Regeling vervallen per 10-07-2015

Drank- en Horecaverordening

Geldend van 12-10-1972 t/m 09-07-2015

Intitulé

Drank- en Horecaverordening

De Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders", gehoord de adviesraad en de commissie van advies;

gelet op de artikelen 6, 8,18 en 22 van de Drank- en Horecawet en artikel 168 van de gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende Drank- en Horecaverordening.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      "de wet": de Drank- en Horecawet;

    • b.

      "horecabedrijf": een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de wet;

    • c.

      "cafébedrijf" en "restaurantbedrijf": hetgeen daaronder wordt verstaan in respectievelijk de artikelen 3 en 6 van het Besluit vestigingseisen Drank- en Horecawet:

    • d.

      "horecawerkzaamheid": een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3* eerste lid, onder c, van de wet;

    • e.

      "lokaliteit": hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder b, van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet;

    • f.

      "de raad", "burgemeester en wethouders" en "de burgemeester": de Landdrost;

    • g.

      "gedeputeerde staten": de minister van binnenlandse zaken.

  • 2. Artikel 1 van de Drank- en Horecawet is van overeenkomstige toepassing op de niet op die wet steunende bepalingen van deze verordening.

  • 3. Bij de toepassing van de artikelen 13, vierde lid, 17, vierde lid en 24, tweede lid, ten aanzien van inrichtingen en besloten ruimten, gelegen in het in artikel 1 van het besluit van de minister van binnenlandse zaken van 28 juni 1967* nummer B67/1300-2, bedoelde gedeelte van het gebied van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders", hoort de Landdrost de krachtens voormeld besluit ingestelde commissie van advies, alvorens op een beroepschrift te beslissen.

Artikel 2

De artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene termijnenwet zijn op deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2. Aanvullende inrichtingseisen.

Artikel 3

  • 1. De in artikel 8, lid 1, van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet bedoelde ventilatie-inrichting, dient zo hoog mogelijk onder, of in het plafond te zijn aangebracht .

  • 2. De in artikel 8, lid 2, van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet bedoelde ventilatie-openingen of -kanalen, dienen zo ver mogelijk verwijderd te zijn van de in lid 1 bedoelde mechanische ventilatie-inrichtingen en zo hoog mogelijk in een lokaliteit te zijn aangebracht.

  • 3. Het bepaalde in artikel 8 van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet alsmede het bepaalde in de leden 1 en 2 van dit artikel is tevens van toepassing op gedeelten, die ingevolge artikel 4 van het Besluit inrichtingseisen Drank- en. Horecawet van een lokaliteit mogen worden afgezonderd.

  • 4. In een inrichting waarin een horecabedrijf of een horecawerkzaamheid wordt uitgeoefend, moeten vóór de voor het publiek bestemde toiletten voor mannen en voor vrouwen volledig van elkaar gescheiden voorportalen aanwezig zijn.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de eisen, gesteld in artikel 3.

  • 2. Een verzoek om ontheffing wordt schriftelijk ingediend en kan vervat zijn in een aanvraag om een vergunning.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen drie maanden nadat het verzoek om ontheffing is ingekomen. Deze beslissing kan zijn vervat in hun beschikking op de aanvraag om een vergunning.

  • 4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken en gewijzigd.

  • 5. Een besluit waarbij een ontheffing is geweigerd, ingetrokken of gewijzigd, een ontheffing onder beperkingen is verleend of aan een ontheffing voorwaarden zijn verbonden, is met redenen omkleed en wordt aan de verzoeker bij aangetekende brief toegezonden.

  • 6. Voor de toepassing van dit artikel wordt het niet binnen de gestelde termijn besluiten gelijk gesteld met een besluit tot verlening van de ontheffing.

Artikel 5

  • 1. Tegen een besluit als bedoeld in artikel 4, 5e lid, kan betrokkene beroep instellen bij gedeputeerde staten.

  • 2. Het beroepschrift wordt binnen vier weken na de dag waarop het besluit is verzonden ingediend bij burgemeester en wethouders. Dezen zenden het overwijld door.

