Regeling vervallen per 01-01-2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2011-II

Geldend van 14-05-2011 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2011-II

Het college van de gemeente Drimmelen.

Gelet op artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen

maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen,

BESLUIT:

Vast te stellen het

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels rond verstrekking en verantwoording van het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      persoonsgebonden budget: een geldbedrag of gelijkwaardige verstrekking waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen individuele voorzieningen kan verwerven;

    • c.

      financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • 2. Alle begrippen, die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening.

Artikel 2 Persoonsgebonden budget (PGB)

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Artikel 3 Weigering PGB

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats:

  • a.

    indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, de overtuiging bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    bij medische en sociale contra-indicatie, problematische schulden of gebleken misbruik of oneigenlijk gebruik.

Artikel 4 Steekproef

  • 1. Het college gaat steekproefsgewijs na of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is.

  • 2. De houder van het persoonsgebonden budget is verplicht medewerking te verlenen aan deze steekproef en dient ter verantwoording van het PGB:

    • a.

      een inzichtelijke financiële administratie bij te houden m.b.t. hulp bij het huishouden;

    • b.

      betalingsbewijzen / nota's en facturen te bewaren van het met het persoongebonden budget aangekochte hulpmiddel of gerealiseerde (woon)voorziening.

  • 3. Indien de aanvrager de gemeente opdracht geeft om het PGB over te maken naar een instantie die de bemiddeling en service m.b.t alfahulp regelt, gelden de verplichtingen uit lid 2 van dit artikel voor deze instantie.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen

Artikel 5 Omvang eigen bijdragen

Omvang van de eigen bijdragen voor diverse voorzieningen:

  • 1.

    Het maximale bedrag dat alleenstaande personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Ligt het inkomen boven € 22.636,00, dan wordt het bedrag van € 17,80 per vier weken verhoogd met 15% van het inkomen boven dit bedrag.

  • 2.

    Het maximale bedrag dat alleenstaande personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Ligt het inkomen (peildatum 2 jaar geleden) boven € 15.838,00, dan wordt het bedrag van € 17,80 per vier weken verhoogd met 15% van het inkomen boven dit bedrag.

  • 3.

    Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde/samenwonende personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Ligt het inkomen boven € 27.902,00, dan wordt het bedrag van € 25,40 per vier weken verhoogd met 15% van het inkomen boven dit bedrag.

  • 4.

    Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde/samenwonende personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen, bedraagt € 25,40 per vier weken. Ligt het inkomen boven € 22.100,00, dan wordt het bedrag van € 25,40 per vier weken verhoogd met 15% van het inkomen boven dit bedrag.

  • 5.

    Het inkomen, genoemd in dit besluit in verband met het toekennen van voorzieningen, de berekening van eigen bijdragen, gebruikelijke bijdragen en hoogte van financiële tegemoetkomingen, is het gezamenlijke bruto jaarinkomen van 2 jaar voor de datum van de aanvraag. Dus voor een aanvraag in 2011, wordt gerekend met het gezamenlijke bruto jaarinkomen uit 2009.

  • 6.

    Op de met toepassing van het eerste tot en met het vierde lid vastgestelde bijdrage wordt, door het CAK, een korting van 33% toegepast in het kader van de WTCG.

  • 7.

    De vast te stellen eigen bijdrage op basis van voorgaande leden van dit artikel, kan nooit meer bedragen dan de kosten van de voorziening.

Tabel eigen bijdrage

Maximale eigen bijdrage per 4 weken voor personen beneden inkomensgrens uit kolom 3.

Inkomensgrens, waarboven

maximaal 15 % van het

meerinkomen bovenop de

eigen bijdrage van kolom 2

mag worden geheven

Alleenstaand en jonger dan 65 jaar

€ 17,80

€ 22.636,00

Alleenstaand en ouder dan 65 jaar

€ 17,80

€ 15.838,00

Gehuwd/samenwonend en

jonger dan 65 jaar

€ 25,40

€ 27.902,00

Gehuwd/samenwonend en

ouder dan 65 jaar

€ 25,40

€ 22.100,00

De gezamenlijk bruto jaarinkomens genoemd in kolom 3 zijn gelijk aan 120% van het voor de doelgroep geldende het sociaal minimum.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt berekend als een bedrag per uur.

