Regeling vervallen per 01-03-2010

Subsidieregeling Human Resource Management Plus 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 28-02-2010

Intitulé

Subsidieregeling Human Resource Management Plus 2009

Inhoud

Artikel 1, Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.   onderneming: duurzame organisatie die:

-     erop is gericht met behulp van kapitaal en arbeid deel te nemen aan het maatschappelijke productie- en/of handelsproces met het oogmerk om winst te behalen, waarbij het behalen van winst ook redelijkerwijs verwacht kan worden, en

-     voldoet aan de in bijlage 1 van de verordening (EG) Nummer 800/2008 van de commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard ("de algemene groepsvrijstellingsverordening"), vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen. Indien de definitie zoals vastgesteld door de Europese Commissie wordt gewijzigd, verandert de definitie van onderneming in deze regeling overeenkomstig, en

-     geen publiekrechtelijk lichaam is en niet voor meer dan 10% structureel wordt gefinancierd door overheidsbijdragen;

b.   groep: economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:

enerzijds een natuurlijk persoon, een privaatrechtelijke rechtspersoon of een onderneming die direct of indirect:

-     meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

-     volledig aansprakelijk vennoot is van, of

-     overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen, vennootschappen of ondernemingen, en

-     anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen, vennootschappen of ondernemingen;

c.   extern adviseur: een deskundige, een brancheorganisatie of een bedrijfstakorganisatie;

d.   deskundige: iemand die op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit. De deskundige is onafhankelijk;

e.   brancheorganisatie: een organisatie, die rechtspersoonlijkheid bezit, die belangen behartigt van ondernemers in eenzelfde bedrijfstak of een gedeelte daarvan;

f.    bedrijfstakorganisatie: een voor de bedrijfstak representatieve organisatie van werkgevers of werknemers, die rechtspersoonlijkheid bezit en die in een collectieve arbeidsovereenkomst is opgenomen;

g.   employabilityscan: scan die de bereidheid, de belangstelling en de geschiktheid van de werknemers in kaart brengt in relatie tot de doelen op bedrijfsniveau;

h.   kwalificatieniveau: het niveau waarop een medewerker zijn beroep uitoefent, gebaseerd op kwalificatieniveaus, zoals omschreven in de Aanbeveling van het Europees Parlement en van De Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren;

i.    cluster: een verband zonder rechtspersoonlijkheid van minimaal 2 deelnemers die

samenwerken in een bepaald project op basis van een overeenkomst.

Artikel 2, Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel de concurrentiepositie dan wel de aantrekkelijkheid van bepaalde categorieën ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in de provincies

Fryslân, Groningen en Drenthe als werkgever te versterken.

Artikel 3, Categorieën van ondernemingen

1.   Subsidie kan worden verstrekt aan een onderneming, die volgens het handelsregister een vestiging heeft in de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

2.   Jaarlijks worden categorieën ondernemingen aangewezen, waaraan een subsidie kan worden verstrekt.

3.   Subsidie wordt niet verleend ten behoeve van ondernemingen voor zover zij zich bezighouden met de volgende activiteiten:

a.   de primaire productie van de in bijlage I van het EG-Verdrag opgenomen landbouwproducten;

b.   de vervaardiging en afzet van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Verordening (EEG) nummer 1898/87;

c.   visserijproducten en producten van aquacultuur die vallen onder Verordening (EG) nummer 104/2000;

d.   de kolenindustrie voor zover binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nummer 1407/2002.

Artikel 4, Personeelsmanagement individuele onderneming

1.   Subsidiabele kosten inzake personeelsmanagement zijn kosten van het inschakelen van een extern adviseur voor het opstellen en implementeren van een beleidsplan voor de onderneming.

2.   Subsidiabele kosten van functieprofielen zijn kosten van het inschakelen van een extern adviseur voor het opstellen van functieprofielen voor de onderneming.