  • 3. Het beroep kan zijn vervat in een beroepschrift tegen het weigeren of intrekken van een vergunning.

Artikel 6

[vervallen]

Hoofdstuk 3. Drankverstrekking op terrassen.

Artikel 7

  • 1. Het is vergunninghouders als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a en c van de wet, toegestaan op terrassen dranken te verstrekken, gedurende de tijd, dat dit verstrekken in zijn inrichting niet verboden is en het tevens niet verboden is in zijn inrichting bezoekers te ontvangen of te hebben.

  • 2. Onder terras wordt verstaan een door burgemeester en wethouders vastgesteld gedeelte van de openbare weg, hetwelk in de onmiddellijke nabijheid van een inrichting, waarin een horecabedrijf of een horecawerkzaamheid wordt uitgeoefend, gelegen dient te zijn.

  • 3. Voor de toepassing van het 2e lid van dit artikel wordt onder het begrip "openbare weg" verstaan: hetgeen daaronder in de Algemene Politieverordening wordt verstaan.

Artikel 8

Het is verboden op het terras alcoholhoudende dranken te verstrekken aan personen, die geen gebruik maken van de op het terras aanwezige zitplaatsen.

Artikel 9

Het terras moet tijdens het gebruik als zodanig voldoende verlicht zijn.

Hoofdstuk 4. Beperking verstrekking sterke drank.

Artikel 10

Het is verboden anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting:

  • a.

    waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates frites en croquetten, worden verkocht;

  • b.

    die uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het geven van onderwijs;

  • c.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of –instellingen;

  • d.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen;

  • e.

    die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf;

  • f.

    die gelegen is op een kampeer- of .caravanterrein of een terrein bestemd voor dagrecreatie;

  • g.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij kerkelijke instellingen of -organisaties;

  • h.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is als kantine, behorende bij een kamp voor de huisvesting van werknemers.

Artikel 11

Het is verboden bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting als bedoeld in artikel 10.

Artikel 12

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op schriftelijk verzoek ontheffing verlenen van de verboden, gesteld in artikel 10. Zij beslissen binnen vier weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

  • 3. Een besluit, waarbij een ontheffing is geweigerd, een ontheffing onder beperkingen is verleend, aan een ontheffing voorwaarden zijn verbonden, of een ontheffing is ingetrokken of gewijzigd, is met redenen omkleed. Het wordt aan de verzoeker bij aangetekende brief toegezonden.

Artikel 13

  • 1. Tegen een besluit waarbij een ontheffing is geweigerd, een ontheffing onder beperkingen is verleend, aan een ontheffing voorwaarden zijn verbonden of een ontheffing is ingetrokken of gewijzigd, kan betrokkene beroep instellen bij de raad.

  • 2. Het beroepschrift moet binnen vier weken na de dag waarop het besluit is verzonden, worden ingediend.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het niet binnen de gestelde termijn besluiten, gelijkgesteld met een besluit tot weigering. De beroepstermijn begint alsdan op de dag, volgende op die waarop het besluit uiterlijk had moeten zijn genomen.

  • 4. De raad beslist binnen twee maanden nadat het beroepschrift is ingekomen. Hij kan zijn beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen.

Hoofdstuk 5. Dansen.

Artikel 14

  • 1. Voor het verkrijgen van toestemming, als bedoeld in artikel 22 van de Drank- en Horecawet, om gelegenheid te geven tot dansen in een inrichting waarin een horecabedrijf wordt uitgeoefend, moet worden voldaan aan de volgende inrichtingseisen:

    • 1.

      in het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, moet een duidelijk van het overige deel van de vloer te onderscheiden dansvloer aanwezig zijn;

    • 2.

      de dansvloer mag niet vervaardigd zijn van of bedekt zijn met weerspiegelend materiaal.