    • a.

      voor schoonmaakwerkzaamheden en uitvoeren van lichte huishoudelijke taken (HbH1), € 15,47;

    • b.

      voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning van de organisatie in de huishouding en voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning binnen een ontregelde huishouding (HbH2), € 23,17;

  • 2. Indien de aanvrager de gemeente opdracht geeft om het PGB over te maken naar een instantie die de bemiddeling en service m.b.t alfahulp regelt, zijn de bedragen per uur als volgt:

    • a.

      voor schoonmaakwerkzaamheden en uitvoeren van lichte huishoudelijke taken (HbH1), € 15,47;

    • b.

      voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning van de organisatie in de huishouding en voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning binnen een ontregelde huishouding (HbH2), € 23,17;

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    De vergoeding zoals bedoeld in artikel 15 van de Verordening bedraagt € 1.361,00.

  • 2.

    Indien het gezamenlijk inkomen de grens van 120% van het sociaal minimum overschrijdt, maar onder 150% van het sociaal minimum blijft, zal de aanvrager voor de helft (€ 680,50) van de genoemde vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten in aanmerking komen.

  • 3.

    Indien het gezamenlijk inkomen de grens van 150% van het sociaal minimum overschrijdt, zal de aanvrager niet voor de genoemde vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten in aanmerking komen.

  • 4.

    De onder het tweede en derde lid genoemde grenzen (120% en 150%) van het gezamenlijke bruto jaarinkomen inkomen bedragen in 2011:

Leeftijd en leefeenheid

120% sociaal minimum

150% sociaal minimum

jonger dan 65 jaar en alleenstaand

€ 22.636,-

€ 28.295,-

ouder dan 65 jaar en alleenstaand

€ 15.838,-

€ 19.798,-

jonger dan 65 jaar en samenwonend /gehuwd

€ 27.902,-

€ 34.878,-

ouder dan 65 jaar en samenwonend /gehuwd

€ 22.100,-

€ 27.625,-

Artikel 8 Bezoekbaar maken van de woning

  • 1.

    De vergoeding voor het bezoekbaar maken van een woning zoals bedoeld in artikel 19 van de Verordening wordt bepaald door de kosten van de goedkoopst compenserende aanpassingen, die door de gemeente worden vastgesteld, met een maximum van € 15.000. De vergoeding wordt door de gemeente aan de eigenaar van de te bezoeken woning uitbetaald, na overleg van facturen van de gerealiseerde aanpassingen.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding wordt aan het CAK doorgegeven voor berekening en inning van een mogelijke eigen bijdrage, zie artikel 5 van dit besluit.

  • 3.

    Aanvragers met een gezamenlijk inkomen tussen 120% en 150% van het sociaal minimum komen in aanmerking voor de helft (€ 7.500,-) van de genoemde vergoeding voor het bezoekbaar maken van een woning. Aanvragers met een hoger inkomen, komen niet in aanmerking voor een dergelijke vergoeding. Genoemde inkomensgrenzen staan vermeld in artikel 7 lid 4 van dit besluit.

Artikel 9 Woningsanering i.v.m. Cara

  • 1. Indien i.v.m cara de stoffering moet worden vervangen, gelden de volgende maximale vergoedingen:

    • a.

      voor gemakkelijk stof afneembare, mijtwerende vloeren € 13,48 per m²

    • b.

      voor ‘gladde’ vitrage € 15,26 per meter.

  • 2. De vergoeding wordt door de gemeente aan de aanvrager uitbetaald, na overleg van facturen van de stoffering.

  • 3. De hoogte van de vergoeding wordt aan het CAK doorgegeven voor berekening en inning van een mogelijke eigen bijdrage, zie artikel 5 van dit besluit. Aanvragers met een gezamenlijk inkomen tussen 120% en 150% van het sociaal minimum komen in aanmerking voor de helft van de genoemde vergoeding van stofferingkosten. Aanvragers met een hoger inkomen, komen niet in aanmerking voor een dergelijke vergoeding. Genoemde inkomensgrenzen staan vermeld in artikel 7 lid 4 van dit besluit.

