondertekend dat zij ermee instemmen dat het bepaalde in de artikelen 11 (openbaar maken van nevenfuncties), 14 (eed voor de ambtsaanvaarding) en 25 (opleggen geheimhoudingsplicht) van de Provinciewet op hen van overeenkomstige toepassing is.

  • 4.

    Bij verhindering van een lid van een commissie kan dit lid worden vervangen door een ander lid van de fractie die hij vertegenwoordigt of door een bijzonder commissielid.

Artikel 5, Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt door Provinciale Staten uit hun midden benoemd en is geen lid van de Statencommissie.

  • 2.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement;

    • d.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 6, Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid en de voorzitter eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van Provinciale Staten.

  • 2.

    Provinciale Staten kunnen een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 3.

    Provinciale Staten kunnen de voorzitter ontslaan.

  • 4.

    Een lid en de voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan Provinciale Staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 5.

    Indien een vacature ontstaat, beslissen Provinciale Staten zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4.

  • 6.

    Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van Provinciale Staten niet langer vertegenwoordigd is in Provinciale Staten, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd van rechtswege.

Artikel 7, Griffier en statenadviseur

  • 1.

    Provinciale Staten benoemen ter ondersteuning van alle Statencommissies een statenadviseur.

  • 2.

    De Statenadviseur is bij iedere commissievergadering aanwezig.

  • 3.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de andere Statenadviseur.

  • 4.

    De griffier kan bij iedere vergadering aanwezig zijn.

  • 5.

    De Statenadviseur kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslaging als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Hoofdstuk 3, Aanwezigheid college en commissaris van de Koning

Artikel 8, Commissaris van de Koning en gedeputeerden

  • 1.

    De commissaris van de Koning en de gedeputeerden zijn voor zover mogelijk aanwezig zijn bij de vergadering.

  • 2.

    Indien de commissaris van de Koning of een gedeputeerde in de vergadering mededelingen wil doen over een onderwerp vreemd aan de orde van de vergadering, dient hij daartoe zo mogelijk 24 uur voor aanvang van de vergadering een verzoek in bij de voorzitter. De Statencommissie beslist ter zake bij de vaststelling van de agenda.

Artikel 9

[Vervallen.]

Hoofdstuk 4, Vergaderingen

Paragraaf 1, Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 10, Vergaderfrequentie

  • 1.

    Het Presidium stelt jaarlijks een schema vast voor de in het komende jaar te houden vergaderingen van de Statencommissies en brengt dit tijdig ter kennis van de leden.

  • 2.

    Een Statencommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste 1/5 van het aantal commissieleden schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3.

    De voorzitter kan, in afwijking van het in het eerste lid genoemde schema, in bijzondere gevallen een andere dag of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 11, Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste acht dagen voor een vergadering de leden een digitale oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering, voorzien van de voorlopige agenda.

  • 2.

    De bijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproep bekend gemaakt via het stateninformatiesysteem.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering, op het Stateninformatiesysteem geplaatst.

Artikel 12, De agenda

  • 1.

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het Presidium in zijn vergadering de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor aanvang van een vergadering een aanvulling op de voorlopige agenda vaststellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de Statencommissie de agenda vast.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de Statencommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Een voorstel van een lid van de commissie voor toevoeging van een onderwerp aan de agenda wordt uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering, onder aanduiding van het onderwerp en motivatie voor agendering, bij de voorzitter gemeld.

  • 4.

    Wanneer de Statencommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning nadere inlichtingen of advies vragen. De Statencommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de Statencommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13, Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder bij de Statengriffie ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2.

    Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de statenadviseur en verleent de Statenadviseur een lid inzage.

Artikel 14, Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in dag­ en nieuwsbladen, door plaatsing op de website van Provinciale Staten en die van de provincie Drenthe ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 19.

Paragraaf 2, Orde der vergadering

Artikel 15, Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de Statenadviseur door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste 24 uur na het digitaal verzenden van de oproep is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De Statencommissie kan echter over andere aangelegenheden dan geagendeerd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 17, Ingekomen stukken

  • 1.