3.   Subsidiabele kosten van verwerving van erkenningscertificaten inzake personeelsmanagement zijn kosten van het inschakelen van een extern adviseur voor het voorbereiden op en verwerven van een dergelijk certificaat voor de onderneming.

4.   De subsidiabele kosten genoemd in de vorige leden bedragen per project ten minste € 7.500,-- en ten hoogste € 100.000,--.

5.   Het subsidiepercentage wordt jaarlijks vastgesteld en bekend gemaakt.

6.   De subsidie aan een onderneming voor de in dit artikel genoemde kosten bedraagt per kalenderjaar ten hoogste € 100.000,--.

Artikel 5, Personeelsmanagement cluster

1.   Subsidiabele kosten inzake personeelsmanagement voor een cluster zijn kosten van het inschakelen van een extern adviseur voor het opstellen of implementeren van een beleidsplan voor de deelnemers in het cluster.

2.   Subsidiabele kosten van functieprofielen bij een cluster zijn kosten van het inschakelen van een extern adviseur voor het opstellen van functieprofielen voor de deelnemers in het cluster.

3.   Subsidiabele kosten van verwerving van erkenningscertificaten inzake personeelsmanagement bij een cluster zijn kosten van het inschakelen van een extern adviseur voor het voorbereiden op en verwerven van een dergelijk certificaat voor de deelnemers in het cluster.

4.   Bij de leden 1, 2 en 3 geldt het volgende.

-     Deelnemers kunnen uitsluitend zijn: ondernemingen, niet behorende tot dezelfde groep.

-     Minimaal 2 van de deelnemers dienen ondernemingen te zijn die volgens het handelsregister zijn gevestigd of een nevenvestiging hebben in de provincie Fryslân, de provincie Groningen of de provincie Drenthe.

-     Elke deelnemer dient een wezenlijk deel van het project voor zijn rekening te nemen.

-     De beschrijving van het project en het aandeel van iedere deelnemer dienen in een samenwerkingsovereenkomst te zijn vastgelegd.

-     De deelnemers kunnen subsidie ontvangen voor hun aandeel in het project van het cluster.

5.   De subsidiabele kosten genoemd in de vorige leden bedragen per deelnemer in het cluster ten minste € 2.500,-- en ten hoogste € 200.000,--.

6.   Het subsidiepercentage wordt jaarlijks vastgesteld en bekendgemaakt.

7.   De subsidie aan een onderneming voor de in dit artikel genoemde kosten bedraagt per kalenderjaar ten hoogste € 150.000,--.

Artikel 6, Verbetering inzetbaarheid van werknemers in het arbeidsproces

1.   Subsidiabele kosten inzake de verhoging van inzetbaarheid van werknemers in het arbeidsproces zijn kosten voor het inschakelen van een extern adviseur voor:

a.   het uitvoeren van een employabilityscan, en

b.   het opstellen van een ontwikkelingsplan gericht op:

i.    het verhogen van het  kwalificatieniveau van werknemers

ii.   het verbeteren van de competenties van werknemers; of

iii.  het stimuleren van mobiliteit van werknemers.

2.   De subsidiabele kosten genoemd in de vorige leden bedragen per project ten minste € 7.500,-- en ten hoogste € 100.000,--.

3.   Het subsidiepercentage wordt jaarlijks vastgesteld en bekendgemaakt.

4.   De subsidie aan een onderneming voor de in dit artikel genoemde kosten bedraagt per kalenderjaar ten hoogste € 100.000,--.

Artikel 7, Algemene bepalingen omtrent subsidiabele kosten

Niet subsidiabel zijn:

a.   omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten;

b.   kosten in verband met nakoming van wettelijke verplichtingen;

c.   kosten van scholing, opleidingen en cursussen.

