Regeling vervallen per 23-11-2007

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden

Geldend van 25-10-2005 t/m 22-11-2007

Intitulé

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden

Inhoud

HOOFDSTUK I, BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet;

b.   Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk besluit van 22 maart 1994, Staatsblad nummer 241;

c.   Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: het Koninklijk besluit van 22 maart 1994, Staatsblad nummer 242;

d.   Reisbesluit binnenland: het Koninklijk besluit van 1 maart 1993, Staatsblad nummer 144;

e.   Reisregeling binnenland: het besluit van de minister van binnenlandse zaken van 16 maart 1993, nummer AB93/U280, Staatscourant nummer 56;

f.    statenlid: lid van provinciale staten;

g.   commissielid: een lid van een commissie, zoals bedoeld bij a;

h.   Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk besluit van 6 oktober 1989, Staatsblad nummer 424.

HOOFDSTUK II, VOORZIENINGEN VOOR STATENLEDEN

Artikel 2, Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties (BZK) wordt herzien.

Artikel 3, Onkostenvergoeding

1.   Aan het statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van BZK wordt herzien.

2.   Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef, en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissie-leden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van BZK wordt herzien.

Artikel 4, Berekening en betaling vaste vergoedingen

1.   Hij/zij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid is geweest van provinciale staten ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij/zij in dat jaar statenlid is geweest.

2.   De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5, Reiskosten

1.   Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen.

2.   De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

a.   bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

b.   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6, Verblijfkosten

Aan het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 7, Cursus, congres, seminar of symposium

1.   De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia, die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de provincie.

2.   Het statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag bij de voorzitter van de staten in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap.

Artikel 8, Computer

1.   Op aanvraag wordt het statenlid voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

2.   Het statenlid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie.

3.   Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 9, ISDN-/internetaansluiting

1.   De aanleg- en abonnementskosten van ISDN ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het statenlidmaatschap komen voor rekening van de provincie, wat betreft de abonnementskosten voor zover die meer bedragen dan de kosten van een gewoon telefoonabonnement.

2.   De aanleg- en abonnementskosten van ADSL/kabel ten behoeve van het gebruik van een com-puter die benodigd is voor de uitoefening van het statenlidmaatschap komen voor rekening van de provincie. De vergoeding voor de abonnementskosten is gelijk aan de gemiddelde kosten van een basisabonnement. Dit bedrag wordt jaarlijks door gedeputeerde staten vastgesteld.

Artikel 10, Uitkering bij aftreden

1.   De leden van provinciale staten kunnen met ingang van de datum van aftreden aanspraak maken op een uitkering ten laste van de provincie.

2.   Belanghebbende moet daartoe binnen 3 maanden na aftreden een schriftelijk verzoek indienen bij gedeputeerde staten.

3.   Geen recht op een uitkering bestaat indien een lid van provinciale staten van zijn/haar lidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X.7 van de Kieswet.

Artikel 10a, Duur van de uitkering

De duur van de uitkering wordt bepaald op een kwart van het aantal volledige maanden, gedurende welke het gewezen statenlid het statenlidmaatschap heeft vervuld, met dien verstande dat de maximale duur een periode van 2 jaar niet te boven gaat.

Artikel 10b, Bedrag van de uitkering

De uitkering bedraagt:

1.   het eerste jaar 80% en vervolgens 70% van de vaste vergoeding voor de werkzaamheden van een statenlid per jaar;

2.   bepalend voor de hoogte van de uitkering is de vaste vergoeding voor de werkzaamheden als lid van provinciale staten op het moment van aftreden, zoals deze is vastgesteld op basis van artikel 2, eerste lid.

Artikel 10c, Korting wegens inkomsten

1.   Inkomsten die een lid van provinciale staten heeft op de dag waarop hij/zij ophoudt statenlid te zijn, worden niet in mindering gebracht op zijn/haar uitkering als gewezen lid van provinciale staten.

