Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening vrijstelling grondgebruiker

Geldend van 18-02-2005 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Verordening vrijstelling grondgebruiker

Inhoud

Artikel 1

1.   Het is de grondgebruiker toegestaan, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, beschermde inheemse diersoorten, zoals genoemd in bijlage 1 van deze verordening, in afwijking van artikel 10 van de Flora- en Faunawet, opzettelijk te verontrusten op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen.

2.   Het opzettelijk verontrusten mag niet het onnodig lijden of de dood tot gevolg hebben van de beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in het eerste lid.

3.   Het is de grondgebruiker niet toegestaan roeken (Corvus frugilegus) opzettelijk te verontrusten met behulp van akoestische afweermiddelen binnen een afstand van 500 m van een roekenkolonie.

4.   In afwijking van het eerste lid is het de grondgebruiker niet toegestaan om overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten in de periode van 1 oktober tot 1 april opzettelijk te verontrusten binnen de begrensde foerageergebieden, zoals vastgelegd in het Gebiedsplan natuur- en landschapsdoelen in Drenthe.

Artikel 2

1.   Het is de grondgebruiker toegestaan, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, in afwijking van artikel 9 van de Flora- en Faunawet, roeken (Corvus frugilegus) te doden of met het oog daarop op te sporen op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen.

2.   Roeken mogen slechts worden gedood in de periode van 15 maart tot en met 30 november, van zonsopkomst tot zonsondergang, met behulp van het middel geweer ter ondersteuning van visuele verjaagmethoden. De grondgebruiker neemt hierbij de bepalingen in acht zoals vastgelegd in de artikelen 72, vijfde lid, 73 en 74 van de Flora- en Faunawet en het Besluit beheer en schadebestrijding dieren.

3.   Het is de grondgebruiker niet toegestaan roeken te doden binnen een afstand van 500 m van een roekenkolonie in de periode van 15 maart tot 1 juni.

4.   Het opzettelijk verontrusten of doden van beschermde inheemse diersoorten ¿ waarvoor een landelijke vrijstelling geldt ¿ binnen een straal van 500 m van een roekenkolonie, mag niet leiden tot verstoring van de desbetreffende kolonie.

Artikel 3

1.   Gedeputeerde staten kunnen, gehoord het Faunafonds, wijzigingen aanbrengen in bijlage 1 van deze verordening.

2.   Beschermde inheemse diersoorten kunnen alleen aan bijlage 1 worden toegevoegd, als wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 65, vijfde lid, van de Flora- en Faunawet en als de desbetreffende diersoort voorkomt op

bijlage 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren.

Artikel 4

1.   Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening vrijstelling grondgebruiker.

2.   Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking ervan en werkt

terug tot 1 januari 2005.

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1, EERSTE LID, VAN DE VERORDENING VRIJSTELLING GRONDGEBRUIKER

Nederlandse naam         Wetenschappelijke naam

Brandgans                    Branta leucopsis

Ekster                          Pica pica

Grauwe gans                Anser anser

Haas                            Lepus europaeus

Holenduif                     Columba oenas

Knobbelzwaan              Cygnus olor

Kolgans                        Anser albifrons

Meerkoet                      Fulica atra

Rietgans                      Anser fabalis

Ringmus                      Passer montanus

Roek                            Corvus frugilegus

Smient                         Anas penelope

Spreeuw                       Sturnus vulgaris

Wilde eend                   Anas platyrhynchos

TOELICHTING OP DE VERORDENING VRIJSTELLING GRONDGEBRUIKER

ALGEMEEN

Artikel 65 van de Flora- en Faunawet (hierna: de wet) geeft grondgebruikers de mogelijkheid om veelvuldig belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, veroorzaakt door bepaalde beschermde inheemse diersoorten, te voorkomen. De wet maakt hierbij onderscheid in soorten die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten en die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Deze soorten worden bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen.