Artikel 8, Algemene bepalingen omtrent de hoogte van de subsidie

1.   Indien voor dezelfde kosten van het project een of meer andere subsidies zijn of worden verleend, kunnen deze subsidies bij de verlening, of - indien deze na de verlening zijn toegekend - bij de vaststelling op het subsidiebedrag in mindering worden gebracht.

2.   Het bedrag van de subsidie wordt rechtevenredig verlaagd, indien de onderneming deel uitmaakt van een groep of een cluster en de gesubsidieerde activiteiten mede betrekking hebben op de vestigingen van de groep of het cluster buiten de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe.

3.   De in het vorige lid bedoelde verlaging wordt berekend op basis van het aantal fte¿s dat betrekking heeft op de vestigingen van de groep of het cluster waar de gesubsidieerde activiteiten mede betrekking op hebben buiten de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe, in verhouding tot het totaalaantal fte¿s van de vestigingen van de groep of het cluster waar het project betrekking op heeft.

4.   Het bedrag van de subsidie wordt bij verlening of bij vaststelling van de subsidie verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 9, Verdeelsystematiek

1.   Op basis van volgorde van binnenkomst van de aanvraag wordt besloten.

2.   Voor zover door verlening van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 10, Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht in ieder geval geweigerd indien:

a.   ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan langer dan 4 weken vóór de ontvangst van de aanvraag;

b.   het project niet voldoet aan de voorschriften van deze regeling;

c.   het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

d.   tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan;

e.   indien de aanvragende onderneming niet belastingplichtig is in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, of

f.    het project niet betrekking heeft op de intentie een structurele verandering te weeg te brengen.

Artikel 11, Besluit op de aanvraag

1.   De in artikel 4:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde redelijke termijn voor het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag wordt gesteld op 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat, wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, als datum van ontvangst geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen.

2.   Het besluit tot verlening van een subsidie vermeldt de begrote subsidiabele kosten, het subsidiepercentage en het maximale subsidiebedrag.

Artikel 12, Verplichtingen van de subsidieontvanger

1.   Bij de subsidieverlening wordt in elk geval de verplichting opgelegd de kosten van de uitvoering van het project op eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger weer te geven.

2.   Naast de in het eerste lid bedoelde verplichting kunnen bij een besluit tot verleningsbeschikking andere verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 13, Wijzigings- of intrekkingsgronden

De subsidie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien het project niet wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van deze regeling.

Artikel 14, Voorschotten

Jaarlijks wordt de mogelijkheid tot het verstrekken van een voorschot vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 15, Subsidievaststelling

1.   De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 4 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

2.   De in artikel 4:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde redelijke termijn voor het nemen van een besluit op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt gesteld op dertien weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

3.   De subsidieontvanger dient ten minste 10 jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden zijn administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 16, Bedrag vaststelling

Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die zijn gemaakt en betaald ten behoeve van het project.

Artikel 17, Toezicht

1.   Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling worden toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen.

2.   De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Artikel 19, Inwerkingtreding

Deze regeling wordt geplaatst in het Provinciaal blad en treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 20, Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Human Resource Management Plus 2009, af te korten als HRM+ 2009

Toelichting

Artikel 1 onder a:

Hierin wordt aangegeven welke ondernemers/ondernemingen (hierna: onderneming) in aanmerking kunnen komen voor een subsidie in het kader van de regeling.

Conform in bijlage 1 van deverordening (EG)Nr. 800/2008 van de commissie van 6 augustus 2008 vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO¿s), ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet €  50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal van € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.

Gevolg van deze Europese regelgeving is dat het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort, wordt getoetst aan de MKB-normen.Er is sprake van een verband van ondernemingen indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor25% of meer qua aandelenkapitaal en/ of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen (bijvoorbeeld moedermaatschappijen, dochterondernemingen en zusterondernemingen).

Artikel 1 onder d:

Onder een deskundige wordt in de regeling verstaan: een adviseur welke fungeert als een adviserend doorgeefluik van bestaande kennis op basis van scholing en ervaring. "Onafhankelijk" wil zeggen dat de deskundige in ieder geval geen belang mag hebben in de onderneming van de aanvrager.