2.   Nieuwe inkomsten of hogere inkomsten die het gewezen lid van provinciale staten na de dag bedoeld in het eerste lid, dan wel tot een half jaar daaraan voorafgaande verwerft, worden met de uitkering verrekend over de periode waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

3.   Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan:

-     winst uit onderneming;

-     inkomsten uit of in verband met arbeid of het verrichten van andere diensten of aanneming van werk;

-     een periodieke uitkering krachtens de Algemene arbeidsongeschiktheidswet.

4.   Degene aan wie een uitkering is toegekend, is verplicht van het verkrijgen van nieuwe inkomsten of hogere inkomsten als bedoeld in het tweede lid terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten onder opgave, voor zover mogelijk, van de hoogte van deze (verwachte) inkomsten.

5.   Degene aan wie een uitkering is toegekend, geeft desgevraagd alle informatie betreffende zijn/haar inkomen, die voor de uitvoering van deze regeling nodig is, aan gedeputeerde staten.

Artikel 10d, Betaling uitkering

De uitkering wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.

Artikel 10e, Einde van de uitkering

1.   De uitkering eindigt:

a.   zodra de maximale duur van de uitkering volgens artikel 10a is bereikt;

b.   met ingang van de maand, volgende op de maand waarin het gewezen lid van provinciale staten is overleden;

c.   met ingang van de dag waarop het gewezen lid wederom als lid van provinciale staten is beëdigd.

2.   De betaling van de uitkering kan door gedeputeerde staten worden geschorst voor zolang belanghebbende niet de mededeling of opgaven doet als bedoeld in de artikelen 10c, vierde en vijfde lid.

3.   Indien de in het vorige lid bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen, wordt de uitkering over de tijd van schorsing, met inachtneming van artikel 10c, alsnog uitbetaald.

Artikel 11, Uitkering bij overlijden

1.   Zo spoedig mogelijk na het overlijden van het lid van provinciale staten wordt aan de nabestaande ten laste van de provincie een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde vaste vergoeding, zoals deze gold ten tijde van het overlijden, voor werkzaamheden als statenlid, over een tijdvak van 3 maanden.

2.   Indien de overledene geen nabestaande nalaat, geschiedt de in het vorige lid bedoelde uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige kinderen of natuurlijke kinderen, dan wel pleegkinderen. Ontbreken ook deze, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.

Artikel 12, Tegemoetkoming in de ziektekosten

Bij statenbesluit van 11 februari 1998 hebben de staten van deze mogelijkheid afgezien.

Artikel 13, Aanvullende uitkering op grond van de Werkloosheidswet

1.   In het geval een lid van provinciale staten een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap, meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden die het lid van provinciale staten ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

2.   In het geval een lid van provinciale staten een uitkering op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de, na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit, ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden die het lid van provinciale staten ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 14, Kinderopvang

Aan een lid van provinciale staten kan een vergoeding van kosten van algemene en buitenschoolse opvang voor kinderen van 0 tot 12 jaar worden toegekend, voor zover deze naar het oordeel van de voorzitter van de staten noodzakelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap.

Artikel 15, Scholing

Bij statenbesluit van 11 februari 1998 hebben de staten van deze mogelijkheid afgezien.

Artikel 16, Spaarloonregeling

Het statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef, en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende Spaarloonregeling.

HOOFDSTUK III, VOORZIENINGEN VOOR GEDEPUTEERDEN

Artikel 17, Onkostenvergoeding

1.   Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van BZK wordt herzien.

2.   Ten aanzien van een gedeputeerde van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef, en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van BZK wordt herzien.

3.   In afwijking van het eerste en tweede lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten 93% van het voor hem/haar ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag, indien de gedeputeerde op grond van artikel 26 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld, uitsluitend voor zakelijk gebruik.

