Regeling vervallen per 15-12-2011

Beleidsregel bewegwijzeringsbeleid naar en aanduidingsbeleid van niet-geografische bestemmingen op de wegen in beheer bij de provincie Drenthe

Geldend van 14-04-2001 t/m 14-12-2011

Intitulé

Beleidsregel bewegwijzeringsbeleid naar en aanduidingsbeleid van niet-geografische bestemmingen op de wegen in beheer bij de provincie Drenthe

Inhoud

INLEIDING

Huidig beleid

Het huidige beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van bewegwijzering/aandui-dingsborden is gebaseerd op:

1.   de Verordening wegen en waterwegen provincie Drenthe 1994; op grond van deze verordening is het zonder ontheffing verboden om borden langs provinciale wegen te plaatsen.

2.   de richtlijnen voor de aanduiding van horecabedrijven langs de provinciale wegen etc.

3.   de nota van gedeputeerde staten (GS) Reclame langs provinciale wegen van 1995; GS hebben daarbij besloten dat er geen reclameborden langs provinciale wegen en op provinciale terreinen mogen worden geplaatst.

Beweegredenen om het huidige beleid te wijzigen

-     Door de toenemende verkeersdrukte en de grote verscheidenheid aan toeristische bestemmingen neemt het belang van een duidelijke bewegwijzering van

recreatief-toeristische bestemmingen toe.

-     Een uniform bewegwijzerings- en aanduidingssysteem draagt in belangrijke mate bij tot een vlotte en veilige verkeersafwikkeling. Bovendien zijn met bewegwijzering verkeersstromen te beïnvloeden.

-     De minister van verkeer en waterstaat (VW) heeft in 1993 richtlijnen vastgesteld voor de bewegwijzering (Richtlijnen bewegwijzering). Een aantal elementen van deze richtlijnen is opgenomen in het Reglement verkeersregels en verkeers-tekens (RVV). De richtlijnen hebben een dwingend karakter ten aanzien van rijkswegen. Omdat uniformiteit in de bewegwijzeringssystematiek in belangrijke mate bijdraagt tot een veilige en vlotte verkeersafwikkeling, heeft de minister een beroep op de overige wegbeheerders gedaan om de bewegwijzering conform de richtlijnen uit te voeren.

Reikwijdte voorstel

In het gehele stelsel van bebording dient onderscheid te worden gemaakt in de volgende categorieën.

1.   Verkeersborden die een gebod, verbod of een adviessnelheid inhouden (RVV-bijlage 1, hoofdstukken A tot en met H).

2.   Verkeersborden die een gevaar aanduiden (RVV-bijlage 1, hoofdstuk J).

3.   Borden die informatie aan de bestuurders verschaffen; deze categorie is weer onder te verdelen in:

-     de zogenaamde (RVV) "K- en L-borden" en overige informatieborden die moeten bestaan uit een rechthoekig bord, waarop de letters, cijfers of symbolen in een blauw veld zijn geplaatst (de minister kan veranderingen toestaan);

-     de "BEW"-borden die voldoen aan de "Richtlijnen bewegwijzering".

Omdat het in dit besluit geformuleerde beleid beperkt is tot de bewegwijzering naar en aanduiding van niet-geografische bestemmingen blijven de onder 1 en 2 genoemde categorieën verder buiten beschouwing, evenals de onder 3 genoemde "K- en L¿borden". "K-borden" verwijzen namelijk hoofdzakelijk naar geografische bestemmingen, terwijl "L-borden" niet naar objecten verwijzen.

De objecten waarnaar verwezen wordt of die aangeduid worden hebben een lokaal karakter en zijn grofweg te verdelen in objecten van plaatselijk belang en objecten van algemeen belang.

Objecten van plaatselijk belang worden doorgaans afzonderlijk aangeduid, terwijl objecten van algemeen belang, zoals ziekenhuizen, stadions, evenementenhallen, tentoonstellingsruimtes en dergelijke, in beginsel geïntegreerd kunnen worden in de interlokale bewegwijzering, in geval sprake is van een grote verkeersaantrekkende bestemming of een moeilijke vindbaarheid.

Dit besluit heeft uitsluitend betrekking op de wegen die in beheer en onderhoud zijn bij de provincie Drenthe. Voor wat betreft de overige wegen (uitgezonderd rijkswegen) is de desbetreffende wegbeheerders met nadruk verzocht hun beleid inzake de bewegwijzering naar niet-geografische bestemmingen in overeenstemming te brengen met het provinciale beleid.