Met het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (hierna: besluit) zijn de soorten aangewezen die in het gehele land en die in delen van het land veelvuldig belang-rijke schade aanrichten. Artikel 2 van het besluit geeft aan welke soorten in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (de landelijke lijst) en artikel 3 van het besluit geeft de soorten aan die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (de provinciale lijst).

Provinciale staten kunnen vervolgens op grond van artikel 65, vierde lid, en het besluit een provinciale verordening vaststellen waarin de grondgebruiker wordt toegestaan beschermde inheemse diersoorten opzettelijk te verontrusten of te doden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen.

Deze vrijstelling kan alleen worden gegeven als er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort en er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

De Verordening vrijstelling grondgebruiker (hierna: de verordening) is destijds op 18 september 2002 door provinciale staten vastgesteld. Hierin was bepaald dat een aantal diersoorten (waaronder overwinterende ganzen en smienten) in heel Drenthe opzettelijk mag worden verontrust ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen. Daarnaast mochten grondgebruikers zwarte kraaien, kauwen en roeken doden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen (deze laatste vrijstelling geldt niet binnen een straal van 500 m van een roekenkolonie).

De verordening is om vier redenen herzien

In de eerste plaats is de Verordening vrijstelling grondgebruiker (zoals vastgesteld op 18 september 2002) op 1 januari 2005 komen te vervallen.

In de tweede plaats heeft het kabinet op 31 maart 2004 besloten dat vanaf 1 april 2004 de zwarte kraai en kauw op de landelijke vrijstellingslijst komen te staan. Deze vrijstelling houdt in dat de grondgebruiker beide diersoorten gedurende het gehele jaar op zijn gronden mag bestrijden om belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren te voorkomen.

De grondgebruiker kan ook een derde toestemming geven de dieren te bestrijden. Door de landelijke vrijstelling treedt de provinciale vrijstelling dus terug als het gaat om het opzettelijk verontrusten en/of doden van zwarte kraaien en kauwen.

In de derde plaats moet de provincie Drenthe   op basis van gemaakte afspraken met het Rijk   voor 1 juni 2005 foerageergebieden begrenzen voor de opvang van overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten. De begrenzing van de foerageergebieden zal plaatsvinden via een aparte procedure waarbij belanghebbenden uitgebreide inspraakmogelijkheden krijgen. Als in de toekomst foerageergebieden zijn aangewezen, moet er ook voor gezorgd worden dat in die gebieden de rust voor overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten niet verstoord wordt. Om die reden is in de verordening opgenomen dat in foerageergebieden overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten niet meer opzettelijk mogen worden verontrust. Deze bepaling wordt in de praktijk dus pas van belang op het moment dat via de andere procedure de foerageergebieden zijn begrensd.

Buiten de aangewezen foerageergebieden zal de verordening van kracht blijven voor wat betreft het opzettelijk verontrusten van overwinterende ganzen en smienten.

In de vierde plaats wordt de termijn waarbinnen roeken rondom de kolonie mogen worden gedood gewijzigd. In de huidige verordening is geregeld dat geen roeken mogen worden gedood binnen een straal van 500 m rond de kolonie in de periode van 15 maart tot en met 30 november.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 65, tiende lid van de wet is het Faunafonds in de gelegenheid gesteld over het ontwerp van dit besluit zijn oordeel te geven. Bij advies van 20 juni 2004 heeft het Faunafonds een positief advies uitgebracht over de ontwerpverordening. Het Faunafonds geeft in overweging de termijn waarbinnen roeken rondom de kolonie mogen worden gedood (artikel 2, derde lid) te beperken tot 1 juni, omdat na die datum de jonge roeken zijn uitgevlogen en handhaving van dit verbod na 1 juni weinig zinvol meer is.

Uit het broedvogelmonitoringsonderzoek van Sovon blijkt echter dat niet kan worden gesteld dat alle jonge roeken op 1 juni zijn uitgevlogen. Uit het advies van Sovon blijkt dan ook dat jonge roeken doorgaans nog in de periode 1 juli tot zeker 15 juli op de nesten aanwezig kunnen zijn.