Artikel 18, Reiskosten woon-werkverkeer

De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn/haar woning en zijn/haar plaats van tewerkstelling, indien de afstand daartussen meer dan 10 km bedraagt, naar keuze:

a.   een OV-jaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt;

b.   een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig de bedragen die bij of krachtens artikel 12 van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 zijn vastgesteld.

Artikel 19, Zakelijke reiskosten

1.   Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 18, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 18 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft:

a.   bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

b.   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

2.   Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 18 een OV-jaarkaart is verstrekt, worden de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd.

Artikel 20, Dienstauto

De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto.

Artikel 21, Verblijfkosten

De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 19, volledig vergoed.

Artikel 22, Buitenlandse dienstreis

1.   Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

2.   Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist.

Artikel 23, Cursus, congres, seminar of symposium

1.   De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen,

seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de provincie.

2.   De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag bij de voorzitter van de staten in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde.

Artikel 24, Computer

1.   Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn/haar ambt een computer met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

2.   De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.

3.   Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 25, ISDN-/internetaansluiting

1.   De aanleg- en abonnementskosten van ISDN ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het statenlidmaatschap komen voor rekening van de provincie, wat betreft de abonnementskosten, voor zover die meer bedragen dan de kosten van een gewoon telefoonabonnement.

2.   De aanleg- en abonnementskosten van ADSL/kabel ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het statenlidmaatschap komen voor rekening van de provincie. De vergoeding voor de abonnementskosten is gelijk aan de gemiddelde kosten van een basisabonnement. Dit bedrag wordt jaarlijks door gedeputeerde staten vastgesteld.

Artikel 26, Mobiele telefoon

1.   Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn/haar ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

2.   De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.

3.   Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

4.   Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor privé-doeleinden wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat voor de loonbelasting tot het loon wordt of zou worden gerekend in geval alle kosten van de mobiele telefoon voor rekening van de provincie komen.

Artikel 27, Spaarloonregeling

De gedeputeerde van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende Spaarloonregeling.

HOOFDSTUK IV, VOORZIENINGEN VOOR COMMISSIELEDEN

Artikel 28, Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

1.   Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van BZK wordt herzien.

2.   In afwijking van het bepaalde in het eerste lid genieten de leden van de Commissie van Advies voor de Bezwaarschriften van de provincie Drenthe, de Klachtencommissie Seksuele Intimidatie en de voorzitter van de Bestuurscommissie Onderzoeksbureau Cultuur, Welzijn en Zorg 250%, de leden van de Bezwarencommissie Personele Aangelegenheden en de voorzitter, alsmede de aangewezen leden indien zij extern zijn, van de toetsingscommissie als bedoeld in het Sociaal Statuut 375% van de in het eerste lid bedoelde vergoeding. De leden van de Provinciale Adviescommissie Beeldende Kunst en de voorzitter van de Klachtencommissie Jeugdzorg ontvangen 200% van de in het eerste lid genoemde vergoeding.

3.   Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt.

4.   Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie:

a.   als statenlid of gedeputeerde;

b.   uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

c.   als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn/haar lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient.

5.   Gedeputeerde staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste X% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van een lid van een commissie die op grond van zijn/haar bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken.

Artikel 29, Reis- en verblijfkosten

1.   Aan het lid van een commissie dat geen statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn/haar hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd, worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

a.   bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

b.   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

2.   Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 30, Buitenlandse excursie of reis

1.   Provinciale staten kunnen een commissie uit provinciale staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden.

2.   De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd.

3.   De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.

HOOFDSTUK V, DE PROCEDURE VAN DECLARATIE

Artikel 31, Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

-     betaling uit eigen middelen

-     rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie

-     een door de provincie beschikbaar gestelde creditcard

Artikel 32, Declaratie van vooruit betaalde kosten

1.   Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 19, 21, 22 en 29 wordt gebruikgemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

2.   Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen 6 maanden bij de statengriffier onderscheidenlijk de directeur-secretaris of een door haar/hem aangewezen ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 33, Rechtstreekse facturering bij de provincie

1.   De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 19, 21, 22 en 23, kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie.