Artikel 10 Hoogte vergoeding voor woonvoorzieningen

  • 1.

    De maximale vergoeding voor woonvoorzieningen, waaronder het aanpassen van een woning, wordt bepaald door de kosten van de goedkoopst compenserende voorziening/aanpassing, die door de gemeente wordt vastgesteld, met een maximum van € 45.000,00 (inclusief alle bijkomende kosten).

  • 2.

    Bij de vaststelling van het maximale bedrag kan de gemeente gebruikmaken van standaard vergoedingen voor materialen en werkzaamheden en/of kostenramingen gebaseerd op een advies opgesteld door een deskundige.

  • 3.

    De vergoeding wordt door de gemeente aan de eigenaar van de woning uitbetaald, na overleg van de gereedmelding en facturen van de gerealiseerde aanpassingen.

  • 4.

    De hoogte van de vergoeding wordt aan het CAK doorgegeven voor berekening en inning van een eigen bijdrage bij de aanvrager, zie artikel 5 van dit besluit.

Artikel 11 Onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    Voor een vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie zoals bedoeld in artikel 15 van de Verordening, komen in aanmerking de kosten gemaakt voor het onderhoud, de keuring en de reparatie van:

    • a.

      stoelliften;

    • b.

      rolstoel- of staplateauliften;

    • c.

      woonhuisliften;

    • d.

      hefplateauliften;

    • e.

      balansliften;

    • f.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel

    • g.

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren, voorzover deze niet in een gemeenschappelijke ruimte is gesitueerd.

  • 2.

    De kosten van keuring en onderhoud van de in het eerste lid onder a tot en met e vermelde voorzieningen worden na ontvangst van de factuur tot maximaal de hieronder vermelde vergoeding uitbetaald:

Tabel keuringen:

Keuring

van liften

Beginkeuring

Kosten incl. btw

Frequentie periodieke

keuring

Kosten incl btw

Stoelliften

Ja

€ 293,-

1 x per 4 jaar

€ 205,-

Rolstoelplateauliften

Ja

€ 293,-

1 x per 4 jaar

€ 205,-

Staplateauliften

Ja

€ 293,-

1 x per 4 jaar

€ 205,-

Woonhuisliften

nee begrepen

in nieuwprijs

1 x per 1,5 jaar

€ 305,-

Hefplateauliften

Idem

1 x per 1,5 jaar

€ 265,-

Balansliften

worden niet

meer nieuw

gemaakt

1 x per 1,5 jaar

€ 143,-

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten van keuring door het Liftinstituut (50%) en de kosten van de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50%)

Tabel onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen

Onderhoud van

Frequentie periodiek onderhoud

Kosten incl. btw

Stoelliften

1 x per jaar

€ 156,-

Rolstoelplateauliften

1 x per jaar

€ 156,-

Staplateauliften

1 x per jaar

€ 156,-

Woonhuisliften

2 x per jaar

€ 225,-

Hefplateauliften

2 x per jaar

€ 156,-

Balansliften

1 x per jaar

€ 156,-

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

§ 50% voor installaties geplaatst buiten de woning

§ 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen

§ 50% voor installaties uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch weg klapbare raildelen.

Artikel 12 Huurderving

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.926,- is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden na de eerste maand huurderving die niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op de werkelijke kosten per maand, doch maximaal op het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 13 Antispeculatiebeding

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens de Verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van tien jaren na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden binnen een week na het passeren van de akte, het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient geheel of gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het door de gemeente betaalde bedrag voor betreffende voorzieningen.

  • 2.

    De terugbetaling als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • a.

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • b.

      voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde;

    • c.

      voor het derde jaar 80% van de meerwaarde;

    • d.

      voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde;

    • e.

      voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde;

    • f.

      voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde;

    • g.

      voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde;

    • h.

      voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde;

    • i.

      voor het negende jaar 20% van de meerwaarde;

    • j.

      voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde.

