Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2014

Geldend van 12-02-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2014

De raad van de gemeente Drimmelen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 30 januari 2014;

gelet op het voornemen van het rijk om 40% op het budget voor Hulp bij het Huishouden te korten;

B e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden ten gevolge van ziekte of gebrek, die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en compenserende oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • i.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen compenserende oplossing biedt;

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • k.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • l.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6 a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • n.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • o.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • p.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • q.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

Artikel 2 Toekenning en weigering van voorzieningen

  • 1. Een voorziening kan worden toegekend indien:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan, op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Drimmelen;

    • c.

      indien gecompenseerd kan worden door redelijkerwijs te vergen medewerking van de belanghebbende zelf of van anderen, zoals familieleden, huisgenoten of vrijwilligers.

    • d.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

    • h.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager had kunnen voorkomen op basis van kennis van de eigen beperkingen, en die het gevolg zijn van keuzes die de aanvrager bewust heeft gemaakt.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen neergelegde criteria.

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier of gemeente en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de voorwaarden uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen van toepassing.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in de artikelen 6 lid 1 en 6 a van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura;

    • c.

      het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen;

    • d.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen;

    • e.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen;

    • f.

      op het persoonsgebonden budget zijn de ‘voorwaarden persoonsgebonden budget gemeente Drimmelen’ van toepassing.

  • 2. De toekenning, de omvang en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget worden in de beschikking opgenomen.

  • 3. Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4. Na ontvangst door de gemeente van de factuur van de geleverde voorziening wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

  • 5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen, op verzoek van het college binnen twee weken te verstrekken.

  • 6. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden, wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7 Eigen bijdragen, eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan het college bepalen dat de aanvrager een eigen bijdrage is verschuldigd. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen de omvang van de eigen bijdrage vast.

  • 2. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan het college bepalen dat conform artikel 1, sub j, de aanvrager een eigen aandeel is verschuldigd.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden.

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien het voor deze persoon onmogelijk is om een of meer huishoudelijke taken zelf te uitvoeren en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en compenserend kan oplossen, aangezien deze persoon:

    • a.

      aantoonbare beperkingen heeft op grond van ziekte of gebrek; of

    • b.

      problemen heeft bij het uitvoeren van mantelzorg.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien

    • a.

      de in artikel 8 onder a. genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      de in artikel 8 onder a. genoemde voorziening niet beschikbaar is.

Artikel 10 Gebruikelijke zorg, mantelzorg en informele zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Als voor het uitvoeren van huishoudelijke taken mantelzorg of informele zorg geregeld kan worden, komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden.

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar minuten, per week.

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

Het college kan beperkingen bij het voeren van een huishouden ten gevolge van ziekte of gebrek, compenseren door het verstrekken van:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en aanspraak op individuele woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en compenserend kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de voorziening als bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      onvoldoende tot een oplossing leidt; of

    • b.

      niet beschikbaar is.

  • 3. De in lid 1 en 2 genoemde beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid en uitgankelijkheid van de woning.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 13 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen vast te leggen maximumbedrag;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen vast te leggen maximumbedrag;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening.

Artikel 16 Primaat van de verhuizing

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder sub g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder sub a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder sub g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder sub b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is.

Artikel 17 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die het eigendom is van een verhuurder die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 18 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

  • b.

    het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op het huisvesten van ouderen en mensen met beperkingen, waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

Artikel 19 Hoofdverblijf

Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

Artikel 20 Begrenzingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt afgewezen indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

  • f.

    de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

  • g.

    de aanvrager verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • h.

    in de verlaten woonruimte geen problemen bestonden met het normale gebruik van de woning;

  • i.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient een verkoop van deze woning onverwijld aan het college te melden, indien deze verkoop binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening plaatsvindt. De meerwaarde van de woning die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient, geheel of gedeeltelijk, aan de gemeente te worden terugbetaald, tot een maximum van de door de gemeente verleende voorziening. Deze meerwaarde dient te worden terugbetaald volgens het afschrijvingsschema zoals in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen door het college is vastgelegd.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

Het college kan beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, bij het zich lokaal verplaatsen, compenseren door het verstrekken van:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 23 Een algemene vervoersvoorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het onmogelijk maken om:

  • a.

    gebruik te maken van het openbaar vervoer;

  • b.

    het openbaar vervoer te kunnen bereiken.

Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a, onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a., niet aanwezig is.