2.   Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

3.   Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 3 maanden ingediend bij de statengriffier, onderscheidenlijk de directeur-secretaris of de door haar/hem aangewezen ambtenaar.

Artikel 34, Gebruik creditcard

Een door de provincie beschikbaar gestelde creditcard wordt de gedeputeerde op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de provincie in aanmerking komen. De Regeling declaraties Commissaris van de Koningin en gedeputeerden wordt hierbij in acht genomen.

HOOFDSTUK VI, CITEERTITEL EN INWERKINGTREDING

Artikel 35, Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.

Artikel 36, Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking:

a.   wat betreft artikel 8: na uitgifte van het Provinciaal blad waarin de verordening is geplaatst, op de dag na die waarop de minister van BZK daaraan op grond van artikel 96, tweede lid, van de Provinciewet goedkeuring heeft verleend;

b.   voor het overige: op de dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin de verordening is geplaatst.

2.   De artikelen 3 en 17 werken terug tot en met 1 januari 2001.

Toelichting

TOELICHTING OP DE VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN

Artikel 1, Begripsbepalingen

Onder commissieleden worden zowel commissieleden verstaan die statenlid zijn als commissieleden die dit niet zijn. Het hoofdstuk over commissieleden is echter met name bedoeld voor commissieleden die geen statenlid zijn. Vandaar dat de statenleden ten aanzien van het ontvangen van presentiegeld en reis- en verblijfkosten hierin zijn uitgesloten. Zij ontvangen immers al een honorering vanuit hun statenlidmaatschap.

Artikel 2, vergoeding voor de werkzaamheden van het statenlid

In het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden is geregeld dat statenleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig, omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Artikelen 3 en 17, Vaste onkostenvergoedingen statenleden en gedeputeerden

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het statenlidmaatschap c.q. het ambt van gedeputeerde verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

-     representatie

-     vakliteratuur

-     contributies en lidmaatschappen

-     telefoonkosten

-     bureaukosten en porti

-     zakelijke giften

-     bijdrage aan fractiekosten

-     ontvangsten thuis

-     excursies

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten Fax/pc en cursussen en congressen.

Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7 tot en met 9 en 23 tot en met 25). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt.

Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft geen betrekking op gedeputeerden en statenleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in de rechts-positiebesluiten voor statenleden en gedeputeerden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 17 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig, omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

In de vaste onkostenvergoeding zit ook een component Telefoonkosten. Indien de provincie voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een gedeputeerde beschikbaar stelt, moet er een korting worden toegepast op de vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de provincie is getroffen. Dat is geregeld in artikel 17, derde lid. Volgens het Ministerie van BZK maakt de component Zakelijke telefoonkosten 17% uit van de vaste onkostenvergoeding. Echter, niet de totale 17% hoeft te worden gekort, omdat een deel van de kosten blijft. De mobiele telefoon zal wel de resterende kosten doen dalen. In navolging van de provincie Zuid-Holland wordt daarom niet 17%, maar 7% op de vaste onkostenvergoeding bij beschikbaarstelling (op aanvraag) van een mobiele telefoon gekort. Voor alle gedeputeerden geldt dezelfde korting.

Artikel 5, Reiskosten statenleden

In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor statenleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding, zoals voor het rijkspersoneel geldt.

Zowel reiskosten voor het bijwonen van staten- en commissievergaderingen als de ten behoeve van de provincie gemaakte reiskosten worden vergoed. Onder de laatste categorie vallen reiskosten voor het bijwonen van bijeenkomsten van het Interprovinciaal Overleg (IPO), het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, het Presi-dium, werkbezoeken van provinciale staten of statencommissies en uitnodigingen die uitgaan van provinciale staten of gedeputeerde staten voor het bijwonen van bijeenkomsten, evenementen en dergelijke.

Overige reiskosten die in het belang van de uitoefening van het statenlidmaatschap worden gemaakt, dienen te worden bestreden uit de vaste onkostenvergoeding.