De deskundige mag niet werkzaam zijn of zijn geweest bij de onderneming of de groep waartoe de onderneming behoort.

Artikel 1 onder f:

Een brancheorganisatie en een bedrijfstakorganisatie zijn niet aan te merken als onafhankelijke deskundigen maar kunnen worden aangemerkt als extern adviseurs en kunnen als zodanig adviestrajecten uitvoeren.

Artikel 1 onder g:

Het betreft nadrukkelijk geen EVC (Erkennen van Verworven Competenties). EVC beoogt de erkenning, waardering en verdere ontwikkeling van wat een individu heeft geleerd in elke mogelijke leeromgeving. Bij een employabiliteitsscan ligt de nadruk op het in kaart brengen van de competenties van individuele werknemers.

Artikel 1 onder h:

De Europese indeling van kwaliteitsniveaus geeft aan op welke niveaus gediplomeerde uitstroom mogelijk is. De aanbeveling van het Europees Parlement en van De Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren is

gepubliceerd in het Publicatieblad, te vinden onder 2008/C 111/01

(http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2008:111:0001:0007:NL:PDF)

Artikel 2

De regeling legt bij het genoemde doel de nadruk op het bevorderen van professionalisering van het personeelsmanagement en de inzetbaarheid van werknemers in het arbeidsproces.

Artikel 3:

Aan natuurlijke personen kan geen subsidie worden verleend.

Per begrotingsjaar wordt in principe op basis van de activiteitencode volgens de Standaardbedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (de SBI-code) door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld welke ondernemingen voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen.

De betreffende hoofdactiviteit van de onderneming dient in principe met de bijbehorende SBI-code in de inschrijving van de Kamer van Koophandel te worden aangeduid.

De SBI-code die aan de onderneming wordt toegekend, wordt aan de hand van de feitelijke ondernemingsactiviteiten bepaald.

Binnen een onderneming kunnen verschillende activiteiten worden ontplooid die niet in alle gevallen met dezelfde SBI-code kunnen worden aangeduid. In dat geval kan de Kamer van Koophandel de onderneming voor de hoofd- en nevenactiviteit(en) aparte SBI-codes toekennen.

De code waaronder de onderneming in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel staat ingeschreven is een belangrijk gegeven, maar niet doorslaggevend. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland behoudt te allen tijde het recht om op basis van de feitelijke ondernemingsactiviteiten tot een ander oordeel te komen omtrent de zogenaamde SBI-codering.

Artikel 3 lid 3

De in dit lid genoemde sectoren zijn in de Europese regelgeving uitgesloten van vrijstelling met betrekking tot artikel 87 lid 1 van het EG-verdrag. Indien een onderneming als hoofdactiviteit of als nevenactiviteit zich bezighoudt met de in het lid genoemde sectoren, kan hierover geen steun worden verleend. Indien het een hoofdactiviteit betreft zal geen steun worden verleend. Bij een nevenactiviteit zal de subsidie die ten gunste komt aan de nevenactiviteit rechtevenredig worden verlaagd.

De verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen op 3 juli 1987, onder nummer PB L 182, blz. 36.

Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad, inhoudende een gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector visserijproducten en producten van aquacultuur is van 17 december 1999 en is op 21 januari 2002 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen, onder nummer PB L 17, blz. 22

De verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002, betreffende staatssteun voor de kolenindustrie is op 2 augustus 2002 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen, onder nummer PB L 205, blz. 1.

De verordeningen zijn te vinden op

http://eur-lex.europa.eu

Artikel 4, 5 en 6:

Indien binnen dezelfde kostensoort verschillende aanvragen door één onderneming worden ingediend, dient te worden aangetoond dat elke aanvraag betrekking heeft op een zelfstandig adviseringsproject. Het voorgaande betekent in ieder geval dat er per project aparte offertes en rapportages moeten zijn.