Naar aanleiding van het Sovon advies is nader advies aan het Faunafonds gevraagd. In het nader advies dat mondeling is uitgebracht, geeft het Faunafonds aan dat de datum 1 juni een goede afweging is tussen het belang van het behoud van de soort enerzijds en het geven van goede mogelijkheden tot voorkoming van schade anderzijds.

Het Faunafonds heeft in de Flora- en Faunawet uitdrukkelijk de rol van adviseur gekregen. Daarom is het advies van het Faunafonds overgenomen. Overigens zou de provincie bij het niet overnemen van dit advies door het Faunafonds aangesproken worden op de tegemoetkomingen in de schade die als gevolg van het provinciaal beleid zouden ontstaan.

ARTIKELSGEWIJS

De in deze verordening toegestane handelingen mogen door de grondgebruiker worden verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen. Bedoelde handelingen mogen uitsluitend worden verricht ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. De grondgebruiker kan overigens de handelingen door derden laten verrichten. Daartoe dient de grondgebruiker schriftelijk toestemming te verlenen. Dit is bepaald in artikel 65, zesde lid, van de Flora- en Faunawet.

Thans is in artikel 1 van de verordening bepaald dat soorten die voorkomen op bijlage 1 van deze verordening opzettelijk mogen worden verontrust. De vrijstelling geldt niet ten aanzien van het opzettelijk verontrusten van roeken door middel van akoestische afweermiddelen binnen een afstand van 500 m van een roekenkolonie.

Deze aanvullende voorwaarde is gesteld, omdat roekenkolonies sterk gevoelig voor verstoring zijn. Bovendien bestaat er een grote kans dat ongecoördineerde verstoring leidt tot vestiging van kolonies op ongewenste locaties.

Ook mogen overwinterende ganzen en smienten in de periode van 1 oktober tot 1 april niet opzettelijk worden verontrust in de foerageergebieden, zoals die door gedeputeerde staten zijn begrensd in het kader van het Gebiedsplan natuur- en landschapsdoelen in Drenthe.

In artikel 2 is bepaald dat roeken mogen worden gedood met behulp van het geweer ter voorkoming van schade aan gewassen. De roek is een algemene broedvogel in Drenthe. De roekennesten in de provincie worden elk jaar geteld. Het aantal roekennesten over de jaren heen schommelt rond de 10.000. Niettemin geven deze schommelingen vooralsnog geen reden dat de gunstige staat van instandhouding dermate negatief is c.q. wordt beïnvloed dat heroverweging van deze vrijstelling noodzakelijk is.

Mochten toekomstige tellingen van de roekennesten in Drenthe een sterk neergaande tendens gaan vertonen, dan zal de verordening ten aanzien van artikel 2 worden herzien.

In artikel 3 is vastgelegd dat gedeputeerde staten, gehoord het Faunafonds, wijzigingen kunnen aanbrengen in bijlage 1 van deze verordening. Concreet betekent dit het volgende. Als blijkt dat een bepaalde beschermde inheemse diersoort in Drenthe veelvuldig schade aanricht en de desbetreffende soort komt voor op bijlage 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren, kunnen gedeputeerde staten besluiten de diersoort in bijlage 1 op te nemen. Grondgebruikers hebben dan de mogelijkheid ¿ zonder daarvoor een ontheffing te hoeven aanvragen op grond van artikel 68 van de Flora- en Faunawet ¿ deze dieren te verstoren, zodat belangrijke schade aan gewassen kan worden voor-komen.

Tijdelijke referendumwet

De Verordening vrijstelling grondgebruiker wordt na 1 januari 2005 bekendgemaakt. Omdat op 1 januari 2005 de Tijdelijke referendumwet komt te vervallen, is de verordening niet referendabel. Dit houdt in dat de verordening de dag na de bekendmaking in werking treedt.