Dit besluit is in overeenstemming met de Richtlijnen bewegwijzering, maar daar waar nodig aangepast aan de Drentse situatie.

Het besluit geeft aan in welke gevallen en onder welke voorwaarden de provincie, in het belang van een vlotte en veilige verkeersafwikkeling op grond van de Verordening wegen en waterwegen provincie Drenthe 1994, ontheffing verleent voor het plaatsen van borden die verwijzen naar niet-geografische objecten.

Het besluit sluit aan op de voorstellen die in het kader van het project "toeristische bewegwijzering in Drenthe en Groningen" zijn gedaan en vervangt de "Richtlijnen voor de aanduiding van horecabedrijven langs de provinciale wegen en overige secundaire en tertiaire wegen door middel van borden model 115 of 116 RVV (oud) in de provincie Drenthe", vastgesteld door GS in december 1985.

Het besluit tot een nieuw verwijzingsbeleid naar en aanduidingsbeleid van niet-geografische bestemmingen is genomen op grond van de volgende indeling:

1.   algemene uitgangspunten

2.   verwijzing naar specifieke doelen

3.   toeristisch-recreatieve objecten

4.   voorzieningen voor weggebruikers

5.   verblijfsaccommodaties

6.   overige lokale objecten

7.   naamborden

8.   reclameborden

9.   overige aanduidingen

10. verwijdering van geplaatste aanduidingen

11. kosten

12. procedure voor de aanvraag van een aanduiding

13. bijlage met symbolen

1, ALGEMENE UITGANGSPUNTEN

-     Als belangrijkste uitgangspunt geldt het bewegwijzerings- en aanduidingsbeleid dat is vastgelegd in de "Richtlijnen bewegwijzering".

-     Categorie-indeling van de wegen.

   De herziene RONA (landelijke Richtlijnen Ontwerp Niet-Autosnelwegen), gebaseerd op het concept Duurzaam Veilig, onderscheidt de volgende drie wegcategorieën:

-     stroomwegen: langs deze wegen worden in principe alleen namen van grote plaatsen vermeld, de zogenaamde hoofddoelen. In afslaande richting kunnen naast de doelen die de kruisende weg karakteriseren ook extra (dominante) doelen van regionaal belang worden vermeld;

-     gebiedsontsluitingswegen: langs deze categorie kunnen ook kleinere en minder dominante doelen van regionaal belang worden vermeld;

-     erftoegangsverzamelwegen: beperkingen ten aanzien van de bewegwijzering zijn hier, gelet op de functie van deze categorie, nauwelijks nodig.

-     Vanaf provinciale wegen (buiten de kom) wordt, behoudens uitzonderingen, niet verwezen naar objecten gelegen binnen de bebouwde kom. Vanwege de concentratie van bedrijven binnen de kom zou een groot aantal verwijzingen nodig zijn. Dat leidt tot onoverzichtelijke situaties. Het verwijzen in de bebouwde kom zelf wordt aan gemeenten overgelaten.

-     Er wordt, tenzij dit uit een oogpunt van verkeersgeleiding en -veiligheid wenselijk is, geen aparte verwijzing geplaatst zolang er op basis van de algemene geografische bewegwijzering kan worden gereden naar een geografische bestemming waarmee de niet-geografische bestemming wordt geassocieerd.

-     Enkele symbolen die informatie over een bestemming geven worden geïntegreerd in de algemene bewegwijzering. Voorbeelden zijn het vliegveldsymbool, het industrieterreinsymbool, het recreatieterreinsymbool en het nationaal parksymbool.

-     De symbolen die niet in de algemene bewegwijzering zijn geïntegreerd worden, voor zover het gaat om ontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen, opgenomen in de zogenaamde objectbewegwijzering.

-     Objectbewegwijzering wordt uitgevoerd met zogenaamde strokenborden.

N.B.

Langs stroomwegen worden geen strokenborden toegestaan; wel kunnen symbolen eventueel worden opgenomen in de algemene bewegwijzering.

Op de strokenborden wordt de informatie over de objecten met symbolen aangeduid. De symbolen die gebruikt worden zijn conform bijlage D van de "Richtlijnen Bewegwijzering, Deel II, Niet-Autosnel-wegen".

De objecten worden verwezen door middel van uitwisselbare wegwijzers waarbij van losse stroken gebruik wordt gemaakt. Iedere verwijzing heeft zijn eigen strokenbord.

Zo nodig worden meer strokenborden boven elkaar geplaatst en onderling verbonden.

