Regeling vervallen per 28-07-2006

Beleidsregel Actieplan cultuurbereik Drenthe 2006-2008

Geldend van 17-12-2005 t/m 27-07-2006

Intitulé

Beleidsregel Actieplan cultuurbereik Drenthe 2006-2008

Doel van subsidieverlening op grond van deze beleidsregel is het versterken van het cultureel bewustzijn van de inwoners van Drenthe door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur. De middelen zijn bestemd voor voorzieningen, investeringen en activiteiten die de toegankelijkheid van kunst en cultuur verbeteren.

De provincie zet in de periode 2006-2008 specifiek in op:

-     versterking van de culturele infrastructuur (bevorderen aanbodontwikkeling in regio¿s waar verhoudingsgewijs weinig culturele instellingen aanwezig zijn en dergelijke)

-     culturele diversiteit

-     een laagdrempelig aanbod dat is afgestemd op de jeugd, waarbij een accent ligt bij het cultuurbereik van de schoolgaande jeugd: 4 tot 18 jaar (cultuureducatie)

Daarnaast wil de provincie met het actieplan tevens bereiken dat:

-     cultuur regulier onderdeel wordt van of meer ingebed wordt in het gemeentelijke beleid;

-     gemeenten cultuureducatie tot regulier onderdeel van hun cultuurbeleid maken;

-     kleine gemeenten een cultuurbeleid voeren en daarin worden gestimuleerd tot samenwerking met andere gemeenten.

Inhoud

1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1, Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a.   activiteiten ten behoeve van de ontwikkeling van cultuurbeleid in gemeenten: activiteiten die leiden tot het opstellen van cultuurbeleid (behoefteonderzoeken, inventarisaties, advisering door derden en dergelijke);

b.   lokale activiteit: een activiteit die lokaal wordt aangestuurd en plaatsvindt binnen de geografische grenzen van de gemeenten in Drenthe, met uitzondering van de gemeente Emmen;

c.    bovenlokale activiteit: een activiteit die betrekking heeft op een bovenlokale thematiek, bovenlokaal wordt aangestuurd, van belang is voor ten minste 3 Drentse gemeenten en waaraan op provinciale schaal bekendheid wordt gegeven;

d.   Provinciale Adviescommissie Cultuurbereik: een door het college van gedeputeerde staten ingestelde commissie die als taak heeft het college te adviseren over de artistieke kwaliteit en de financiële opzet van subsidieaanvragen op het gebied van cultuurbereik en cultuureducatie en die tevens kan fungeren als denktank voor inhoudelijke vraagstukken;

e.   provinciale projectcoördinator Actieplan cultuurbereik: een door het college van gedeputeerde staten aangestelde functionaris die kosteloos instellingen, initiatiefnemers en gemeenten begeleidt, die ontwikkeling van projecten op het gebied van cultuurbereik en cultuureducatie initieert en die ook inzetbaar is voor de begeleiding van artistieke en/of organisatorische ontwikkeling van activiteiten bij de instellingen/organisaties die aanvragen hebben ingediend;

f.    Actieplan cultuurbereik: de brede doeluitkering rijksbijdrage ter versterking van het cultureel bewustzijn van burgers door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur;

g.   ASV: de Algemene subsidieverordening Drenthe 2004.

Artikel 2, Grondslag en aard van de subsidies

1.   De grondslag voor het verlenen van subsidies wordt gevormd door het beleid op het gebied van cultuurbereik, zoals neergelegd in:

-     het Afsprakenkader IPO/VNG/OCW

-     de Contourennota cultuur, welzijn en zorg (CWZ) Mensen in het middelpunt, Provinciale sociale agenda 2005-2008

-     de provinciale Cultuurnota De kunst van het combineren 2005-2008

-     het Beleidskader Actieplan cultuurbereik 2005-2008 provincie Drenthe

2.   Subsidies op grond van deze beleidsregel worden uitsluitend verleend in de vorm van incidentele prestatiesubsidies als bedoeld in de ASV.

3.   Voorwaarde voor het verlenen van subsidie is dat de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit.

2, SUBSIDIECATEGORIEËN

Artikel 3, Lokale activiteiten

1.   Drentse gemeenten kunnen subsidie aanvragen in de naar ons oordeel noodzakelijke kosten van:

a.   activiteiten ten behoeve van de ontwikkeling van cultuurbeleid;

b.   activiteiten die voortvloeien uit het gemeentelijk cultuurbeleid, een gemeentelijke (meerjaren)visie op cultuur of een jaarprogramma op het gebied van cultuur.

2.   De eigen bijdrage van de gemeente of, indien meerdere gemeenten betrokken zijn, van die gemeenten gezamenlijk, dient in beginsel minimaal 1/3 deel te zijn van de werkelijke kosten, met dien verstande dat, indien en voor zover de activiteiten tevens plaatsvinden in de gemeente Emmen, de subsidie voor de activiteiten in de gemeente Emmen ten laste dient te worden gebracht van het Actieplan cultuurbereik gemeente Emmen.

3.   In afwijking van het in het vorige lid bepaalde kunnen gemeenten 100% subsidie krijgen voor het eerste jaar van een meerjarig project, mits de gemeente op basis van een besluit de garantie geeft dat op de gemeentelijke begroting voor het volgende jaar c.q. de volgende jaren geld wordt gereserveerd voor het project.

Artikel 4, Bovenlokale activiteiten

(Culturele) organisaties kunnen subsidie aanvragen in de naar ons oordeel noodzakelijke kosten van bovenlokale activiteiten, mits de activiteiten voortkomen uit een aantoonbare behoefte in de desbetreffende gemeenten en slechts indien deze het reguliere programma van de aanvrager te boven gaan.

