Regeling vervallen per 22-03-2007

Subsidieregeling Human resource management 2001

Geldend van 01-01-2005 t/m 21-03-2007

Intitulé

Subsidieregeling Human resource management 2001

Inhoud

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1, Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.   MKB-ondernemer: de eigenaar of eigenaren van een onderneming in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 die voldoet aan de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen;

b.   groep: een combinatie van enerzijds een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die direct of indirect de helft of meer van het geplaatste kapitaal verschaft aan, volledig aansprakelijk vennoot is van of overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

c.   deskundige: degene die op grond van opleiding of ervaring geacht moet worden bijzonder gekwalificeerd te zijn voor het uitvoeren van een opdracht in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit;

d.   prototype: model dat aan de productie c.q. dienstverlening voorafgaat, zoals proef- en demonstratieopstellingen, maar niet gebruikt wordt voor (industriële) toepassing en commerciële exploitatie.

Artikel 2

Ieder jaar voor het begin van het begrotingsjaar wordt bekendgemaakt tot welke plafonds subsidies kunnen worden verleend voor de verschillende onderdelen.

Paragraaf 2, Aanvragen

Artikel 3

1.   Subsidie kan worden verleend aan de ondernemer wiens onderneming volgens het handelsregister is gevestigd of een nevenvestiging heeft in de provincie

Fryslân, in de provincie Groningen of in de provincie Drenthe, ten behoeve van ondernemingsactiviteiten die in genoemde provincies door genoemde (neven-)

vestiging worden uitgevoerd.

2.   Eigenaren die een publiekrechtelijke rechtspersoon zijn of wier onderneming structureel voor meer dan 10% uit overheidsbijdragen wordt gefinancierd, zijn geen ondernemer in de zin van deze regeling.

3.   Onverminderd het gestelde in het eerste lid, wijst het bevoegd bestuursorgaan aan welke ondernemingen een aanvraag voor subsidie in kunnen dienen. Hiertoe wordt ieder jaar voor het begin van het begrotingsjaar een lijst opgesteld en gepubliceerd van categorieën van ondernemingen die voor subsidieverlening in aanmerking komen. Bij het opstellen van de lijst wordt gebruikgemaakt van de Standaardbedrijfsindeling (SBI 1993) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bevoegd bestuursorgaan deelt de ondernemingen ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd in op basis van de feitelijke ondernemingsactiviteiten uitgedrukt in de viercijferige SBI-code van de activiteit van de onderneming en toetst op basis daarvan of deze voorkomt op de eerdergenoemde lijst.

4.   Per periode van 6 maanden kan niet meer dan 1 aanvraag per onderdeel als bedoeld in artikel 19 worden ingediend, tenzij de eerder aangevraagde subsidie is geweigerd of zal worden geweigerd.

Artikel 4

Aanvragen worden ingediend door inzending van het daartoe vastgestelde formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen daarbij dienen te worden overgelegd.

Artikel 5

Aan de aanvrager wordt een bericht van ontvangst gezonden waarbij de datum van de ontvangst van de aanvraag wordt vermeld.

Artikel 6

1.   Omtrent de aanvraag kan advies worden ingewonnen van derden.

2.   In het verzoek om advies wordt vastgelegd binnen welke termijn het advies dient te worden ingezonden.

3.   Van de toepassing van dit artikel wordt mededeling gedaan aan de aanvrager.

Paragraaf 3, Het besluit op de aanvraag

Artikel 7

1.   Op de aanvraag wordt binnen 8 weken nadat deze in behandeling is genomen besloten.

2.   Indien ter zake van een aanvraag overeenkomstig artikel 6 advies van derden wordt gevraagd, wordt de termijn voor het nemen van een besluit verlengd met de termijn bedoeld in het tweede lid van artikel 6.