Artikel 4 lid 1:

Het opstellen van onderdelen van een beleidsplan voor personeelsmanagement is eveneens subsidiabel (bijvoorbeeld ziekteverzuimbeleid of een structuur voor persoonlijke ontwikkelingsplannen ontwikkelen).

Artikel 4 lid 3 en artikel 5 lid 3:

Uitsluitend de kosten van het voorbereiden op en verwerven van erkenningscertificaten die gericht zijn op de beoordeling van het personeelsbeleid komen voor subsidieverlening in aanmerking. Bijvoorbeeld het zgn. IiP-certificaat (Investors in People).

Artikel 5:

Deelnemende bedrijven aan een cluster kunnen individueel een aanvraag indienen voor hun aandeel in het project. Ook de vaststelling van de subsidie wordt individueel afgehandeld. Elke deelnemer zal individueel moeten aantonen waaruit de door hem gemaakte en betaalde kosten in het project bestaan.

De bedoeling van de regeling is dat er bij de vaststelling van de subsidie een overkoepelend totaalplan wordt opgesteld voor de deelnemers aan het cluster. Verder moet er per deelnemer een plan voor de individuele onderneming komen.

Artikel 7, onder b:

De kosten van het laten uitvoeren van de wettelijk verplichte risico-inventarisatie en evaluatie (de zgn. RI&E) zijn op grond van dit artikel in ieder geval niet subsidiabel.

Artikel 8 lid 2:

Subsidie kan slechts worden verleend ten behoeve van ondernemingsactiviteiten die in de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe worden verricht.

Artikel 8 lid 3:

Als het project mede betrekking heeft op bedrijfsactiviteiten van groepsonderdelen of van nevenvestigingen buiten de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe zijn niet alle projectkosten subsidiabel. Voor het deel van de projectkosten dat betrekking heeft op de activiteiten van deze groepsleden /nevenvestiging wordt een correctie toegepast op grond van het aantal fte¿s.

Artikel 10 lid 1 onder a:

De aanvraag moet zijn ontvangen binnen vier weken nadat verplichtingen zijn aangegaan ter zake van de uitvoering van het project. Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een onafhankelijke deskundige, een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien deze termijn niet in acht wordt genomen, wordt géén subsidie verleend.

Artikel 10 lid 1 onder e:

De onderneming dient belastingplichtig te zijn voor de Inkomstenbelasting of de Vennootschapsbelasting en dient niet in aanmerking te kunnen komen voor één van de vrijstellingsbepalingen uit genoemde belastingwetten. Indien nodig zal aan de ondernemer een kopie van het aangifte- dan wel het aanslagbiljet worden gevraagd.

Stichtingen en verenigingen zijn in het algemeen niet vennootschapsbelastingplichtig en worden in dat geval niet als onderneming in de zin van de HRM Plus 2009 aangemerkt. Indien de stichting of de vereniging van de Belastingdienst géén (definitieve) aanslag over winst uit onderneming in het kader van voornoemde belastingen ontvangt, is deze géén onderneming in de zin van de HRM Plus 2009.

Artikel 10 onder f:

Losse opdrachten zoals bijvoorbeeld werving en selectie zijn niet subsidiabel. Ook het uitbesteden van de salarisadministratie valt niet onder de regeling.

Artikel 15 lid 1:

Alle projecten die vallen onder de kostensoorten genoemd in artikel 4, 5 en 6 hebben een realisatietermijn van 18 maanden gerekend vanaf de datum van de subsidieverlening.

Artikel 15 lid 2:

In principe wordt 8 weken na het ontvangen van de aanvraag een beschikking af gegeven. Een verlenging van de beslistermijn is echter wel mogelijk. Artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat het bestuursorgaan dient mee te delen indien een beschikking niet binnen de genoemde termijn kan worden afgegeven en dat het daarbij een zo kort mogelijke termijn noemt waarbinnen de beschikking wel tegemoet gezien kan worden.

In artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor geldende termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 17:

In de artikelen 5:11 e.v. van de Algemene Wet Bestuursrecht is opgenomen, wie toezichthouders zijn en wat hun bevoegdheden zijn. Verder is in artikel 5:20 van die wet voorzien, dat iedereen verplicht is om medewerking te verlenen aan een toezichthouder in functie, tenzij de betrokkenen uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daarvan zijn vrijgesteld.

Er worden toezichthouders aangewezen. De toezichthouders beschikken over een legitimatiebewijs dat zij op verzoek moeten tonen. Toezichthouders zijn bevoegd tot het betreden van elke plaats met medeneming van de benodigde apparatuur, tot het vorderen van inlichtingen, tot het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en het maken van kopieën daarvan en tot het onderzoeken van zaken, die zaken aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen.

Uitvoeringsbesluiten

Begrotingsjaar 2009

UITVOERINGSBESLUIT SUBSIDIEREGELING HUMAN RESOURCE MANAGEMENT PLUS 2009  (UITVOERINGSBESLUIT HRM+ 2009)

Ter uitvoering van deze regeling heeft het Dagelijks Bestuur van het SNN in haar vergadering van 2 december 2008 voor het begrotingsjaar 2009 tot het volgende besloten:

Artikel 1

Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2009 is: € 2.850.000,--.

Artikel 2

De categorieën bedrijven als bedoeld in artikel 3, tweede lid, HRM+ 2009 betreffen:

a.    de bedrijven waarvan de hoofdactiviteit de volgende bij deze activiteit behorende code, volgens de Standaardbedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008 (SBI-code 2008), hebben:

0610 t/m 3900                     4120 t/m 4519                           4531                              4540.1

4611 t/m 4690                     4791                                          4910 t/m 5590               5811 t/m 6312

6329                                    6910 t/m 6920                           7021 t/m 7490               7810 t/m 8129

8211 t/m 8299                     8551.1                                       9321.1                           9329.1

9511 t/m 9512                     9601.1                                       9601.2

In de loop van het jaar 2008 gaat de Kamer van Koophandel de SBI-codering omzetten naar de SBI-code 2008. Tot die tijd wordt gebruik gemaakt van de Standaardbedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 1993 versie 2004 (SBI-code 1993 versie 2004). De bij de activiteiten van de onderneming behorende SBI-code 2008 komt overeen met de volgende bij de activiteiten van de onderneming behorende SBI-code 1993 versie 2004:

1110 t/m 4550                     5010                                          5030.1                           5030.2 

5040.1                                 5111 t/m 5192                           5261                              5510 t/m 5523

6010 t/m 6420                     7210 t/m 7320                           7411 t/m 7414               7420 t/m 7487

9001 t/m 9003                     9211 t/m 9220                           9233.2                           9264.3

9264.4                                 9301.1                                       9301.2 

en;                    

b.    bedrijven die alle activiteiten van stuwende ondernemingen als gedefinieerd in de IPR 2008 uitoefenen.

Artikel 3

Het subsidiepercentage als bedoeld in artikel 4 lid 5, artikel 5 lid 6 en artikel 6 lid 3 HRM+ 2009 bedraagt: 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4

1.     Een voorschot als bedoeld in artikel 14 HRM+ 2009 kan op aanvraag van de subsidieontvanger naar evenredigheid met de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten eenmaal worden verleend wanneer ten minste 50% van de subsidiabele kosten zijn gemaakt en betaald. Het voorschot bedraagt ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag.

2.     Ten behoeve van een aanvraag tot verlening van een voorschot wordt een formulier vastgesteld, waarop is vermeld welke bijlagen gelijktijdig met het formulier dienen te worden ingezonden.