Artikel 5, Cultuureducatieve activiteiten

Drentse basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs en culturele instellingen die onderdeel zijn van een netwerk waaraan een of meer schoolbesturen deelnemen, kunnen subsidie aanvragen in de naar ons oordeel noodzakelijke kosten van:

a.   ontwikkeling van nieuwe projecten op het gebied van kunsten of cultureel erfgoed, waaronder begrepen de uitvoering van een pilotproject;

b.   aanpassing van een bestaand project op het gebied van kunsten of cultureel erfgoed aan de specifieke Drentse of regionale situatie.

3, DE AANVRAAG

Artikel 6, Procedure rond de aanvraag

1.   Aanvragen voor de in de artikelen 3 en 4 bedoelde activiteiten worden, indien deze plaatsvinden in de eerste helft van een kalenderjaar, ingediend vóór

15 november van het jaar daaraan voorafgaand, en indien deze plaatsvinden in de tweede helft van een kalenderjaar, vóór 15 april van dat jaar.

2.   Aanvragen voor de in artikel 5 bedoelde activiteiten worden ingediend vóór 15 november voorafgaand aan het schooljaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd.

3.   Een aanvraag om subsidie wordt ingediend door middel van een daartoe door gedeputeerde staten beschikbaar gesteld formulier en dient vergezeld te gaan van de in het formulier genoemde bescheiden.

4.   De in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde aanvragen kunnen betrekking hebben op meerdere activiteiten, mits uit de aanvraag de samenhang tussen die activiteiten blijkt.

4, BEOORDELING VAN AANVRAGEN

Artikel 7, Provinciale Adviescommissie Cultuurbereik

1.   Gedeputeerde staten kunnen aanvragen om subsidie voor advies voorleggen aan de Provinciale Adviescommissie Cultuurbereik of andere daartoe door het college van gedeputeerde staten aangewezen onafhankelijke deskundigen.

2.   De advisering over en beoordeling van aanvragen geschiedt aan de hand van de in de bijlage bij deze beleidsregel opgenomen criteria.

5, SLOTBEPALINGEN

Artikel 8, Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat hij bekendgemaakt is en kan worden aangehaald als Beleidsregel Actieplan cultuurbereik Drenthe 2006-2008.

BIJLAGE: CRITERIA VOOR DE BEOORDELING VAN AANVRAGEN

Algemene beoordelingscriteria

-     De mate waarin de activiteit bijdraagt aan de diversiteit van het aanbod van vooral de podia in alle cultuurdisciplines, met het accent op:

-     bevordering van de actieve cultuurparticipatie van jeugd en jongeren

-     ontwikkeling en uitvoering door jeugd en jongeren zelf

-     Stimulering van ongewone samenwerkingsverbanden die de traditionele scheiding tussen verschillende disciplines en tussen makers (amateurs en professionals) en podia (mede) kunnen verminderen en daardoor nieuwe kansen kunnen bieden voor een nieuw publiek.

-     Stimulering van nieuwe presentatietechnieken, vooral digitale media.

-     De artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de activiteit (de professionaliteit en deskundigheid van de culturele activiteit en van de makers):

-     de artistieke keuze en de benaderingswijze

-     de professionaliteit van betrokken organisaties

-     de keuze van uitvoerders

-     het vernieuwende karakter

-     het multidisciplinaire karakter

-     de eigen identiteit/authenticiteit

-     het aanwenden van nieuwe technologieën (onder meer multimedia en audio-visuele media)

-     Afstemming op de doelgroep.

-     Publieksbereik.

-     De mate van (actieve) participatie van de burgers.

-     Geografische spreiding en daarbinnen aandacht voor achterstandsgebieden qua cultuurparticipatie en gebieden waar weinig tot geen culturele infrastructuur aanwezig is.

-     Continuïteit (onder andere overdraagbaarheid).

-     Uitvoerbaarheid (organisatorisch en financieel) en meetbaarheid van resultaten.

-     Publiciteit.

Specifieke beoordelingscriteria

A.   Lokale en bovenlokale activiteiten

Activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, en in artikel 4 hebben betrekking op een of meer van de volgende terreinen:

-     de ontsluiting van cultureel erfgoed (archeologie, monumenten en geschiedenis);

-     alle kunsten, waaronder podiumkunsten (muziek, dans en theater), beeldende kunsten, vorm-geving, architectuur, letterkunde en taligheden, fotografie en film, multimedia vallen;

-     buitenschoolse educatie.

De uitvoering van activiteiten kan door zowel professionele als amateurkunstenaars plaatsvinden.

B.   Cultuureducatieve activiteiten

-     Gerichtheid op een blijvende versterking van de cultuureducatieve functie van culturele instellingen door samenwerking met andere instellingen, waarbij de onderwijsvraag het uitgangspunt vormt.

-     Blijvende versterking van cultuureducatie in het onderwijs, zodanig dat leerlingen van 4 jaar tot 18 jaar in een doorgaande leerlijn worden geconfronteerd met kunst en cultureel erfgoed in hun omgeving.

-     Aansluiting bij de visie op of visieontwikkeling over cultuureducatie van de betrokken school of scholen, zoals blijkend uit het schoolwerkplan en/of het schoolbeleidsplan van de betrokken school of scholen.

-     Het tot stand brengen van ontmoetingen tussen scholieren en uitvoerenden in verschillende kunst- en cultuurdisciplines.

-     Gerichtheid op het bereiken van vooral schooltypen als het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo).

-     Gerichtheid op het blijvend meer aandacht geven aan culturele diversiteit in het onderwijs.