    De bij de Statencommissie ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van Gedeputeerde Staten aan de Statencommissie, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de Statencommissie digitaal toegezonden en bij de agenda gevoegd. De betrokken documenten worden op de website van Provinciale Staten gepubliceerd.

  • 2.

    Het Presidium kan beslissen bij de Statencommissie ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken waarvan duidelijk is dat deze ter kennisneming zijn gezonden en waarvan de commissieleden reeds kennis hebben kunnen nemen en voor stukken die onbegrijpelijk en/of beledigend zijn.

  • 3.

    Na de vaststelling van de samenvatting stelt de Statencommissie op voorstel van het Presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 4.

    Over een ingekomen stuk kan door een fractie een enkelvoudige vraag worden gesteld. De voorzitter is verantwoordelijk voor het in behandeling nemen van de (alle) enkelvoudige vragen. Dit doet hij naar redelijkheid en billijkheid.

  • 5.

    Voor inhoudelijke bespreking wordt een ingekomen stuk desgewenst voor een volgende vergadering geagendeerd.

Artikel 17a, Rondvraag

  • 1.

    In de vergadering is er gelegenheid voor een rondvraag, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip de rondvraag eindigt.

  • 2.

    Het lid dat tijdens de rondvraag een vraag wil stellen meldt dit, onder vermelding van het onderwerp, tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter brengt het onderwerp van de vragen voorafgaand aan de vergadering ter kennis van Gedeputeerde Staten en aan de leden en maakt het onderwerp van de vragen openbaar via de website van Provinciale Staten.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de rondvraag aan de orde worden gesteld.

  • 5.

    In de rondvraag kunnen door een lid vragen worden gesteld over actuele onderwerpen die geen behandeling als agendapunt behoeven.

  • 6.

    Aan de vragensteller wordt het woord verleend om een beperkt aantal vragen aan de andere leden van de commissie of aan Gedeputeerde Staten of aan de commissaris van de Koning te stellen.

  • 7.

    Na de beantwoording door de bevraagde leden van de commissie of door Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning krijgt de vragensteller desgewenst het woord om verduidelijkende vragen te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de commissie het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan Gedeputeerde Staten vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 18, Spreektijden

  • 1.

    Het Presidium bepaalt de behandelduur van elk agendapunt afzonderlijk en vermeldt deze op de voorlopige agenda.

  • 2.

    Bij behandeling van initiatiefvoorstellen wordt de spreektijd van de initiatiefnemer gelijk gesteld aan die van Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de agenda kan een lid of meerdere leden met redenen omkleed een voorstel doen om de door het Presidium aangegeven totale behandelduur, als bedoeld in het eerste lid, te wijzigen. Dit heeft automatisch zijn doorwerking in de spreektijden van elke fractie en van het college.

  • 4.

    De voorzitter van de commissie beslist op dit voorstel.

  • 5.

    De voorzitter van de commissie is verantwoordelijk voor handhaving van de spreektijden. Dit doet hij naar redelijkheid en billijkheid.

Artikel 19, Spreekrecht burgers

  • 1.

    De voorzitter van een commissie stelt toehoorders bij een openbare vergadering van de commissie op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren over zaken die voor die vergadering op de agenda staan.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het provinciebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voorafgaande aan de vergadering aan de statenadviseur.

  • 4.

    Het spreekrecht wordt gehouden voorafgaand aan het desbetreffende agendapunt.

  • 5.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wenst te maken, wordt verzocht een half uur voor het geschatte aanvangstijdstip van het agendapunt waarop hij wil inspreken aanwezig te zijn.

  • 6.

    De maximale spreektijd ingevolge het spreekrecht per persoon of groep van personen bedraagt vijf minuten.

  • 7.

    De spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 8.

    Het verhandelde tijdens het spreekrecht wordt vastgelegd in het videoverslag en in de samenvatting. Beide zijn te raadplegen via de website van Provinciale Staten.

Artikel 20, Videoverslag en samenvatting

  • 1.

    Het videoverslag van elke openbare commissievergadering is binnen drie werkdagen te raadplegen via de website van Provinciale Staten.

  • 2.

    Er wordt een korte samenvatting gemaakt van het besprokene, de afspraken en de toezeggingen.