Langs gebiedsontsluitingswegen wordt, tenzij er een snelheidsbeperking is, gebruikgemaakt van voorverwijzing op circa 200 m van de afslag of het kruispunt. Langs gebiedsontsluitingswegen met een snelheidsbeperking en erftoegangsverzamelwegen worden strokenborden op een afstand van circa 50 m voor het kruispunt of de afslag geplaatst.

2, VERWIJZING NAAR SPECIFIEKE DOELEN

-     Industrieterreinen

Het verwijzen vanaf stroomwegen mag alleen naar industrieterreinen met een minimumoppervlakte van 10 ha.

Voor het verwijzen vanaf gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen geldt geen minimumoppervlakte.

-     Vliegvelden

Alleen vliegvelden die bestemd zijn voor de burgerluchtvaart komen voor een eventuele verwijzing in aanmerking. Militaire vliegvelden worden in beginsel niet verwezen.

De verwijzing naar specifieke doelen wordt in de algemene bewegwijzering opgenomen.

3, TOERISTISCH-RECREATIEVE OBJECTEN

-     Onder een toeristisch-recreatief object wordt verstaan een voorziening die door de aard en omvang en wijze van beheer is ingericht op bezoek door recreanten en/of toeristen of een vergelijkbare publieksfunctie heeft. Het object moet jaarlijks gedurende een vaste periode van minimaal vier maanden geopend zijn. Er moet sprake zijn van een duidelijk waarneembaar begrensd gebied met een beperkt aantal in-/toegangen.

     Voorbeelden zijn terreinen voor dagrecreatie en attractiepunten zoals pretparken en dierentuinen. Het gaat om zowel commerciële als niet-commerciële objecten.

-     Geldende criteria voor verwijzingen naar objecten

     De volgende mogelijkheden doen zich voor.

a.   Het object wordt aangegeven onafhankelijk van het aantal bezoekers; daar is sprake van als er ten behoeve van de toegang tot het object speciaal een aansluiting of zijweg is aangelegd.

b.   Het object wordt aangegeven afhankelijk van het aantal bezoekers, de aard van de weg en de afstand van de weg tot het object. Om voor een permanente bewegwijzering in aanmerking te komen moet aan het volgende worden voldaan.

-     Bij stroomwegen

Minimumaantal bezoekers: 25.000

Maximumrijafstand van object tot de weg: 10 km

N.B.

Bij overschrijding van het minimaalaantal bezoekers mag de maximumrijafstand proportioneel worden verruimd. Objectbewegwijzering is in beginsel ook mogelijk indien de bezoekersaantallen lager zijn dan het aangegeven minimum, maar waarbij veel bezoekers problemen ondervinden bij het vinden van de juiste afrit of zijweg.

-     Bij gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen

Minimumaantal bezoekers: niet van belang.

Maximumrijafstand van object tot de weg: 5 km

c.   Tot objectbewegwijzering kan ook worden overgegaan indien dit wenselijk is vanuit het oogpunt van verkeersgeleiding en verkeersveiligheid.

-     Verwijzingen naar evenementen (georganiseerde tijdelijke gebeurtenissen met een recreatief, cultureel, sportief of commercieel karakter, bedoeld om zoveel mogelijk publiek aan te trekken).

     Indien een evenement langer dan 7 dagen opeenvolgend, of periodiek plaatsvindt zijn de criteria van toepassing die gelden voor verwijzingen van toeristisch-recreatieve objecten.

4, VOORZIENINGEN VOOR WEGGEBRUIKERS

Combinatie van voorzieningen

Ter beperking van het aantal aansluitingen en om de verzorgingsplaatsen (gelegenheden voor een kort oponthoud) zo veilig en optimaal mogelijk te laten functioneren worden zoveel mogelijk functies gecombineerd. Dat wil zeggen: in principe en waar mogelijk een parkeerplaats in combinatie met een benzinestation en eventueel een restaurant.

De restaurants en eventuele andere voorzieningen worden in de bewegwijzering aangeduid.

Parkeerplaatsen

Langs stroomwegen worden, door middel van het P-symbool, alleen weggebonden parkeerplaatsen opgenomen in de algemene bewegwijzering.

Langs gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen kunnen, naast eventuele weggebonden, ook niet-weggebonden parkeerplaatsen in de bewegwijzering worden aangeduid indien deze aanduiding in het belang is van het verkeer en/of de weggebruiker.

Tankstations

Langs stroomwegen worden tankstations in beginsel gecombineerd met een parkeerplaats.