In alle gevallen minus het percentage van de kosten van getroffen voorzieningen, dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Artikel 14 Eigen bijdragen woonvoorzieningen

  • 1.

    Voor woonvoorzieningen is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd zoals in artikel 7 van de Verordening is bepaald. De hoogte van de eigen bijdrage staat vermeld in artikel 5 van dit besluit. De eigen bijdrage wordt berekend, opgelegd en geïnd door het CAK.

  • 2.

    Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht bij de aanvrager.

  • 3.

    Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in bruikleen wordt verstrekt, wordt gedurende de bruikleenperiode een periodieke eigen bijdrage in rekening gebracht bij de aanvrager.

  • 4.

    Indien er sprake is van samenloop met een bijdrage voor hulp bij het huishouden, wordt de eigen bijdrage voor de woonvoorziening opgeschort.

  • 5.

    De eigen bijdrage dient binnen 10 jaar te worden opgelegd.

  • 6.

    Bij overlijden van de aanvrager binnen de, in lid 5, genoemde 10 jaar, waarbij de 39 termijnen nog niet volledig zijn berekend, vervallen de restant betalingstermijnen met ingang van de maand van overlijden.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 15 Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, conform artikel 20 lid c van dit besluit.

  • 2.

    Voor het PGB voor de aanschaf van autostoeltjes in bijzondere uitvoering voor het vervoer van kinderen geldt een drempelbedrag van € 250,00. De eerste € 250,00 komen voor rekening van de aanvrager en het meerdere kan als PGB worden toegekend.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen is afhankelijk van de hoogte van het gezamenlijk inkomen. Zie voor inkomensgrenzen artikel 16 van dit besluit.

Artikel 16 Inkomensgrenzen vervoersvoorzieningen

  • 1. De inkomensgrenzen waarboven gebruik van het collectief vervoer, aanpassings-, gebruiks-, en onderhoudskosten voor een vervoermiddel zoals auto of met een auto vergelijkbare voorzieningen niet of niet geheel voro verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening worden als volgt vastgesteld.

    Inkomen aanvrager + evt. partner

    Vergoeding door de gemeente Drimmelen

    < 120% sociaal minimum

    100% vergoeding van de kosten (behalve eigen vervoersbijdrage regiotaxi)

    > 120% sociaal minimum < 150%

    50% van de kosten (behalve eigen vervoersbijdrage regiotaxi)

    > 150% sociaal minimum

    n.v.t. aanvrager dient vervoerskosten zelf te voldoen

  • 2. De onder het eerste lid genoemde gezamenlijke bruto jaarinkomens zijn vastgelegd in artikel 7 lid 4 van dit besluit.

  • 3. Zolang er voor deelnemers aan het collectief vervoer nog geen vervoersbudget van toepassing is, komen aanvragers met een gezamenlijk inkomen tussen 120% en 150% van het sociaal minimum voor de volledige vergoeding van de vervoerskosten in aanmerking. Hierbij is de aanvrager een eigen vervoersbijdrage verschuldigd, conform artikel 19 van dit besluit.

  • 4. Reeds toegekende vergoedingen voor gebruik van het collectief vervoer en aanpassings-, gebruik,- en onderhoudskosten voor een vervoermiddel zoals auto of met een auto vergelijkbare voorzieningen, blijven ongewijzigd. Voor nieuwe aanvragen vanaf 1 januari 2011 zullen bovenstaande artikelen toegepast worden.

Artikel 17 Hoogte van vergoeding van vervoer(svoorzieningen)

  • 1.

    Indien een aanvrager voor een vergoeding voor het aanpassen van een eigen auto in aanmerking wil komen, dient de auto niet ouder te zijn dan 3 jaar.

  • 2.

    Een vergoeding voor aanpassing eigen auto wordt 1 maal per 7 jaar verstrekt.

  • 3.

    Voor autoaanpassingen is een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van de vergoeding wordt aan het CAK doorgegeven voor berekening en inning van een eigen bijdrage bij de aanvrager, zie artikel 5 van dit besluit.

  • 4.

    Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van een (eigen) auto, waarbij gebruik gemaakt zou kunnen worden van het collectief vervoer, wordt vastgesteld op maximaal € 366,- per jaar. Deze vergoeding wordt enkel verstrekt aan aanvragers met een gezamenlijk inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Aanvragers met een gezamenlijk inkomen tussen 120% en 150% van het sociaal minimum komen in aanmerking voor de helft van deze vergoeding (€ 183,-). Aanvragers met een hoger inkomen, komen niet in aanmerking voor een dergelijke vergoeding. Genoemde inkomensgrenzen staan vermeld in artikel 7 lid 4 van dit besluit.

  • 5.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi, indien de aanvrager geen gebruik kan maken van het collectief vervoer, bedraagt maximaal € 1.009,- op declaratiebasis. Deze vergoeding wordt enkel verstrekt aan aanvragers met een gezamenlijk inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Aanvragers met een gezamenlijk inkomen tussen 120% en 150% van het sociaal minimum komen in aanmerking voor maximaal de helft van deze vergoeding (€ 757,-). Aanvragers met een hoger inkomen, komen niet in aanmerking voor een dergelijke vergoeding.

  • 6.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 1.514,- op declaratiebasis. Deze vergoeding wordt enkel verstrekt aan aanvragers met een gezamenlijk inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Aanvragers met een gezamenlijk inkomen tussen 120% en 150% van het sociaal minimum komen in aanmerking voor maximaal de helft van deze vergoeding (€ 757,-). Aanvragers met een hoger inkomen, komen niet in aanmerking voor een dergelijke vergoeding.

  • 7.

    Voor zover geen gebruik kan worden gemaakt van het collectief vervoer, kunnen kosten van het gebruik van de eigen auto worden vergoed op basis van de gehanteerde kilometervergoeding door de belastingdienst tot maximaal € 570,-. Deze vergoeding wordt enkel verstrekt aan aanvragers met een gezamenlijk inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Aanvragers met een gezamenlijk inkomen tussen 120% en 150% van het sociaal minimum komen in aanmerking voor maximaal de helft van deze vergoeding (€ 285,-). Aanvragers met een hoger inkomen, komen niet in aanmerking voor een dergelijke vergoeding.

  • 8.

    Als eigen auto wordt beschouwd de beschikbaarheid van een auto van één van de gezinsleden binnen het huishouden van de rechthebbende.

  • 9.

    Reeds toegekende vergoedingen voor gebruik van het collectief vervoer en aanpassings-, gebruik,- en onderhoudskosten voor een vervoermiddel zoals auto of met een auto vergelijkbare voorzieningen, blijven ongewijzigd. Voor nieuwe aanvragen vanaf 1 januari 2011 zullen bovenstaande artikelen toegepast worden.

Artikel 18 Vervoersvergoeding voor gehuwden/samenwonenden

  • 1.

    Indien beide samenwonenden/gehuwden in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 25 van de Verordening en artikel 17, onder lid 3 t/m 7 van dit Besluit, bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het normbedrag als bedoeld in artikel 17 van dit besluit.

  • 2.

    Indien het gezamenlijke bruto jaarinkomen van de aanvrager hoger is dan 150% van het sociaal minimum, dan bedraagt het bedrag aan vergoeding voor het gebruik van de rolstoeltaxi maximaal het verschil tussen de kosten van de rolstoeltaxi en de kosten van de normale taxi. Per jaar mag maximaal € 492,- gedeclareerd worden.

Artikel 19 Tarieven Deeltaxi

Het vervoerssysteem Regiotaxi, wordt in de gemeente Drimmelen nog uitgevoerd onder de naam Deeltaxi. Voor de in artikel 22 onder a van de Verordening vermelde algemene vervoersvoorziening gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    aan de aanvrager, die in aanmerking komt voor het collectief vervoerssysteem wordt een Deeltaxipas verstrekt op vertoon waarvan rechthebbende gebruik kan maken van het collectief vervoer tegen betaling van het voor de betreffende rit benodigde tarief;

  • b.

    de toekenning van een Deeltaxipas is inkomensafhankelijk. Aanvragers met een inkomen boven 150% van het sociaal minimum zullen geen pas ontvangen en/of een kostendekkend tarief gaan betalen.