    Deze samenvatting wordt zo spoedig mogelijk toegezonden aan de leden van Provinciale Staten en de gedeputeerden.

  • 3.

    De samenvatting moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de Statenadviseur, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden en de ter vergadering aanwezige leden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben. Afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      vermelding van de gedane toezeggingen met vermelding van de namen van degenen die de toezegging hebben gedaan;

    • d.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de Statencommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 4.

    De voorzitter en de leden van de commissie en de overige personen die het woord gevoerd hebben kunnen binnen acht dagen na ontvangst van de samenvatting een voorstel tot wijziging ervan doen, indien de samenvatting onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen toegezegd of besloten is. Een voorstel tot wijziging dient bij de statenadviseur te worden ingediend.

  • 5.

    De samenvatting als bedoeld in het vorige lid, wordt als regel vastgesteld in de eerstvolgende vergadering van de commissie. In spoedeisende gevallen kan de samenvatting voorlopig worden vastgesteld door de voorzitter van de commissie. Deze voorlopige vaststelling moet in de eerstvolgende vergadering van de commissie worden bekrachtigd.

  • 6.

    De samenvatting wordt opgesteld onder de zorg van de Statenadviseur.

  • 7.

    De vastgestelde samenvatting wordt door de voorzitter en de Statenadviseur ondertekend.

Artikel 21, Spreekregels

  • 1.

    Een lid, de commissaris van de Koning en een gedeputeerde spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 22, Volgorde sprekers

  • 1.

    Een lid van de commissie, de commissaris van de Koning en een gedeputeerde voeren het woord, na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    Als de leden het woord willen voeren over de op de agenda vermelde onderwerpen, dienen zij zich voor de opening van de vergadering op de daartoe bestemde sprekerslijst in te schrijven.

  • 3.

    De voorzitter verleent de leden in willekeurige volgorde het woord.

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de Statencommissie anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

Artikel 24, Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 25, Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de Statencommissie terstond.

Artikel 26, Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid of een lid van het college hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaatsheeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en ­ indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord ­ de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan een Statencommissie voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De Statencommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28, Advies

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de Statencommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de Statencommissie welk advies aan Provinciale Staten wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de Statencommissie een advies aan Provinciale Staten uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4.

    In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

Artikel 28a, Stemmingen

  • 1.

    Indien door een Statencommissie beslissingen worden genomen op grond van dit reglement, wordt met meerderheid van stemmen beslist.

  • 2.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat de beslissing zonder stemming is genomen.

  • 3.

    Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    Stemming geschiedt bij handopsteking. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Hij doet daarbij tevens mededeling van de genomen beslissing.

  • 5.

    Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Hoofdstuk 5, Besloten vergadering

Artikel 29, Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van orde voor de vergaderingen van Statencommissies van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 30, Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de Statencommissie overeenkomstig artikel 25 van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde ook geheimhouding zal gelden. De Statencommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 31, Opheffing geheimhouding

Indien Provinciale Staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Provinciewet voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de Statencommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de Statencommissie overleg gevoerd.

Artikel 32, Verslag

  • 1.

    Van een besloten vergadering wordt geen videoverslag gemaakt, maar een schriftelijk, woordelijk verslag.

  • 2.

    Het verslag als bedoeld in het eerste lid ligt uitsluitend voor de leden van de commissie en de leden van Gedeputeerde Staten ter inzage bij de statenadviseur.

  • 3.

    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de Statencommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de Statenadviseur ondertekend.

  • 4.

    Indien de Statencommissie besluit het verslag openbaar te maken, wordt dit verslag op de website van Provinciale Staten gepubliceerd.

Hoofdstuk 6, Toehoorders en pers

Artikel 33, Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed­ of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 34, Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid­ dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 35

[Vervallen].

Hoofdstuk 7, Slotbepalingen

Artikel 36, Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Statencommissies niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de Statencommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 37, Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag nadat het is bekendgemaakt.

  • 2.

    Het Reglement van Orde van de vergaderingen van de Statencommissies, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 19 maart 2003 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 22 november 2013, nummer 2013-588, Provinciaal Blad nummer 50 van 2013 wordt ingetrokken.