3.   In bijzondere gevallen kan een andere beslistermijn worden vastgesteld. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 8

Onverminderd artikel 3 wordt subsidie geweigerd, indien en voor zover:

a.   met ingang van de dag dat de aanvraag in behandeling wordt genomen, door verlening van de gevraagde subsidie het voor het desbetreffende jaar vastgestelde plafond zou worden overschreden;

b.   de subsidiegerechtigde, na daartoe schriftelijk te zijn uitgenodigd, de continuïteit van zijn onderneming binnen de bij de uitnodiging te stellen termijn niet of niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt;

c.   ter zake van de betaling van subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan langer dan 4 weken vóór de ontvangst van de aanvraag;

d.   aan de aanvrager surseance van betaling is verleend of de aanvrager failliet is verklaard;

e.   tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 9

Geen subsidiabele kosten zijn:

a.   omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten;

b.   kosten in verband met nakoming van wettelijke verplichtingen.

Artikel 10

1.   Andere subsidies die in dezelfde kosten van het project worden verworven, worden van het maximale subsidiebedrag afgetrokken.

2.   Het maximale bedrag van de subsidie wordt rechtevenredig verlaagd, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep of een cluster en de gesubsidieerde activiteiten mede betrekking hebben op vestigingen van de groep of het cluster buiten het in artikel 3 vermelde gebied.

3.   Het maximale bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 11

Het besluit tot subsidieverlening vermeldt de hoogte van de subsidiabele kosten en het maximale subsidiebedrag.

Artikel 12

1.   Bij subsidieverlening wordt de verplichting opgelegd dat de administratie van de onderneming de kosten van de uitvoering van het project op eenduidige wijze dient weer te geven.

2.   Naast de in het eerste lid bedoelde verplichting worden bij een besluit tot subsidieverlening verplichtingen opgelegd ter zake van de termijn waarbinnen de gesubsidieerde activiteiten moeten worden uitgevoerd, alsmede ter zake van de termijn waarin na afloop van de uitvoeringstermijn een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend.

3.   Naast de in het eerste en het tweede lid bedoelde verplichtingen kunnen bij een besluit tot subsidieverlening andere verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 13

Zolang de subsidie niet overeenkomstig artikel 17 van deze regeling onherroepelijk is vastgesteld, kan het verleningsbesluit worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

a.   het project waarvoor de subsidie is verleend niet of niet overeenkomstig het verleningsbesluit wordt uitgevoerd of zal worden uitgevoerd;

b.   de subsidieontvanger handelt in strijd met de in deze regeling gegeven voorschriften of met de bij het verleningsbesluit opgelegde verplichtingen;

c.   de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag zou hebben geleid;

d.   de subsidieverlening onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

e.   conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of op een deel van het vermogen van de subsidieontvanger.

Paragraaf 4, Voorschotten

Artikel 14

Na de subsidieverlening worden geen voorschotten verleend.

Paragraaf 5, De vaststelling van het subsidiebedrag

Artikel 15

1.   De aanvraag tot vaststelling van het subsidiebedrag geschiedt door inzending van een volledig ingevuld formulier, overeenkomstig het daarvoor vastgestelde model.

2.   Het in het eerste lid bedoelde formulier vermeldt de bijlagen die daarbij dienen te worden gevoegd. Tot deze bijlagen behoort in ieder geval een exemplaar van het aan de ondernemer uitgebrachte advies, dan wel een afschrift van het behaalde keurmerkcertificaat.

Artikel 16

1.   Op een aanvraag tot vaststelling van het subsidiebedrag wordt binnen 6 maanden beschikt.

2.   In bijzondere gevallen kan het besluit tot vaststelling worden aangehouden tot een nader vast te stellen later tijdstip. Van een bijzonder geval is in ieder geval sprake, indien gerede twijfel bestaat omtrent het voortbestaan van de betrokken onderneming.