Bij de reiskosten dient rekening te worden gehouden met de fiscale regelgeving. Met ingang van 2004 geldt dat € 0,18 per kilometer onbelast wordt toegekend. Over het meerdere is belasting verschuldigd. Voor statenleden die gebruik maken van de opting-in-regeling vindt afrekening met de fiscus via onze salarisadministratie plaats.

Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikel 6, Verblijfkosten statenleden

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet. De vergoeding kan worden toegekend als het statenlid een staten- of commissievergadering bijwoont, maar ook in geval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Zowel verblijfkosten voor het bijwonen van staten- en commissievergaderingen als de ten behoeve van de provincie gemaakte verblijfkosten worden vergoed. Onder de laatste categorie behoren verblijfkosten die voortvloeien uit dezelfde (dienst)reizen als genoemd bij reiskosten.

Overige verblijfkosten die in het belang van de uitoefening van het statenlidmaatschap worden gemaakt dienen te worden bestreden uit de vaste onkostenvergoeding. 

Voor statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7 en 23, Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hiervoor al aangegeven, is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de provincie. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen en dergelijke die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen en dergelijke waaraan het individuele statenlid in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres, kostenspecificatie, aangeven provinciaal belang, instemming voorzitter staten). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt. Deelname aan cursussen, congressen, evenementen enz. ten behoeve van de politieke scholing en uitgaande van een politieke partij vallen niet onder deze artikelen.

De in de artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor statenleden en gedeputeerden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8, 9, 24 en 25, Computer met ISDN-/internetaansluiting

Voor de uitoefening van het statenlidmaatschap en het ambt van gedeputeerde wordt om niet een SiS-pakket (SiS = Stateninformatiesysteem) in bruikleen beschikbaar gesteld. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het statenlid en de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van de overeenkomst wordt door gedeputeerde staten vastgesteld.

Het SiS-pakket bestaat uit de volgende onderdelen:

-     SiS computer, printer en software (Office, e-mail en internet)

-     een verbinding tussen het provinciale netwerk en de SiS-computer

-     een ADSL- of kabel- en/of ISDN-aansluiting

-     telefonische ondersteuning op werkdagen van 9.00 uur tot 21.00 uur en in het weekend van 10.00 uur tot 16.00 uur, telefoonnummer (0592) 37 78 00

Dit pakket is bedoeld om het statenlid, de gedeputeerde en het commissielid op een optimale wijze te ondersteunen in hun werkzaamheden ten behoeve van de provincie. Het pakket is afgestemd op het provinciale netwerk en ingericht op de provinciale beveiligingseisen.

Gelet op de fiscale regelgeving dient de computer voor 90% of meer ten behoeve van statenwerk te worden gebruikt.

In de artikelen 9 en 25 is geregeld dat de voorzieningen als ISDN, ADSL en internetaansluiting via de kabel binnen de belastingvrije mogelijkheden voor rekening van de provincie komen. Daarbij is uitgegaan van een meer dan bijkomstig zakelijk gebruik, maar minder dan geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruik van de computer. Om als statenlid naar behoren te kunnen functioneren, is naar keuze een ADSL-directabonnement (= het basisinbelabonnement met onbeperkt internetten) of een kabelverbinding hiervoor vereist.

Voor 2005 wordt voor de vergoeding van een internetaansluiting via ADSL/kabel uitgegaan van maximaal € 20,-- per maand. Gedeputeerde staten zullen jaarlijks dit bedrag zonodig bijstellen.

De artikelen 10, 11, 13 en 14, handelende over de secundaire voorzieningen voor statenleden, zijn vastgesteld bij statenbesluit van 11 februari 1998. De bepalingen en toelichtingen van destijds zijn in deze nieuwe verordening overgenomen.