  • c.

    voor de tarifering van het collectief vervoerssysteem wordt dezelfde zone-indeling en tariefsysteem gehanteerd als bij het openbaar busvervoer;

  • d.

    het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in intern en extern vervoersgebied:

    • -

      als intern vervoersgebied wordt aangemerkt een openbaar vervoer zone van 5 tariefseenheden rond de eigen woning;

    • -

      het extern vervoersgebied begint vanaf de 6e openbaar vervoer zone rond de eigen woning;

    • -

      het extern vervoersgebied wordt begrensd door het grondgebied van de 18 deelnemende gemeenten aan het collectief vervoersgebied;

  • e.

    voor elke rit binnen het vervoersgebiedis een eigen vervoersbijdrage verschuldigd conform het openbaar vervoer gebaseerd op een instaptarief van 1 zone vermeerderd met een tariefseenheid per gereisde zone. Het totaal verschuldigde bedrag dient bij aanvang van de taxirit aan de chauffeur te worden betaald;

  • f.

    een aanvrager kan zich door één begeleider laten vergezellen. Voor de begeleider is, tot 1 juli 2011, hetzelfde tarief als dat van de aanvrager van toepassing. Echter als de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is, is het vervoer van de begeleider gratis. Vanaf 1 juli 2011 bedraagt het tarief voor de sociale begeleiders van Wmo vervoer en seniorenvervoer per 1 juli 2011 het dubbele tarief voor Wmo-vervoer (€ 1,10 per zone).

  • g.

    de eigen vervoersbijdragen 2011 voor de verschillende klantgroepen Deeltaxi binnen het interne vervoersgebied, zijn, na het verschuldigde instaptarief, als volgt:

Wmo-vervoer

€ 0,55 per zone

Seniorenvervoer

€ 1,35 per zone

Vrije reiziger

€ 1,70 per zone

h. ingaande de 6e openbaar vervoerzone is, vanaf 1 juli 2011, het tarief van € 4,25 per zone verschuldigd door alle reizigers;

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 20 Persoonsgebonden budget voor verplaatsen in en rond de woning

1. Het maximale persoonsgebonden budget voor een voorziening bestemd voor verplaatsing in en om de woning, waaronder rolstoel, scootermobiel en fietsen in bijzondere uitvoeringwordt vastgesteld

  • a.

    op 75% van de gemiddelde prijs van de voorziening inclusief de gemiddelde prijs voor aanpassingen. Daarnaast kan jaarlijks het gemiddelde bedrag voor onderhoud, reparatie en/of verzekering voor vergelijkbare voorzieningen als PGB beschikbaar worden gesteld; of

  • b.

    aan de hand van de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening inclusief onderhoud, reparatie en eventueel verzekering zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald;

  • c.

    voor 2011 zijn de volgende maximale bedragen door het college vastgesteld:

Categorie

Gebruiks-duur mnd.

PGB 75% van brutoprijs + aanpassingen (incl. BTW )

Onderhoud ingaande het jaar na verstrekking

WA-casco incl assurantie belasting

ACTIEF ROLSTOEL

84

€ 1.723,-

€ 92,-

0

ACTIEF VAST FRAME ROLSTOEL

84

€ 2.276,-

€ 212,-

0

DRIEWIELFIETS

84

€ 1.395,-

0

0

DUWWANDELWAGEN LANGDUREND

84

€ 2.999,-

€ 120,-

0

ROLSTOEL ALGEMEEN GEBRUIK

84

€ 1.839,-

€ 74,-

0

ROLSTOEL KORT GEBRUIK

84

€ 750,-

€ 20,-

0

ROLSTOEL LANGDUREND GEBRUIK

84

€ 3.157,-

€ 168,-

0

KINDERDUWWANDELWAGEN

84

€ 1.031,-

€ 41,-

0

KINDERROLSTOEL HANDBEWOGEN

84

€ 2.614,-

€ 105,-

0

ELEKTRISCHE KINDERROLSTOEL

60

€ 9.153,-

€ 854,-

84,-

ELEKTRISCHE ROLSTOELEN VOLWASSENEN

60

€ 8.374,-

€ 782,-

84,-

ELEKTRISCHE FIETS

84

€ 1.500,-

0

0

SCOOTMOBIELEN

72

€ 4.385,-

€ 351,-

84,-

PATIENTENLIFTEN VERRIJDBAAR

84

€ 4.619,-

€ 185,-

0

  • 2.