De benzinestations worden door middel van een benzinepompsymbool in de algemene bewegwijzering aangeduid.

Langs gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen worden (op circa 100 m) slechts die tankstations aangeduid die onmiddellijk langs de weg zijn gelegen, een inrit hebben op de provinciale weg en vanaf de aanrijrichting slecht zichtbaar zijn.

Het tankstation moet veilig bereikbaar zijn. Dat kan onder meer inhouden dat een tankstation slechts vanuit 1 richting wordt aangeduid.

Er wordt verwezen door middel van het benzinepompsymbool zoals opgenomen in de Richtlijnen bewegwijzering.

Restaurants

(bedrijven die zijn ingeschreven bij het "Bedrijfsschap Horeca en

Catering" en waarvan het verstrekken van eten en drinken en eventueel logies de enige consumentgerichte activiteit is).

Langs stroomwegen worden restaurants in principe niet verwezen. Restaurants die geïntegreerd zijn met een "verzorgingsplaats" worden in de algemene bewegwijzering aangeduid.

Voor verwijzingen langs gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen (symbool 92) gelden de volgende criteria.

-     Het restaurant moet veilig bereikbaar zijn. Dit kan onder meer inhouden dat een bedrijf slechts vanuit 1 richting en/of voor bepaalde categorieën motorvoertuigen wordt aangeduid.

-     Het restaurant moet in principe buiten de bebouwde kom liggen, rechtstreeks aan de desbetreffende weg. Ook restaurants die gelegen zijn aan een zijweg van de desbetreffende weg kunnen worden aangeduid, op voorwaarde dat de afstand van het bedrijf tot de doorgaande weg niet meer bedraagt dan 500 m en de verwijzing langs de zijweg gecontinueerd wordt.

-     Het restaurant moet beschikken over voldoende bij het bedrijf behorende parkeerruimte of er moet in de directe omgeving voldoende parkeerruimte beschikbaar zijn.

Logiesaccommodaties

Langs stroomwegen mogen, geïntegreerd in de algemene bewegwijzering, logiesverstrekkende bedrijven worden aangeduid door middel van het zogenaamde bedsymbool, indien deze bedrijven voldoen aan de volgende criteria:

-     het bedrijf dient bereikbaar te zijn via een veilige route die het woon- en leefmilieu niet of nauwelijks aantast;

-     de rijafstand van de weg waar de aanduiding wordt verlangd tot aan het bedrijf mag niet meer bedragen dan 1 km, gerekend vanaf het einde van de afrit;

-     het bedrijf dient over voldoende, bij het bedrijf behorende parkeerruimte te beschikken of er moet in de directe omgeving voldoende parkeerruimte zijn.

Langs gebiedsontsluitingswegen en op erftoegangsverzamelwegen gelden de volgende criteria:

-     de logiesaccommodatie dient veilig bereikbaar te zijn. Dit kan onder meer inhouden dat een bedrijf slechts vanuit 1 richting en/of voor bepaalde categorieën

motorvoertuigen wordt aangeduid;

-     de accommodatie moet in principe rechtstreeks aan de desbetreffende weg liggen; ook bedrijven die gelegen zijn aan een zijweg van de desbetreffende weg kunnen worden aangeduid op voorwaarde dat de afstand van het bedrijf tot de doorgaande weg niet meer bedraagt dan 500 m en de verwijzing langs de zijweg gecontinueerd wordt;

-     het bedrijf moet beschikken over voldoende, bij het bedrijf behorende parkeerruimte of er moet in de directe omgeving voldoende parkeerruimte beschikbaar zijn.

5, VERBLIJFSACCOMMODATIES

Verblijfsaccommodaties zijn overnachtingsmogelijkheden waar de toerist gedurende een korte of lange tijd verblijft.

Kampeerterreinen

(terreinen of delen van terreinen voor het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf met tenminste wasgelegenheid en toiletten en 40 of meer standplaatsen).

Ten behoeve van rondtrekkende kampeerders worden kampeerterreinen van minstens 1 ha aangeduid door middel van symbolen.

Langs stroomwegen mogen, geïntegreerd in de algemene bewegwijzering, kampeer- en caravanterreinen aangeduid worden als ze aan de volgende criteria voldoen:

-     het terrein moet bereikbaar zijn via een veilige route die het woon- en leefmilieu niet of nauwelijks aantast;

-     het terrein moet accommodatie bieden aan passanten (kampeerders die voornemens zijn slechts 1 nacht op het terrein te verblijven);

-     de rijafstand van de weg waarlangs de aanduiding wordt verlangd tot het terrein mag niet meer bedragen dan 4 km, gemeten vanaf het eind van de afrit.