Artikelen 10 tot en met 10e, Aanspraak op uitkering bij aftreden

In deze regeling wordt niet gesproken over de redenen van aftreden. De consequentie hiervan is, dat ook een statenlid dat vrijwillig aftreedt, aanspraak heeft op een uitkering.

Bij vrijwillig aftreden zal vaak sprake zijn van nieuwe inkomsten. Deze zullen op de uitkering worden gekort. Bij het aanvaarden van functies of werkzaamheden enige tijd voorafgaande aan de beëindiging van het statenlidmaatschap zal in de geest van de regeling worden gehandeld, ergo de inkomsten ook daaruit zullen in het kader van de uitkering als nieuw worden aangemerkt.

Een statenlid dat is afgetreden, omdat zijn/haar lidmaatschap vervallen is verklaard op grond van artikel X.7 van de Kieswet, heeft geen recht op een uitkering. Het gaat hier om een statenlid dat zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 15 (handelende over onverenigbare werkzaamheden) van de Provinciewet; de integriteit van het openbaar bestuur zou worden geschaad indien in dat geval een uitkering zou worden toegekend.

In het rechtspositiebesluit wordt gesteld dat de maximale uitkeringsduur mag worden gesteld op 2 jaar. In dit artikel is de uitkeringsduur afhankelijk gesteld van de duur van het statenlidmaatschap.

Het is als redelijk geoordeeld dat de maximale uitkering van 2 jaar pas wordt toegekend als een statenlid 2 volledige zittingsperioden heeft vol gemaakt. Daarom is gekozen voor een kwart van de zittingsperiode.

De maximale uitkeringshoogte wordt, evenals dit geldt voor de duur, in de Algemene maatregel van bestuur aangegeven; het eerste jaar maximaal 80% en het tweede jaar maximaal 70% van de vergoeding voor de werkzaamheden als statenlid.

Er is geen aanleiding gezien om de genoemde uitkeringspercentages op een lager niveau vast te stellen.

Hoewel het rechtspositiebesluit geen anticumulatieregeling kent, is zo'n bepaling wel opgenomen.

Er is daarbij aansluiting gezocht bij regelingen die reeds bestaan voor zowel bestuurders als ambtenaren. Deze regelingen houden globaal in dat alle nieuwe inkomsten die worden verworven, die uitgaan boven het inkomen waarvan sprake was in de eerdere functie op basis waarvan een uitkering wordt verleend, worden gekort.

Het opnemen van het woord "periode" in de tekst heeft tot doel een korting mogelijk te maken voor het geval sprake is van wisselende inkomsten over een langere periode.

Onder inkomsten in verband met arbeid worden begrepen de inkomsten uit uitkeringen volgens de Ziektewet of de Werkloosheidswet die op het loon zijn gebaseerd.

Volgens het tweede lid van artikel 10 ligt het initiatief voor het verkrijgen van de uitkering bij het gewezen statenlid. Met dat uitgangspunt ligt het voor de hand dat degene die de uitkering ontvangt eveneens het initiatief dient te nemen de inkomsten als bedoeld in artikel 7, tweede lid, waarmee de uit-kering dient te worden gekort, onmiddellijk door te geven. Het is evident dat vragen die moeten worden gesteld om een goede uitvoering van de regeling mogelijk te maken, ook worden beantwoord.

De uitkering eindigt ook bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar (conform het rechtspositiebesluit).

Artikel 11, Uitkering bij overlijden

Het rechtspositiebesluit noemt deze uitkering niet. Ook hier geldt dat bij de voorziening bij overlijden aansluiting is gezocht bij regelingen die reeds bestaan voor zowel bestuurders als ambtenaren.

Artikel 12, Tegemoetkoming in de ziektekosten

Het model handelt over tegemoetkoming in de ziektekosten. De staten hebben deze voorziening niet overgenomen. Als reden geldt dat de vergoeding voor werkzaamheden als statenlid en de daaropvolgende uitkering voldoende zijn om daaruit de eventueel benodigde voorziening te treffen.