    De normale gebruiksduur van een voorziening bestemd voor verplaatsing in en om de woning wordt vermeld in kolom 2 van de tabel behorende bij lid 1 van dit artikel. Het budget wordt slechts eenmaal voor de gehele gebruiksduur verstrekt.

  • 3.

    Aanvragers met een inkomen boven 150% van het sociaal minimum zullen geen PGB ontvangen voor een voorziening bestemd voor verplaatsing in en om de woning, met uitzondering van rolstoelvoorzieningen. Een aanvrager met een dergelijk inkomen dient zelf deze voorziening aan te schaffen of huurprijs zelf te voldoen

  • 4.

    Het PGB voor een voorziening bestemd voor verplaatsing in en om de woning wordt zo spoedig mogelijk na ontvangst van de factuur voor de geïndiceerde voorziening uitbetaald.

  • 5.

    De kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering worden jaarlijks na ontvangst van de factuur uitbetaald, tot een maximum van in lid 1 genoemde bedragen.

  • 6.

    Voor voorzieningen bestemd voor verplaatsing in en om de woning is een gebruikelijke bijdrage van toepassing. Voor rolstoelen is geen gebruikelijke bijdrage van toepassing.

Artikel 21 Gebruikelijke bijdrage m.b.t. scootmobiel

1. Indien een scootmobiel aan een aanvrager wordt toegekend of een PGB hiervoor, is een gebruikelijke bijdrage van toepassing. Voor 2011 is de gebruikelijke bijdrage als volgt vastgesteld:

Gezamenlijk bruto jaarinkomen aanvrager + partner

Gebruikelijke bijdrage (maandelijks)

< 120% sociaal minimum

€ 10,-

> 120% sociaal minimum < 150%

€ 15,-

> 150% sociaal minimum

n.v.t. aanvrager dient vervoermiddel zelf aan te schaffen of huurprijs zelf te voldoen

  • 2.

    De onder het eerste lid vastgestelde gezamenlijk bruto jaarinkomens zijn vermeld onder artikel 7 lid 4 van dit besluit.

  • 3.

    De gebruikelijke bijdrage wordt door de gemeente opgelegd; De aanvrager ontvangt 3-maandelijks een acceptgiro. De aanvrager draagt zorg voor betaling aan de gemeente. Indien betaling achterwege blijft, kan de gemeente over gaan tot terugvordering van de voorziening of PGB.

  • 4.

    De gebruikelijke bijdrage blijft verschuldigd zolang het verstrekte hulpmiddel in bezit is van de aanvrager.

  • 5.

    Voor reeds in bruikleen verstrekte scootmobielen, waarvoor een besparingbijdrage in rekening is gebracht, zal geen gebruikelijke bijdrage worden gerekend. Indien binnen de termijn van de genoemde gebruiksduur van een scootmobiel een herverstrekking plaatsvindt, wordt de besparingsbijdrage over de resterende gebruiksduur gerestitueerd. Vanaf het moment van herverstrekking zal dan een gebruikelijke bijdrage in rekening gebracht worden.

Artikel 22 Gebruikelijke bijdrage m.b.t. fiets in bijzondere uitvoering

1. Indien een fiets in bijzondere uitvoering aan een aanvrager wordt toegekend of een PGB hiervoor, is een gebruikelijke bijdrage van toepassing. Voor 2011 is de maandelijkse gebruikelijke bijdrage voor fietsen in bijzondere uitvoering als volgt vastgesteld:

Belastbaar inkomen aanvrager + partner

Gebruikelijke bijdrage elektr. /motorisch. fiets

Gebruikelijke bijdrage duo/driewielfiets

<120% sociaal minimum

€ 10,-

€ 6,-

> 120% sociaal minimum <150%

€ 15,-

€ 10,-

> 150% soc. Minimum

Zelf aanschaffen

Zelf aanschaffen

  • 2.

