Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel standplaatsen Drenthe

Geldend van 27-11-2018 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel standplaatsen Drenthe

Op grond van de verbodsbepalingen van hoofdstuk 10, artikelen 10.5 en 10.6 van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe. Gedeputeerde Staten kunnen van dit artikel ontheffing verlenen op grond van artikel 10.9 van de POV

Op grond van dat artikel is het verboden om zodanig te handelen of na te laten dat het veilig en doelmatig gebruik of de instandhouding van wegen en waterwegen in de ruimste zin wordt of kan worden belemmerd of belet. Onder beletten of belemmeren worden in ieder geval zaken begrepen als het maken, aanbrengen, hebben of verwijderen van zowel met de grond verankerde als niet met de grond verankerde werken zoals onder andere kramen, tenten en hutten en het aanbieden van goederen, zoals ijs- en snackverkoop en de verkoop van bloemen- en/of land- of tuinbouwproducten. Bovendien is het op grond van genoemd hoofdstuk verboden om enig werk of beplanting aan te brengen binnen een dusdanige afstand uit de grens van de rijbaan, indien daardoor het vrije uitzicht op de weg zodanig wordt belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in het gedrang komt of kan komen. Van genoemde verbodsbepalingen kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

De provincie Drenthe wordt de laatste jaren in toenemende mate geconfronteerd met aanvragen voor een standplaats aan een provinciale weg. Hiermee wordt met een mobiel, tijdelijk verkooppunt bedoeld waar snacks en dergelijke verkocht worden. Tot op heden kent de provincie Drenthe geen eenduidig standplaatsenbeleid en dat maakt het gedeputeerde staten moeilijk om te beslissen op concrete aanvragen om standplaatsontheffingen en het houden van toezicht op afgegeven ontheffingen.

In verband hiermee heeft zij in haar vergadering van 22 januari 2008 besloten haar beleid met betrekking tot het op grond van hoofdstuk 10, artikelen 10.5 en 10.6, van de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe al dan niet toestaan van standplaatsen op provinciale wegen als volgt vast te stellen.

Inhoud

I.    Locaties

Aanvragen om ontheffing op een bepaalde locatie worden getoetst aan de volgende criteria.

1.   Ten aanzien van stroomwegen

Langs stroomwegen zijn standplaatsen niet toegestaan.

2.   Ten aanzien van gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen

Standplaatsen langs gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen worden toegestaan:

-     bij gebiedsontsluitingswegen: indien parkeren naast de weg met een toe-gang via een zijweg mogelijk is of in combinatie met een bestaande rust-/

parkeerplaats. Enkelzijdige verkoop kan dan plaatsvinden aan de kant van de weg waar een fietspad aanwezig is;

-     bij erftoegangswegen: indien parkeren langs de weg met toegang via een zijweg mogelijk is of in combinatie met een bestaande rust-/parkeerplaats. Enkelzijdige verkoop kan dan plaatsvinden aan de kant van de weg waar een fietspad aanwezig is.

Indien vanuit verkeersveiligheids- en/of beheersbelang het innemen van een standplaats niet of niet langer verantwoord is, kan de ontheffing worden geweigerd of ingetrokken.

II. Locatievereisten

1.   De standplaats moet op veilige afstand vanaf de kant van het fietspad ingenomen kunnen worden. Een luifel mag maximaal 1,50 m diep zijn. Er worden maximaal 2 reclameborden en 2 vlaggen toegestaan op de standplaats; deze mogen geen belemmering opleveren voor het verkeer.

2.   De technische staat van het materieel en materiaal dient in goede staat van onderhoud te verkeren en aan het eind van de dag weggehaald te worden. Het terrein dient dagelijks schoon opgeleverd te worden.

3.   Voor gebruik van provinciale grond is een nader te bepalen jaarlijkse vergoeding verschuldigd.

III. Wegwerkzaamheden

De provincie is als wegbeheerder verantwoordelijk voor het uitvoeren van werkzaamheden aan de weg. Hierdoor kan de standplaatslocatie van tijd tot tijd gestremd zijn.

IV.  Weigeringsgronden

Een ontheffing kan om de volgende redenen worden geweigerd:

-     in het belang van de openbare orde

-     in het belang van het voorkomen of beperken van overlast

-     in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

-     in het belang van de verkeersveiligheid

-     indien toestemming (vergunning) van de desbetreffende gemeente ontbreekt