Om de artikelnummering aan het IPO-model ook voor te toekomst te blijven conformeren, is dit loze artikel opgenomen.

Artikel 13, Aanvullende uitkering op grond van de Werkloosheidswet

Artikel 20 van de Werkloosheidswet komt erop neer, dat op het moment dat iemand die een uitkering in het kader van deze wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel kent een overeenkomstige bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant.

Indien derhalve iemand tot statenlid wordt gekozen, zal de uitkering in het kader van de Werkloosheidswet worden verlaagd met het aantal uren dat voor het vervullen van het statenlidmaatschap aan de uitkeringsinstanties wordt opgegeven. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding die wordt ontleend aan het statenlidmaatschap, zal een negatief inkomenseffect optreden.

Ter compensatie van dit nadeel wordt de vergoeding voor de werkzaamheden als statenlid verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 14, Kinderopvang

Daar waar het ontbreken van kinderopvang het vervullen van het statenlidmaatschap belemmert, kan een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang worden toegekend.

Een statenlid dat normaliter op dagen dat een staten- of commissievergadering plaatsvindt ook kinderopvang heeft, kan geen beroep doen op deze regeling. Betrokkene behoeft immers geen extra kinderopvang te regelen als gevolg van het statenlidmaatschap.

Het gaat hier om gevallen waarin statenleden, die extra kinderopvang moeten regelen om staten- en commissievergaderingen te kunnen bijwonen. Of sprake is van noodzakelijke kinderopvang wordt beoordeeld door de voorzitter van de staten.

De opvang dient plaats te vinden bij een door het Ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport (VWS) erkende kinderopvanginstelling, dan wel via een organisatie voor gastouderopvang.

De tegemoetkoming bestaat uit de kosten minus een eigen bijdrage ter hoogte van de daarvoor door het Ministerie van VWS jaarlijks vast te stellen normen.

Uitbetaling van de in dit artikel bedoelde vergoeding vindt plaats nadat het lid van provinciale staten de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen heeft overgelegd.

Artikel 15, Scholing

De staten hebben de voorziening over scholing niet overgenomen. Als reden geldt dat dit in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de politieke fracties zelf en er daarom geen aanleiding bestaat op dit punt nadere regelingen te treffen. Om de artikelnummering aan het IPO-model ook voor te toekomst te blijven conformeren, is dit loze artikel opgenomen.

Artikelen 18 en 19, Reiskosten woon-werkverkeer en zakelijke reiskosten

Voor gedeputeerden met een enkele reisafstand tussen woning en werk van meer dan 10 km is in artikel 18 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld die aansluit bij die voor het rijkspersoneel.

In plaats daarvan kan de gedeputeerde ook een OV jaarkaart eerste of tweede klasse worden verstrekt. De Belastingdienst heeft de waarde van de OV jaarkaart voor de loonheffing, afhankelijk van de klasse van het openbaar vervoer (eerste of tweede klasse) op een forfaitair bedrag bepaald, mits aannemelijk is dat de kaart mede wordt gebruikt voor zakelijke reizen of woon-werkverkeer. Als een OV jaarkaart is verstrekt, kunnen reiskosten met openbare middelen van vervoer uiteraard niet worden gedeclareerd en worden zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer alleen bij hoge uitzondering vergoed, als reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken.

Voor gedeputeerden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Ingevolge artikel 19 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een (trein)taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met eigen middelen van vervoer volgens het belastingvrije tarief dat ook geldt voor het rijkspersoneel. Als een OV jaarkaart is verstrekt zijn er uiteraard geen reiskosten met openbare middelen van vervoer te declareren. Zakelijke reiskosten met eigen middelen van vervoer worden in dat geval alleen bij hoge uitzondering vergoed, als met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd.

Artikel 20, Dienstauto

Voor zakelijke reizen kunnen de gedeputeerden gebruik maken van een dienstauto met chauffeur.