Langs gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen gelden de volgende criteria:

-     het terrein moet accommodatie bieden aan passanten;

-     de rijafstand van de weg tot het terrein mag niet meer dan 4 km bedragen.

In uitzonderingsgevallen kan worden afgeweken van de hiervoor genoemde afstandscriteria. Hierbij kan gedacht worden aan:

-     een uitzonderlijke wegenstructuur, waardoor men moet omrijden;

-     een situatie waar sprake is van een groter gebied waarbinnen kampeer- en/of caravanterreinen zijn gelegen die voor aanduiding in aanmerking komen, maar niet binnen de gewenste afstand van de weg gelegen zijn;

-     situaties waarin over grote afstand voor en na de desbetreffende aansluiting geen terreinen zijn aangeduid.

Kleine kampeerterreinen

(waaronder begrepen kampeerterreinen bij de boer/particulier).

Kleine kampeerterreinen zijn terreinen of delen van terreinen voor het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf met ten minste wasgelegenheid en toiletten en met minder dan 40 standplaatsen en maximaal 100 personen.

Kampeerterreinen bij de boer/particulier zijn kleine kampeerterreinen met maximaal 10 standplaatsen en daarbij de mogelijkheid tot uitbreiding tot ten hoogste 15 standplaatsen in een korte periode per kalenderjaar, die door het college van burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

Natuurkampeerterreinen zijn kleine kampeerterreinen met een maximale oppervlakte van 1 ha (al dan niet aaneengesloten), die deel uitmaken van een aaneengesloten gebied van 25 ha, waarvan ten minste de helft bestaat uit bos- of natuurgebied. Dit gebied moet worden beheerd door een natuurlijk of rechtspersoon, dan wel door een aantal natuurlijke of rechtspersonen gezamenlijk.

Langs stroomwegen worden geen kleine kampeerterreinen aangeduid.

Langs gebiedsontsluitingswegen en langs erftoegangsverzamelwegen kunnen kleine kampeerterreinen (symbool 66) aangeduid worden. De verwijzing begint vanaf de dichtstbijgelegen doorgaande route.

De maximale afstand tussen verwijzing - op de provinciale weg - en het terrein bedraagt 2 km.

Ook verwijzing naar kleine kampeerterreinen binnen de bebouwde kom is mogelijk.

Bungalowparken en kampeerterreinen met uitsluitend vaste standplaatsen

Dergelijke objecten worden niet aangeduid op de bewegwijzering langs stroomwegen.

Langs gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen vindt aanduiding plaats door middel van het symbool in de bewegwijzering indien:

-     de interlokale bewegwijzering, naar de plaats waarbij het park gelegen is, niet meer gevolgd kan worden om het doel te bereiken;

-     er sprake is van een speciaal daartoe aangelegde aansluiting of toegangsweg;

-     er 10 of meer recreatiewoningen in bedrijfsmatige verhuur aanwezig zijn;

-     de afstand tussen verwijzing op de provinciale weg en het complex minder is dan 2 km.

Groepsaccommodaties

Hieronder zijn begrepen groepsverblijven, kamphuizen, jeugdhotels, jeugdherbergen, kampeerboerderijen, logiesaccommodaties behorende tot zeilscholen en maneges en dergelijke.

Dergelijke objecten worden langs stroomwegen niet aangeduid.

Langs gebiedsontsluitingswegen en langs erftoegangsverzamelwegen worden groepsaccommodaties in de bewegwijzering aangeduid indien:

-     de interlokale bewegwijzering naar de plaats waarbij de accommodatie gelegen is niet meer gevolgd kan worden om het doel te bereiken;

-     er sprake is van een speciaal daartoe aangelegde aansluiting of toegangsweg;

-     er minimaal twintig slaapplaatsen aanwezig zijn;

-     de afstand tussen verwijzing op de provinciale weg en de accommodatie minder is dan 2 km.

6, OVERIGE LOKALE OBJECTEN

Carpoolpleinen

Ter stimulering van het carpoolen zijn op veel plaatsen carpoolpleinen aangelegd.

In het kader van de routegeleiding is het van belang langs de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangsverzamelwegen nabij het carpoolpunt te verwijzen naar de desbetreffende parkeerplaats.

De verwijzingen naar carpoolpleinen worden door de wegbeheerder geplaatst.