Artikel 17

1.   Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de ten behoeve van het project gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

2.   Het vastgestelde subsidiebedrag is niet hoger dan het maximale subsidiebedrag als bedoeld in artikel 11.

Artikel 18

1.   Het besluit tot vaststelling van het subsidiebedrag kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd:

a.   op grond van feiten of omstandigheden die bij de vaststelling van het subsidiebedrag redelijkerwijs niet bekend konden zijn en op grond waarvan het subsidiebedrag lager had kunnen worden vastgesteld;

b.   indien de vaststelling van het subsidiebedrag onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

c.   indien de subsidieontvanger na de vaststelling van het subsidiebedrag heeft gehandeld in strijd met de uit de subsidieverlening voortvloeiende verplichtingen.

2.   Tot intrekking of wijziging als bedoeld in het eerste lid kan niet langer worden besloten dan tot 5 jaar na de verzending van het besluit tot vaststelling van het subsidiebedrag, dan wel, in het geval bedoeld in het eerste lid, onder c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

3.   De subsidieontvanger is verplicht om de subsidie onmiddellijk terug te betalen na intrekking of wijziging van het besluit tot vaststelling van het subsidiebedrag.

HOOFDSTUK 2, BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 19

1.   Subsidiabele kosten van een beleidsplan inzake personeelsmanagement zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige voor het maken of herzien van een dergelijk beleidsplan voor de onderneming.

2.   Subsidiabele kosten van functieprofielen zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige voor het maken of herzien van functieprofielen voor de onderneming.

3.   Subsidiabele kosten van verwerving van erkenningscertificaten inzake personeelsmanagement zijn kosten van het inschakelen van een onafhankelijk deskundige voor het voorbereiden op en verwerven van een dergelijk certificaat voor de onderneming.

Artikel 20

1.   De subsidiabele kosten voor een HRM-deskundige zijn de loonkosten van een in dienst te nemen deskundige met een minimum van € 2.300,-- tot een maximum van € 35.000,-- per jaar.

2.   De in het eerste lid bedoelde kosten zijn gedurende maximaal twee jaar subsidiabel en dienen te worden gemaakt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst met een deskundige die gedurende ten minste 80% van de contractueel vastgelegde werktijd werkt aan het voorbereiden, maken en uitvoeren van een beleidsplan inzake personeelsmanagement.

3.   Geen subsidie kan worden verleend indien de deskundige in het voorgaande jaar reeds werkzaam is geweest bij de ondernemer of de groep waartoe de ondernemer behoort.

Artikel 21

1.   De subsidiabele kosten voor HRM-oriëntatie zijn de kosten van een onafhanke-lijke deskundige met een minimum van € 2.300,-- tot een maximum van € 35.000,-- per jaar.

2.   De in het eerste lid bedoelde kosten zijn gedurende maximaal twee jaar subsi-diabel en dienen te worden gemaakt ter uitvoering van een overeenkomst met een deskundige die gedurende ten minste 80% van de contractueel vastgelegde tijd werkt aan het uitvoeren van een beleidsplan inzake personeelsmanagement.

3.   De overeenkomst dient een looptijd te kennen van minimaal 4 maanden, waarbij per maand minimaal twintig uur dienen te zijn vastgelegd.

Artikel 22

1.   De subsidiabele kosten bedragen minimaal € 2.269,--.

2.   Het subsidiebedrag bedraagt 50% van de subsidiabele kosten indien het project wordt uitgevoerd ten behoeve van een MKB-onderneming.

3.   Het subsidiebedrag bedraagt 30% van de subsidiabele kosten indien het project wordt uitgevoerd ten behoeve van een niet-MKB-onderneming.

4.   Het maximale subsidiebedrag bedraagt € 35.000,-- per project.

HOOFDSTUK 3, TOEZICHT- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

1.   Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen.

2.   De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Artikel 24

Deze regeling is gelijkluidend vastgesteld door provinciale staten van Fryslân,

Groningen en Drenthe.

Artikel 25

1.   De taken en bevoegdheden ter uitvoering van deze regeling behoren aan gedeputeerde staten.

2.   Gedeputeerde staten worden gemachtigd tot de overdracht van hun taken en bevoegdheden ter uitvoering van deze regeling aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 26

Deze regeling kan worden aangehaald als Subsidieregeling Human Resource Management 2001 (HRM 2001).