Artikelen 22 en 30, Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het provinciaal belang kunnen de gedeputeerden de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerdergenoemde gedragscode zijn

nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college van gedeputeerde staten over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en de verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als finan-cieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Ook statencommissies maken wel eens in het provinciaal belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten provinciale staten expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de provincie georganiseerd. Hetgeen hiervoor is geschreven over buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van statencommissies.

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 26, Mobiele telefoon

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gedeputeerde voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) belastingvrij een mobiele telefoon als tweede telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de provincie. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de gedeputeerde met de provincie sluit. Het model van die overeenkomst wordt conform het IPO-model door gedeputeerde staten vastgesteld. De mobiele telefoon kan mede voor privé-doeleinden worden gebruikt. In dat geval

komen ook de privé-gesprekskosten voor rekening van de provincie. Als het privé-gebruik meer dan 10% is vindt er een fiscale bijtelling plaats.

Daarvoor geldt een forfaitair bedrag. Het forfaitaire bedrag wordt ingehouden op de bezoldiging van de gedeputeerde, zodat er geen fiscale bijtelling hoeft plaats te vinden. De fiscale regeling geldt alleen als de waarde in het economische verkeer van het privé-gebruik van de mobiele telefoon niet meer is dan een jaarlijks door de Belastingdienst vastgesteld bedrag. Is dat wel het geval dan moet het werkelijke privé-voordeel tot het loon worden gerekend. Voor gedeputeerden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de waarde in het economische verkeer van de verstrekking (minus de eigen bijdrage voor privé-gebruik) bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moet worden verantwoord en dat de kosten van zakelijk gebruik binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

In de toelichting op artikel 4 is al ingegaan op de korting op de vaste kostenvergoeding bij beschikbaarstelling van een mobiele telefoon, uitsluitend voor zakelijk gebruik.

Artikel 28, Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van provinciale commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor statenleden en gedeputeerden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen en dergelijke, tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 28, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig, omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de provinciale verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag.

Als beleidslijn geldt dat als aansluitend aan een vergadering van een commissie een werkbezoek van dezelfde commissie plaatsvindt aan de leden, die geen lid van provinciale staten zijn, tweemaal de in het eerste lid bedoelde vergoeding plaatsvindt, mits de duur van de vergadering van de commissie tezamen met de duur van het afgelegde werkbezoek (exclusief reistijd voor woon-werkverkeer) het tijdsbestek van 5 uur overschrijdt.

Als een afzonderlijk werkbezoek van de commissie plaatsvindt op een dag dat geen commissievergadering plaatsvindt, wordt aan de leden van de commissie, die geen lid zijn van provinciale staten, een vergoeding toegekend als ware het een vergadering van de commissie. 

Artikel 29, Reis- en verblijfkosten

De reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed als deze het gevolg zijn van een door de staten geïnitieerd werkbezoek.

Artikelen 31 tot en met 34, De procedure van declaratie

In artikel 31 zijn de 3 wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 32 tot en met 34 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden. 

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

-     reis- en verblijfkosten van statenleden

-     zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden

-     reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden

-     reis- en verblijfkosten van leden van provinciale commissies

Rechtstreekse facturering bij de provincie

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de provincie in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

-     deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door statenleden en gedeputeerden

-     zakelijke reis- en verblijfkosten van gedeputeerden

-     reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van gedeputeerden

Gebruik creditcard

Aan gedeputeerden kan een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de provincie. Bij het gebruik van een creditcard dienen de richtlijnen, zoals opgenomen in de Regeling declaraties Commissaris van de Koningin en gedeputeerden, in acht te worden genomen.

Artikel 36, Inwerkingtreding

In de toelichting op de artikelen 3 en 17 is al aangegeven dat de vaste kostenvergoeding voor gedeputeerden en statenleden per 1 januari 2001 is gewijzigd. De artikelen 3 en 17 zijn daarmee in overeenstemming gebracht. Zij moeten eveneens terugwerken tot en met 1 januari 2001.