Langs stroomwegen wordt niet naar carpoolpleinen verwezen.

Informatiepanelen

Weggebruikers kunnen behoefte hebben aan meer informatie dan door middel van wegwijzers en (betrekkelijk) globale wegenkaarten kan worden gegeven.

Deze behoefte doet zich in het bijzonder voor in toeristisch-recreatieve regio's en in de nabijheid van grote plaatsen.

Langs stroomwegen kan hieraan deels tegemoet worden gekomen door het aanbrengen van informatiepanelen op verzorgingsplaatsen; de panelen bestaan uit kasten waarin zich informatiemateriaal over de regio bevindt of over de stad of agglomeratie waarop het informatiepunt betrekking heeft.

Ook langs de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangsverzamelwegen binnen en buiten de bebouwde kom verdient het aanbeveling informatiepanelen te plaatsen.

Naar de informatiepanelen kan verwezen worden door middel van het "i-symbool", geïntegreerd in de geografische bewegwijzering.

Als informatiepanelen door derden zijn geplaatst zijn zij gehouden deze panelen te onderhouden. Zij blijven economisch eigenaar.

Parkeer- en reisstations (P+R)

Het P+R-symbool wordt langs stroomwegen in de geografische bewegwijzering voor de afslaande richting opgenomen en alleen bij de afrit die naar de P+R-voorziening leidt.

De aanduiding wordt, gecontinueerd langs de overige wegen, eveneens geïntegreerd in de bewegwijzering.

Cafés

Langs stroomwegen worden geen cafés in de bewegwijzering vermeld.

Langs gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsverzamelwegen gelden de volgende criteria:

-     het café dient veilig bereikbaar te zijn; dit kan onder meer inhouden dat een bedrijf slechts vanuit 1 richting en/of voor bepaalde categorieën motorvoertuigen wordt aangeduid;

-     het café moet in principe rechtstreeks aan de desbetreffende weg liggen; ook cafés die gelegen zijn aan een zijweg van de desbetreffende weg kunnen worden aangeduid, op voorwaarde dat de afstand van het bedrijf tot de doorgaande weg niet meer bedraagt dan 500 m en de verwijzing langs de zijweg gecontinueerd wordt;

-     het café moet beschikken over voldoende bij het bedrijf behorende parkeerruimte, of er moet in de directe omgeving voldoende parkeerruimte beschikbaar zijn.

Partycentra

Voor partycentra gelden uitgangspunten als onder cafés vermeld.

Conferentieoorden

Daarvoor gelden eveneens de uitgangspunten als onder cafés vermeld.

Andere lokale objecten waarvoor symbolen conform bijlage D van de "Richtlijnen Bewegwijzering", Deel II, Niet-Autosnelwegen, bestaan

Indien het in het belang is van de verkeersveiligheid en de verkeersafwikkeling kan tot verwijzing worden overgegaan langs gebiedsontsluitings- en erftoegangsverzamelwegen.

Langs stroomwegen zal geen verwijzing toegestaan worden.

7, NAAMBORDEN

Riviernaamborden

Het aangeven van namen van rivieren en kanalen op borden langs de weg kan voor de weggebruiker van belang zijn als referentiepunt onderweg naar zijn (niet-geografische) bestemming.

Hierbij dient dan wel sprake te zijn van een voor de weggebruiker goed zichtbare kruising (brug) van de weg met het water. Riviernaamborden worden in blauw uitgevoerd met witte opschriften en golfsymbool.

Provinciegrensborden

Ook provinciegrensborden vervullen een functie als referentiepunt voor de op weg zijnde weggebruiker. Plaatsing van deze borden op de provinciegrens is dan ook zinvol.

Deze borden worden in wit uitgevoerd met blauwe of zwarte opschriften en een meerkleurig provinciewapen.

Landgrensborden met maximumsnelheidsinformatie

Bij de grenzen worden, ter informatie, voor het inkomende verkeer borden geplaatst die de bestuurders informeren over de maximumsnelheden die in Nederland gelden op de diverse wegsoorten.

EU-grensborden

Nabij de grenzen van de landen die deel uitmaken van de Europese Unie (EU) worden grensborden geplaatst waaruit dit lidmaatschap blijkt. Deze borden worden in blauw uitgevoerd met gele sterren en voor het overige witte opschriften.

Gemeentegrensborden

Ook de gemeentegrensborden vervullen een functie als referentiepunt voor de weggebruiker. Plaatsing van deze borden op de gemeentegrens is dan ook zinvol.