Toelichting op Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Statencommissies

In de Provinciewet wordt onderscheid gemaakt tussen Statencommissies, bestuurscommissies en andere commissies (respectievelijk de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet). Statencommissies bereiden de besluitvorming in Provinciale Staten voor en voeren overleg met Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan adviescommissies.

Op grond van artikel 80, eerste lid, kunnen Provinciale Staten zoveel Statencommissies instellen als zij wenselijk achten. Provinciale Staten regelen de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de Statencommissies en de wijze waarop de leden van een Statencommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt.

De instelling van Statencommissies geschiedt veelal bij reglement, waarin de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de Statencommissies worden vastgelegd. Dit reglement voorziet hierin.

Artikelsgewijs

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in het reglement moet worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

De taken van het Presidium die uit dit reglement voortvloeien zijn:

  • het Presidium besluit of een gezamenlijke vergadering van de Statencommissies wordt belegd (artikel 2);

  • het Presidium stelt de voorlopige agenda van de vergadering vast (artikel 12);

  • het Presidium kan beslissen ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen (artikel 17);

  • het Presidium stelt de wijze van afdoening van ingekomen stukken voor (artikel 17);

  • het Presidium bepaalt de behandelduur van elk agendapunt afzonderlijk en de spreektijden van de commissieleden, fracties en gedeputeerden (artikel 18).

Artikel 2, Instelling Statencommissies

Het onderwerp Handhaving en toezicht duidt op de taken die door een aparte eenheid en door de RUD binnen de provinciale organisatie worden uitgevoerd door middel van inspecties, handhavend optreden, etc. Deze werkzaamheden zijn met name gericht op handhaving van voorschriften en toezicht op vergunningen op het terrein van milieu en natuur.

Vandaar dat dit onderwerp staat vermeld bij de Statencommissie Omgevingsbeleid. Uiteraard kunnen de staten in elke commissie Gedeputeerde Staten bevragen over de wijze waarop het bij de uitvoering van regelingen omgaat met de handhaving ervan en het toezicht daarop. Evenals er in elke commissie over normstelling voor beleid en regelgeving kan worden gesproken, of over de controle op de verantwoordingen van instanties, die subsidie hebben gekregen van de provincie. Echter, deze zaken maken onderdeel uit van het algemene verkeer tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten en zijn integraal onderdeel van de beleidscyclus op allerlei beleidsterreinen. En derhalve niet specifiek genoeg om apart te benoemen bij de onderwerpen per Statencommissie.

Het vijfde en zesde lid zijn coördinatiebepalingen. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de Statenadviseur van die commissie de functie van Statenadviseur vervult.

Artikel 3, Taken

De taken van de Statencommissies zijn vastgelegd in artikel 80, eerste lid, van de Provinciewet. De Statencommissies bereiden de besluitvorming van Provinciale Staten voor en overleggen met Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning.

De Statencommissie is vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening; het politieke debat vindt plaats in Provinciale Staten.

De taak om de besluitvorming van Provinciale Staten voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp.

De Statencommissie kan ook uit eigener beweging advies aan Provinciale Staten uitbrengen; ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in Provinciale Staten. De taken van de Statencommissie zijn in essentie dezelfde als die van Provinciale Staten, die van normstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De Statencommissie bepaalt evenals Provinciale Staten haar eigen agenda. Dit betekent dat het Presidium bepaalt of een voorstel aan de Statencommissie wordt voorgelegd alvorens het in Provinciale Staten wordt besproken.

Artikel 4, Samenstelling

Provinciale Staten stellen de samenstelling van de Statencommissies formeel vast. Artikel 80, derde lid, van de Provinciewet bepaalt dat Provinciale Staten hierbij zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in Provinciale Staten vertegenwoordigde politieke groeperingen (de fracties).

Zoals ook uit het derde lid blijkt, hoeven de leden van een Statencommissie geen Statenlid te zijn. Wel is er in dit reglement van uitgegaan dat de fracties de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.

De regeling in het derde lid was oorspronkelijk (Statenstuk 667, 1999) een vervangingsregeling. Hierna is de regeling ook toegepast voor de ondersteuning van de kleinste fracties (spreiding van werkzaamheden). Op grond van de regeling mogen per fractie maximaal twee bijzondere commissieleden deel uitmaken van de commissies.