    De onder het eerste lid vastgestelde gezamenlijke bruto jaarinkomens zijn vermeld onder artikel 7, lid 4 van dit besluit.

  • 3.

    De gebruikelijke bijdragen zullen door de gemeente 3 maandelijks bij de ontvanger van een fiets in speciale uitvoering in rekening worden gebracht. De aanvrager draagt zorg voor betaling aan de gemeente. Indien betaling achterwege blijft, kan de gemeente over gaan tot terugvordering van de voorziening of PGB.

  • 4.

    De gebruikelijke bijdrage blijft verschuldigd zolang het verstrekte hulpmiddel in bezit is van de aanvrager.

  • 5.

    Voor reeds in bruikleen verstrekte fietsen in bijzondere uitvoering, waarvoor een besparingbijdrage in rekening is gebracht, zal geen gebruikelijke bijdrage worden gerekend. Indien binnen de termijn van de genoemde gebruiksduur van een fiets in bijzondere uitvoering een herverstrekking plaatsvindt, wordt de besparingsbijdrage over de resterende gebruiksduur gerestitueerd. Vanaf het moment van herverstrekking zal dan een gebruikelijke bijdrage in rekening gebracht worden.

Artikel 23 Sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een PGB en bedraagt maximaal € 2.432,-, welk bedrag bedoeld is voor de kosten van de aanschaf, reparatie en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar. Aanvragers met een gezamenlijk inkomen tussen 120% en 150% van het sociaal minimum komen in aanmerking voor maximaal de helft van dit PGB (€ 1.216,-). Aanvragers met een hoger inkomen, komen niet in aanmerking voor een PGB voor een sportrolstoel.

Hoofdstuk 7 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 24 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

De volgende voorzieningen worden niet door de gemeente Drimmelen verstrekt of vergoed omdat ze ruim en voor iedereen verkrijgbaar zijn binnen de reguliere detailhandel en daarmee als algemeen gebruikelijk zijn aan te merken.

Badkamer:

Douchekop op glijstang

Badmeubel

Douchecabine/-scherm

Thermostaatkranen

Eénhendelmengkranen

Beugels

Antislipvloeren

Toiletruimte:

Verhoogd toilet (door hoge toiletpot of losse verhoger)

Beugels

Keuken:

Kookplaat

Beugels

Eenhendelmengkraan

Erf:

Erfafscheiding

Poort

Gelijkvloerse- of daarmede gelijkgestelde woning

Betreft een woning met woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer, die zonder traplopen bereikbaar zijn, eventueel met een liftvoorziening. Binnen deze woningen zijn bovenstaande zaken algemeen gebruikelijk, aangevuld met:

Overbrugbare drempels ten aanzien van de toegang tot de woning en de verschillende ruimtes

Overbrugbare drempels ten aanzien van toegang bergruimte

Douchestoel (losse en vaste)

Douche zonder instap

Overig:

Cara-artikelen

Loophulpmiddelen

Sta-opstoelen

Electrische fietsen/fietsen met trapondersteuning

Autostoeltjes voor kinderen

Hoofdstuk 8 Samenhangende afstemming

Artikel 25 Aandachtsvelden tijdens onderzoek

  • 1.

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies van artikel 32 van de Verordening aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de participatie-ambitie en participatie-mogelijkheden van de aanvrager;

    • d.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • e.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • f.

      de gezinssituatie van de aanvrager;

    • g.

      de financiële situatie van de aanvrager;

    • h.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2.

    Bij de besluitvorming en de motivering van de beschikking wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9 Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 26 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2011-II.

  • 2.

    Dit besluit is vastgesteld door het college in hun vergadering van 3 mei 2011 en treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2011.

  • 4.

    Met ingang van 1 januari 2011 vervalt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2011 van 25 januari 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Drimmelen op 3 mei 2011,
drs. C. Smits, secretaris
drs. G.L.C.M. de Kok, burgemeester