Deze borden worden in wit uitgevoerd met blauwe of zwarte opschriften en eventueel een meerkleurig gemeentewapen/logo.

Overige gebiedsaanduidingsborden (Staatsbosbeheer, waterschap,

Nationaal Park en andere)

Indien de behoefte bestaat voor deze gebieden grensborden of gebiedsaanduidingsborden te plaatsen in de berm van de weg, moeten de borden voldoen aan de omschrijving zoals bij de gemeentegrensborden.

De gemeentegrensborden en de overige gebiedsaanduidingsborden worden door derden geplaatst.

Het onderhoud is voor rekening van derden. Deze hebben ook de economische eigendom.

8, OVERIGE

Radiofrequentieborden

In het belang van de verkeersveiligheid kunnen deze borden bij het binnenkomen van de provincie worden geplaatst en op enkele plaatsen herhaald.

De borden zijn in blauw uitgevoerd met witte opschriften.

Aanduidingen met boodschappen gericht op het gedrag van weggebruikers

Langs stroomwegen mogen de aanduidingen, die een boodschap bevatten gericht op de weggebruiker, in beginsel alleen geplaatst worden op de verzorgingsplaatsen en wel langs de toerit naar de hoofdrijbaan. De plaatsing dient zodanig te zijn, dat er geen zichtbeperkingen optreden voor het overige verkeer. De borden dienen zodanig te worden opgesteld dat zij niet zichtbaar zijn voor het verkeer op de hoofdrijbaan.

De borden mogen niet worden verlicht.

Langs de gebiedsontsluitings- en erftoegangsverzamelwegen kunnen deze borden in beperkte mate worden toegestaan.

Uitvoering informatieborden bij werken in uitvoering

De uitvoering en de plaatsing van de informatieborden bij werken in uitvoering geschiedt zodanig dat er geen zichtbeperkingen optreden voor het verkeer. Per rijrichting mag 1 bord worden geplaatst. In principe, gezien vanuit de rijrichting aan het begin van het werk, voor de bebording die wordt geplaatst in het kader van de tijdelijke verkeersmaatregelen.

De borden mogen geplaatst worden na aanvang van de werkzaamheden en dienen te worden verwijderd voor het einde van de onderhoudsperiode van het werk.

De borden mogen slechts niet-retroflecterend worden uitgevoerd.

Voor de exacte maatvoering en uitvoering (kleur, lettertype) dient informatie en toestemming van de wegbeheerder te worden verkregen.

9, RECLAMEBORDEN

In december 1995 hebben wij ons (nogmaals) uitgesproken tegen het toestaan van reclameborden langs provinciale wegen.

Uitgaande van de definitie die Van Dale van reclame geeft (1. "openbare aanprijzing en alles wat daartoe dient ter bevordering van de afzet van goederen of diensten" en 2. "bord waarop reclame wordt gemaakt") betekent dit dat een aantal in dit voorstel opgenomen categorieën als reclame-uitingen moet worden beschouwd. Te denken valt daarbij aan aanduidingen voor restaurants,

hotels en campings.

Om een effectief reclamebeleid te kunnen voeren wordt gekozen voor een scherpere formulering van het verbod van reclameborden langs provinciale wegen.

Het verbod geldt voor alle reclameborden met uitzondering van de in dit besluit opgenomen categorieën. Verdere uitzonderingen worden niet toegestaan.

Tegen reclameborden die langs provinciale wegen maar buiten het provinciaal beheersgebied staan kan de provincie zelf niet optreden. Maar wanneer door de aanwezigheid van reclameborden de aandacht van de weggebruiker te veel wordt afgeleid (bijvoorbeeld door knipperende en wisselende boodschappen, verlichting die uitgevoerd is in kleurencombinaties die in de verkeersregelinstallaties gebruikelijk zijn), zullen de betrokken gemeenten verzocht worden de borden te (laten) verwijderen.

10, VERWIJDERING VAN GEPLAATSTE AANDUIDINGEN

Verwijdering omdat object niet meer aan criteria voldoet

Indien het object dat is aangeduid naar het oordeel van de wegbeheerder, op grond van de Verordening WW, niet langer voldoet aan de desbetreffende criteria zoals gesteld in deze nota, brengt deze de exploitant van het object door middel van een aangetekende brief hiervan op de hoogte. Hem wordt voorts meegedeeld dat de aanduidingsborden moeten worden verwijderd omdat het object niet voldoet aan de criteria.