Uitgangspunt bij de samenstelling van de Statencommissies is dat statenleden in ieder geval in één Statencommissie zitting kunnen nemen.

Uit het bovenstaande voortvloeiende vuistregel bij de samenstelling van de gehele vertegenwoordiging van fracties in de Statencommissies is de volgende.

  • Fracties tot en met drie statenleden: maximaal twee leden per fractie per Statencommissies

  • Fracties tot en met vijf statenleden: maximaal drie leden per fractie per Statencommissie

  • Fracties tot en met zeven statenleden: maximaal vier leden per fracties per Statencommissie

Bij grotere fracties wordt de staffel op dezelfde uitgebreid; een en ander door de fractievoorzitters te bezien bij aanvang van een nieuwe Statenperiode.

Op grond van het derde lid moeten bijzondere commissieleden, evenals Statenleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet.

Artikel 5, Voorzitter

Artikel 80, vierde lid, van de Provinciewet schrijft voor dat de voorzitter van een Statencommissie Statenlid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat Provinciale Staten de voorzitters ‘uit hun midden’ benoemen. De voorzitter is geen lid van de Statencommissie. Dit is een bewuste keuze; op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de Statencommissie.

Artikel 6, Zittingsduur en vacatures

De zittingsduur van de (bijzondere) commissieleden en de voorzitters is even lang als de zittingsperiode van Provinciale Staten, in principe dus vier jaar. De voorzitter wordt door de andere commissievoorzitter vervangen of door de vicevoorzitter van Provinciale Staten. De benoeming eindigt van rechtswege; Provinciale Staten hoeven de voorzitters niet te ontslaan.

Het bijzondere lidmaatschap van een Statencommissie wordt eveneens van rechtswege beëindigd indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van Provinciale Staten niet meer vertegenwoordigd is in Provinciale Staten (zesde lid).

Provinciale Staten kunnen een lid van een Statencommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor bijzondere commissieleden; deze hebben in principe vier jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden.

Artikel 7, Griffier en statenadviseur

Iedere Statencommissie wordt ondersteund door een statenadviseur. Dit is een functionaris in dienst van Provinciale Staten. De statenadviseur is altijd bij de vergaderingen van de Statencommissie aanwezig.

In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de Statencommissie op grond van artikel 27 van dit reglement altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

Artikel 8, commissaris van de Koning en gedeputeerden

De commissaris van de Koning en de gedeputeerden zijn geen lid van Statencommissies (artikel 80, tweede lid). Hun aanwezigheid is wel gewenst.

Artikel 80, vijfde lid, Provinciewet dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag.

Artikel 9

[vervallen.]

Artikel 10, Vergaderfrequentie

Veelal zullen de vergaderingen van de Statencommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats, voorafgaand aan de vergaderingen van Provinciale Staten. Een Statencommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde deel van het aantal de leden schriftelijk met opgave van redenen hierom vraagt.

Indien een Statencommissie een hoorzitting wil houden, kan de voorzitter gebruikmaken van het derde lid en een ander(e) dag, aanvangsuur of plaats bepalen.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat dit reglement geen bepaling, aangezien artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op Statencommissies.

Dit betekent dat de vergaderingen van de Statencommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden.

Artikel 11, Oproep

De leden van een Statencommissie ontvangen een digitale oproep inclusief de voorlopige agenda voor een vergadering ten minste acht dagen voor de vergadering. De bijbehorende stukken worden via het stateninformatiesysteem bekend gemaakt.

Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld, bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.

Artikel 12, De agenda

Voor het verzenden van de oproep stelt het Presidium de voorlopige agenda vast. Uiteindelijk bepaalt een Statencommissie echter haar eigen agenda. De agenderende rol van een Statencommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een Statencommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende is voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een Statencommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 13, Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor eenieder ter inzage gelegd. Dit gebeurt bij de Statengriffie . In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de provincie blijven berusten. Stukken waar geheimhouding is opgelegd, kunnen bij de Statengriffie worden ingezien na tekening voor geheimhouding op een daarvoor bestemde lijst.