    • 3.

      het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, moet van alle kanten goed te overzien zijn;

    • 4.

      in de inrichting moeten ten behoeve van de bezoekers, voor mannen en voor vrouwen afzonderlijke, volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden aanwezig zijn.

      Elke toiletgelegenheid moet voldoen aan de volgende eisen:

      • a.

        zij moet een of meer behoorlijke privaten bevatten;

      • b.

        zij moet een of meer behoorlijke voorzieningen bevatten om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen;

      • c.

        de in de privaten aanwezige closetpotten en de urinoirs mosten voorzien zijn van een waterspoeling;

      • d.

        de privaten, alsmede de ruimten welke urinoirs bevatten, mogen niet rechtstreeks in verbinding staan met het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt.

  • 2. Wanneer de toestemming wordt gevraagd voor een vertrek of open aanhorigheid die pleegt te worden gebruikt als voor het publiek toegankelijke dansgelegenheid, of voor het houden van voor het publiek toegankelijke toneel-, muziek-, zang-, dansen dergelijke uitvoeringen, van bijeenkomsten of van partijen, moet bovendien worden voldaan aan de volgende inrichtingseisen:

    • 1.

      de oppervlakte van het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt moet tenminste 70 m2 bedragen;

    • 2.

      de oppervlakte van de dansvloer moet tenminste een zesde deel bedragen van de oppervlakte van het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, met een minimum van 20 m2;

    • 3.

      vóór de toiletten, bedoeld in het vorige lid, onder 4, mag geen voor mannen zowel als voor vrouwen toegankelijk voorportaal aanwezig zijn.

Artikel 15

Gedurende de tijd dat de gelegenheid wordt gegeven tot dansen moeten de volgende voorschriften in acht worden genomen:

  • 1.

    het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, moet voldoende verlicht zijn;

  • 2.

    in dat vertrek of die open aanhorigheid mogen niet aanwezig zijn schotten, schermen, gordijnen of andere afscheidingen, hoger dan 1,25 m van de vloer, die van dat vertrek of die open aanhorigheid een deel afzonderen;

  • 3.

    in dat vertrek of die open aanhorigheid mogen niet meer bezoekers aanwezig zijn dan het aantal behoorlijke zitplaatsen bedraagt;

  • 4.

    dansen mag uitsluitend op de dansvloer plaatsvinden;

  • 5.

    personen die kennelijk onder de invloed van alcoholhoudende drank verkeren, die door hun gedrag aanstoot geven of die op enige wijze in strijd met de welvoeglijkheid handelen en personen van verdachte zeden of die zich als zodanig voordoen, moeten uit de inrichting worden verwijderd;

  • 6.

    voor de bezoekers moeten alcoholvrije dranken verkrijgbaar zijn;

  • 7.

    wanneer in het vertrek of de open aanhorigheid waar het dansen geschiedt, een buffet of bar aanwezig is, mag zich geen publiek ophouden aan het buffet of de bar, wanneer het zich daarbij tevens binnen 2 m van de dansvloer bevindt;

  • 8.

    de toiletten en de wasgelegenheden moeten in zindelijke staat verkeren.

Artikel 16

  • 1. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de inrichtingseisen, gesteld in artikel 14, eerste lid, onder 1, 5 en 4 en tweede lid.

  • 2. Een verzoek om ontheffing wordt schriftelijk ingediend. Het kan zijn vervat in een aanvraag, om toestemming.

  • 3. De burgemeester beslist binnen een maand nadat het verzoek om ontheffing is ingekomen. Deze beslissing kan zijn vervat in zijn beschikking op de aanvraag om toestemming.

  • 4. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

  • 5. Een besluit waarbij een ontheffing is geweigerd, een ontheffing onder beperkingen is verleend, aan een ontheffing voorwaarden zijn verbonden, of een ontheffing is ingetrokken of gewijzigd, is met redenen omkleed en wordt de verzoeker bij aangetekende brief toegezonden.