Artikel 25 Omvang in gebied

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie, uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van participatie. De omvang van de directe woon- en leefomgeving in het kader van participatie legt het college vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente.

  • 2. Indien een individuele aanspraak voor een collectieve voorziening wordt geïndiceerd zal per aanvrager per jaar een vervoersbudget worden toegekend. De maximale omvang van dit budget evenals de hoogte van het eigen aandeel in de vervoerskosten, legt het college vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen.

  • 3. Vervoer buiten het vervoersgebied van de Regiotaxi wordt aangemerkt als bovenregionaal. Het bovenregionaal vervoer is landelijk geregeld in een vervoersvoorziening, die uitgevoerd wordt door Valys. Drimmelen verwijst in alle toekenningen t.a.v. het collectief vervoer naar deze voorliggende voorziening.

  • 4. Een PGB voor een vervoersvoorziening ten behoeve van maatschappelijke participatie binnen de directe woon- en leefomgeving heeft een jaarlijkse omvang van maximaal de tegenwaarde van het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen vastgelegde persoonlijke jaarlijkse vervoersbudget.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning: de rolstoel en overige hulpmiddelen

Artikel 26 Diverse typen rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

Artikel 27 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere regeling geen compenserende oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder sub g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder sub b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen compenserende oplossing bieden.

Artikel 28 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 2 van deze verordening komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Participatie door middel van deelname aan sportactiviteiten

Artikel 29 Persoongebonden budget ten behoeve van sportbeoefening

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder sub g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan in aanmerking komen voor persoongebonden budget te besteden aan een sportvoorziening indien:

    • a.

      sportbeoefening een belangrijk element is in de maatschappelijke participatie van de aanvrager.

    • b.

      de aan te schaffen sportvoorziening niet als algemeen gebruikelijk is aan te merken.

  • 2. Het persoonsgebonden budget te besteden aan een sportvoorziening zal niet meer bedragen dan het door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen vast te leggen maximumbedrag;

Hoofdstuk 8. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 30 Verzoek om compensatie

Een verzoek om compensatie kan schriftelijk of elektronisch worden ingediend. In de loop van het indicatieproces zal de cliënt een daartoe bestemd formulier dienen te ondertekenen.

Artikel 31 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de mogelijkheden tot compensatie, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip, door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

    • c.

      op te roepen toegang te verlenen tot de woonruimte.

  • 2. Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien het college dat gewenst vindt.

  • 3. De beschikking vermeldt op welke wijze in dat individuele geval wordt bijgedragen aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.

Artikel 32 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 33 Wijzigingen in de situatie aan de kant van cliënt

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 34 Wijziging aan de kant van de gemeente

Door wijzigingen in het rijksbeleid, kan het college van B&W genoodzaakt zijn afgegeven toekenningen te wijzigen. Deze wijzigingen worden neergelegd in nieuwe verordening die door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Indicaties die krachtens voorgaande verordeningen zijn verleend, worden na toetsing aan de nieuwe regelgeving, gewijzigd. De cliënt ontvangt dan een nieuwe beschikking die na een overgangstermijn van 3 maanden van kracht wordt.

Artikel 35 Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Bij woningaanpassingen geldt een termijn van 24 maanden.

Artikel 36 Terugvordering

  • 1. Ingeval de aanspraak op een voorziening is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 2. In geval de aanspraak op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3. In geval dat een aanvrager de in natura verstrekte voorziening niet meer gebruikt, kan deze worden teruggevorderd.

  • 4. Ingeval dat een voorziening aangeschaft met een PGB niet meer door de aanvrager wordt gebruikt, kan (een gedeelte van) het PGB worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 37 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 39 Evaluatie

De door het gemeentebestuur vastgestelde verordening zal om de vier jaar worden geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast.

Artikel 40 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 2. Op deze datum wordt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2013 ingetrokken.

  • 3. Deze verordening 2014 is van toepassing op:

    • a.

      alle aanvragen die na 1 januari 2014 worden ingediend.

    • b.

      bij herverstrekking van voorzieningen

    • c.

      bij herindicaties

    • d.

      Eventuele bijdragen die betaald zijn uit hoofde van de verordening Wmo 2009, zullen bij herverstrekking of herindicatie verrekend worden, indien de volledige afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is.

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2014”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drimmelen op 30 januari 2014,
drs. G.L.C.M. de Kok, voorzitter,
mr. M.J.N. Schetters-Schuurbiers, griffier