Artikel 14, Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet moet de voorzitter van een Statencommissie met de oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen.

De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden bekend gemaakt via het Stateninformatiesysteem en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd.

Artikel 15, Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de Statenadviseur zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een Statencommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

Artikel 20 van de Provinciewet regelt het vergaderquorum van Provinciale Staten. Voor de Statencommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Provinciewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een Statencommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren.

Artikel 17, Ingekomen stukken

Omtrent de aan de Statencommissie gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Daarnaast kan per fractie een enkelvoudige vraag worden gesteld. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. Desgewenst kan een ingekomen stuk (om die reden) voor een volgende vergadering worden geagendeerd. Hiervoor levert de fractie die het aangaat tijdig een onderbouwing aan bij het Presidium waarin onder andere wordt ingegaan op de bevoegdheid van Provinciale Staten ter zake, de motivatie van agendering en te stellen vragen aan de andere fracties en aan het college van Gedeputeerde Staten. Op grond van de onderbouwing besluit het Presidium al dan niet tot agendering.

Artikel 17a, Rondvraag

Commissieleden kunnen gebruikmaken van de rondvraag voor het stellen van vragen over actuele onderwerpen die niet direct een behandeling als agendapunt behoeven. Is dit laatste wel het geval dan zal de voorzitter de beraadslaging afbreken met het verzoek het punt te agenderen voor een volgende vergadering.

Voorafgaand aan de vergadering moet aan de voorzitter gemeld worden dat van de rondvraag gebruik gemaakt gaat worden en wat het onderwerp is. De voorzitter bepaalt vervolgens, indien er meer verzoeken liggen, de volgorde van de onderwerpen. Tevens stelt hij de desbetreffende gedeputeerde en de leden van de commissie, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding, voorafgaand aan de vergadering op de hoogte van de vraag.

Artikel 18, Spreektijden

Door de hantering van spreektijden kan een inschatting gemaakt worden van de duur van de agenda en kan de duur van de vergadering door de voorzitter worden beheerst.

Bij het tweede lid wordt de behandelduur per agendapunt in de verhouding 2:1 als spreektijd verdeeld over de leden van de commissie en de leden van het college. De leden en het college worden per mail door de Statenadviseur voorafgaand aan de vergadering geïnformeerd over de spreektijden.

Elke fractie krijgt eenzelfde spreektijd voor de eerste en tweede termijn tezamen. Voorstellen van orde, interrupties en reacties op interrupties vallen buiten de toegekende spreektijd.

Artikel 19, Spreekrecht burgers

Het spreekrecht van burgers draagt bij aan het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij het provinciebestuur en vice versa. Zij kunnen inspreken over geagendeerde onderwerpen; de bijdragen kunnen Provinciale Staten vervolgens betrekken bij hun beraadslagingen.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen waarvoor het spreekrecht niet geldt. Als een besluit van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten vatbaar is voor bezwaar en beroep, is geen spreekrecht mogelijk. Dit om parallelle/dubbele processen te voorkomen, evenals onderlinge beïnvloeding. Bestuur en rechtspraak blijven zo gescheiden.

Verder zijn de benoemingen, de keuzen, de voordrachten en de aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat in dergelijke gevallen inspraak de belangen van kandidaten, al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie, kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen.

Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten een gedraging waarover zij op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht een klacht kunnen indienen. Deze procedure is leidend.

De burgers die wensen in te spreken, dienen zich voorafgaande aan de vergadering te melden bij de Statenadviseur.

Artikel 20, Videoverslag en samenvatting

De verslaglegging vindt plaats door middel van een integraal verslag in beeld en geluid, dat via de website van Provinciale Staten te raadplegen is, en een kort samenvattend schriftelijk verslag, waarin kort de hoofdpunten van bespreking en de toezeggingen en afspraken worden weergegeven.

De ontwerp-samenvatting wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering aan de toegezonden. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Het is aan de Statencommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de Statencommissie de samenvatting vaststelt.

Artikel 21, Spreekregels

Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.