Artikel 5

1.     Bij de verlening van een voorschot wordt de verplichting opgelegd, dat als voorschot uitbetaalde bedragen onmiddellijk worden terugbetaald, indien en voor zover:

a.     de subsidie lager wordt vastgesteld dan het uitbetaalde voorschot;

b.     het verleningsbesluit wordt ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 7

Dit besluit kan worden aangehaald als het uitvoeringsbesluit Human Resource Management Plus 2009 (verkort: uitvoeringsbesluit HRM+ 2009)

Exemplaren van de tekst van de HRM+ 2009, de toelichting van de HRM+ 2009 en de bijbehorende aanvraagformulieren zijn te downloaden via de website http://www.snn.eu/ of kunnen worden verkregen bij de

Uitvoeringsorganisatie van het SNN

Laan Corpus den Hoorn 200

Postbus 779

9700 AT  GRONINGEN

Telefoon:         050-5224900

Uitvoeringsbesluit 2010

 Begrotingsjaar 2010

UITVOERINGSBESLUIT SUBSIDIEREGELING HUMAN RESOURCE MANAGEMENT PLUS 2009  (UITVOERINGSBESLUIT HRM+ 2009)

Ter uitvoering van deze regeling heeft het Dagelijks Bestuur van het SNN in haar vergadering van 1 december 2009 voor het begrotingsjaar 2009 tot het volgende besloten:

Artikel 1

Het subsidieplafond voor de periode 1 januari 2010 tot de inwerkingtreding van de HRM+2010 bedraagt: €  475.000,--.

Artikel 2:

De ondernemingsactiviteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, HRM+ 2009 betreffen:

a.    de volgende bij de activiteiten van de onderneming behorende code volgens de Standaardbedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008 (SBI-code 2008):

0610 t/m 3900                     4120 t/m 4519                           4531                              4540.1

4611 t/m 4690                     4791                                          4910 t/m 5590               5811 t/m 6312

6329                                    6910 t/m 6920                           7021 t/m 7490               7810 t/m 8129

8211 t/m 8299                     8551.1                                       9321.1                           9329.1

9511 t/m 9512                     9601.1                                       9601.2

b.    alle activiteiten van stuwende ondernemingen als gedefinieerd in de IPR 2009.

Artikel 3

Het subsidiepercentage als bedoeld in artikel 4 lid 5, artikel 5 lid 6 en artikel 6 lid 3 HRM+ 2009 bedraagt: 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4

1.     Een voorschot als bedoeld in artikel 14 HRM+ 2009 kan op aanvraag van de subsidieontvanger naar evenredigheid met de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten eenmaal worden verleend wanneer ten minste 50% van de subsidiabele kosten zijn gemaakt en betaald. Het voorschot bedraagt ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag.

2.     Ten behoeve van een aanvraag tot verlening van een voorschot wordt een formulier vastgesteld, waarop is vermeld welke bijlagen gelijktijdig met het formulier dienen te worden ingezonden.

Artikel 5

1.     Bij de verlening van een voorschot wordt de verplichting opgelegd, dat als voorschot uitbetaalde bedragen onmiddellijk worden terugbetaald, indien en voor zover:

a.     de subsidie lager wordt vastgesteld dan het uitbetaalde voorschot;

b.     het verleningsbesluit wordt ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010.

Artikel 7

Dit besluit kan worden aangehaald als het uitvoeringsbesluit Human Resource Management Plus 2009 (verkort: uitvoeringsbesluit HRM+ 2009)

Exemplaren van de tekst van de HRM+ 2009, de toelichting van de HRM+ 2009 en de bijbehorende aanvraagformulieren zijn te downloaden via de website http://www.snn.eu/ of kunnen worden verkregen bij de

Uitvoeringsorganisatie van het SNN

Laan Corpus den Hoorn 200

Postbus 779

9700 AT  GRONINGEN

Telefoon:         050-5224900