Wordt aan deze oproep geen gevolg gegeven dan wordt met toepassing van afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursdwangprocedure gestart.

Verwijdering als gevolg van een gewijzigde wegenstructuur

Indien als gevolg van een wijziging in de wegenstructuur of van genomen verkeersmaatregelen, niet geëntameerd door de exploitant, een aanduiding niet meer in overeenstemming is met deze richtlijnen, dan wel richtlijnen voor een andere categorie weg van kracht worden, kan dit naar het oordeel van de wegbeheerder leiden tot verwijdering of verplaatsing van aanduidings- of verwijzingsborden. De aanpassingskosten zijn voor rekening van de veroorzaker. De wegbeheerder stelt de exploitant hiervan per aangetekende brief in kennis.

11, KOSTEN

-     De kosten die zijn verbonden aan het vervaardigen, plaatsen, vervangen, aanpassen, onderhouden en herstellen van borden die naar geografische bestemmingen verwijzen komen in beginsel voor rekening van de wegbeheerder.

-     De kosten voor alle verwijzingsborden naar niet-geografische bestemmingen (vervaardigen, plaatsen, vervangen, aanpassen, onderhouden en herstellen), geplaatst met toestemming, komen voor rekening van de aanvrager.

12, PROCEDURE VOOR HET AANVRAGEN VAN BORDEN

-     Conform het Reglement VV worden verkeerstekens, dus ook bewegwijzering, geplaatst door de wegbeheerder. Overige aanduidingen of verwijzingen kunnen slechts met toestemming van de wegbeheerder worden geplaatst of aangebracht.

  Ook de behandeling van de aanvragen, voor het plaatsen van welke aanduiding dan ook, geschiedt door de wegbeheerder.

-     Ontheffingverlening op grond van de Verordening wegen en waterwegen provincie Drenthe 1994; aan de ANWB wordt onder een aantal voorwaarden een algemene ontheffing verleend voor het plaatsen en laten staan van objectbewegwijzering. In de ontheffing wordt in ieder geval opgenomen dat de ANWB eigenaar wordt van de te plaatsen borden en tevens zorgdraagt voor plaatsing, onderhoud, inspectie, vervanging bij schades en vervanging bij het einde van de levensduur van de borden.

Een concrete aanvraag om toestemming wordt bij de ANWB ingediend; de ANWB hoort vervolgens de provincie en verleent in geval van een positief advies namens de provincie de toestemming.

Nadat toestemming is verleend sluit de ANWB een contract met de aanvrager over plaatsing, onderhoud, reiniging en dergelijke. In geval de provincie negatief adviseert wordt de aanvraag geweigerd. De aanvrager wordt dan door de ANWB gewezen op de mogelijkheid om rechtstreeks bij de provincie een aanvraag in te dienen.

-     "Historische rechten"/afwijking van het nieuwe beleid. Rechten op aanduiding, op basis van reeds eerder verleende ontheffingen, zullen worden gerespecteerd voor zover daaromtrent ten tijde van het verkrijgen van die rechten geen voorbehoud werd gemaakt. Na het verstrijken van de economische/technische levensduur wordt geen toestemming verleend voor de plaatsing van eenzelfde aanduiding. Binnen 3 maanden dient dan de aanduiding te zijn verwijderd. Wel is het uiteraard mogelijk op grond van het nieuwe beleid een aanvraag in te dienen.

Een substantiële wijziging van de verkeerssituatie ter plaatse die van invloed is op de veilige bereikbaarheid van het bedrijf of object, of een wijziging van de categorie weg inhoudt, zal te allen tijde tot heroverweging (en dan tot eventuele verplaatsing of verwijdering) van een bestaande aanduiding kunnen leiden.

Wanneer op een wegwijzer reeds het maximaal toelaatbare aantal doelen (zie Richtlijnen bewegwijzering) is vermeld en een toeristisch-recreatief object wordt aan 1 van deze doelen dominant, zal het te allen tijde mogelijk zijn dat toeristisch-recreatieve object aan te duiden in plaats van het doel ten opzichte waarvan een dominante positie is bereikt.

    Indien op grond van een "historisch gegroeide situatie", aan een stroomweg een wegrestaurant is aangeduid dat (gemeten naar de situatie ten tijde van het in werking treden van dit aanduidingsbeleid) niet veilig bereikbaar is, of onvoldoende parkeerfaciliteiten biedt, wordt die aanduiding slechts gehandhaafd indien wordt voldaan aan de criteria zoals van kracht ten tijde van de toekenning van de aanduiding.