Artikel 22, Volgorde sprekers

Het inschrijven als spreker voor een agendapunt vóór aanvang van de vergadering is alleen noodzakelijk voor onderwerpen die op de agenda of aanvullende agenda zijn vermeld. Deze bepaling geldt niet voor onderwerpen die kort voor de vergadering, of ter vergadering, door de leden aan de agenda worden toegevoegd. De voorzitter zal in dat geval bij de behandeling van het desbetreffende onderwerp inventariseren wie van de leden of overige aanwezigen het woord wenst te voeren.

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van commissieleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een commissielid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, hoeft de voorzitter niet te honoreren. Indien de Statencommissie van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 24, Spreektijd

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een Statencommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

Artikel 25, Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 22, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de desbetreffende Statencommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een Statencommissie.

Artikel 26, Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een Statencommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Desgewenst kan de voorzitter een spreker verzoeken een opmerking terug te nemen waarmee deze, in dat geval, als niet-uitgesproken dient te worden beschouwd.

Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Provinciewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van Statenleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed­ of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 33 van dit reglement.

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Provinciewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van Statencommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een Statencommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden.

Artikel 28, Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een Statencommissie anders beslist. Een Statencommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in Provinciale Staten voor en overlegt met Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning. De commissie brengt ten behoeve van de behandeling in de Statenvergadering een advies aan het Presidium uit over de gewenste A- of B-status van een stuk.

Artikel 28a, Stemmingen

In dit artikel wordt geregeld dat wanneer door commissies beslissingen moeten worden genomen, bijvoorbeeld over het al dan niet agenderen van een notitie van een fractie, met meerderheid van stemmen wordt beslist. Het aantal aanwezigen telt en niet de grootte van de fracties die de leden in Provinciale Staten vertegenwoordigen. Wanneer geen stemming wordt verlangd stelt de voorzitter dit vast. De voorzitter is geen lid van de commissie en kan niet meestemmen. Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen (vijfde lid).

Artikel 29, Algemeen

Een besloten vergadering van een Statencommissie is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het Reglement van orde in acht dienen te worden genomen, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

De deuren worden gesloten wanneer tenminste een tiende van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. In artikel 23 van de Provinciewet, dat op grond van artikel 80, lid 5 Provinciewet van overeenkomstige toepassing is, zijn de procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’. Praktisch is de tijdige stopzetting van de videonotulering hierbij van belang.

Artikel 30, Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Provinciewet nodig. Niet alleen een Statencommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een Statencommissie, het college en de commissaris van de Koning kunnen geheimhouding aan een Statencommissie opleggen. Overigens kan een Statencommissie ook geheimhouding opleggen aan Provinciale Staten of het college ten aanzien van stukken die zij aan Provinciale Staten of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Provinciewet).

De geheimhouding geldt ten aanzien van eenieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of Provinciale Staten haar opheft.

Artikel 31, Verslag

Op grond van artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Provinciewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij Provinciale Staten en i.c. de Statencommissie anders beslis. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid van deze bepaling dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de statenadviseur.

Het verslag van een besloten vergadering ligt niet alleen voor commissieleden ter inzage maar ook voor leden van Gedeputeerde Staten die in de desbetreffende vergadering aanwezig waren.

Hiermee is aansluiting gezocht bij artikel 49 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten.

Artikel 32, Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 31 blijkt kunnen Provinciale Staten de geheimhouding, die een Statencommissie aan Provinciale Staten oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 33, Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Provinciewet regelen dat de voorzitter van Provinciale Staten toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor Statencommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Provinciewet, het derde lid voorziet hierin.

Lid 2 biedt de voorzitter de mogelijkheid de orde te herstellen ook in geval in de vergaderzaal, met in begrip van de publieke tribune, tijdens een vergadering mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen zodanig worden gebruikt, dat die inbreuk maken op de orde van de vergadering.

Artikel 34, Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een Statencommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio­ en tv-stations geluid­ en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 35, Verbod orde verstorend gebruik mobiele telefoons en overige elektronische communicatiemiddelen.

Artikel 35 heeft betrekking op het gebruik van mobiele telefoons en overige elektronische communicatiemiddelen. Het gebruik hiervan kan orde verstorend zijn; dit orde verstorend gebruik is verboden.

Artikelen 36 en 37, Uitleg reglement en inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Ondertekening