Artikel 17

  • 1. Tegen een besluit waarbij:

    • a.

      een toestemming is geweigerd, een toestemming onder beperkingen is verleend, aan een toestemming andere voorschriften zijn verbonden dan in artikel 15 zijn genoemd, of een toestemming is ingetrokken of gewijzigd,

    • b.

      een ontheffing is geweigerd, een ontheffing onder beperkingen is verleend, aan een ontheffing voorwaarden zijn verbonden, of een ontheffing is ingetrokken of gewijzigd,

      kan de betrokkene beroep instellen bij de raad.

  • 2. Het beroepschrift wordt binnen vier weken na de dag waarop het besluit is verzonden ingediend.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het niet binnen de gestelde termijn besluiten gelijkgesteld met een besluit tot weigering. De beroepstermijn begint alsdan op de dag, volgende op die waarop het besluit uiterlijk had moeten zijn genomen.

  • 4. De raad beslist binnen twee maanden nadat het beroepschrift is ingekomen. Hij kan zijn beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen.

Hoofdstuk 6. Het verstrekken van alcoholvrije drank. ,

Artikel 18

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt onder alcoholvrije drank mede verstaan de drank, die bij een temperatuur van 15 graden Celsius voor minder dan 1½ volumenprocent uit alcohol bestaat.

Artikel 19

  • 1. Het is verboden zonder verlof van burgemeester en wethouders 31 een besloten ruimte bedrijfsmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken.

  • 2. Dit verbod geldt niet:

    • a.

      indien wordt gehandeld krachtens een vergunning ingevolge de wet tot het uitoefenen van een horecabedrijf of een horecawerkzaarnheid;

    • b.

      indien de verstrekking geschiedt als dienstverlening van bijkomstige aard aan personen die in die besloten ruimte vertoeven anders dan voor het gebruik van consumpties;

    • c.

      voor legerplaatsen en aan het militair gezag onderworpen ruimten;

    • d.

      voor middelen van vervoer tijdens hun gebruik als zodanig.

  • 3. Ondernemers die in het bezit zijn van een vrijstelling c.q. ontheffing als bedoeld in artikel 38 der wet worden geacht tevens in het bezit te zijn van een verlof voor het verstrekken van alcoholvrije drank.

Artikel 20

  • 1. Het verlof geldt uitsluitend voor een of meer in het verlof vermelde ruimten.

  • 2. Bij overlijden van een verlofhouder kan het verlofbedrijf door of namens één van zijn rechtsopvolgers onder algemene titel worden voortgezet tot twee maanden na het overlijden of indien binnen die termijn ter zake een nieuw verlof is aangevraagd tot het tijdstip waarop op deze aanvraag onherroepelijk is beslist.

Artikel 21

  • 1. Voor het verkrijgen van een verlof moet een natuurlijk persoon de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en voldoen aan de eisen, die bij of krachtens artikel 5, tweede lid, aanhef en letters a en b, en derde lid, van de wet worden gesteld aan de bedrijfsleiders en de beheerders.

  • 2. De ruimten als bedoeld in artikel 20 moeten:

    • a.

      een oppervlakte hebben van tenminste. 25 m2;

    • b.

      een hoogte hebben van tenminste 2,60 m;

    • c.

      voorzien zijn van een zo hoog mogelijk tegen of in het plafond aangebrachte, rechtstreeks met de buitenlucht in verbinding staande mechanische ventilatie-inrichting met een luchtverversingscapaciteit per uur van tenminste zes maal het luchtvolume van die ruimte;

    • d.

      voorzien zijn van een of meer ventilatie-openingen of -kanalen, die permanent geopend kunnen blijven en een gezamenlijke vrije doorlaat hebben van 1/500 gedeelte van de vloeroppervlakte van de betreffende ruimte; de ventilatie-ope-ningen of -kanalen dienen zo ver mogelijk van de mechanische ventilatie-inrichting verwijderd te zijn én zo hoog mogelijk tegen of in het plafond te zijn aangebracht .

  • 3. In de inrichting moeten ten behoeve van de bezoekers, voor mannen en voor vrouwen afzonderlijk, volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden aanwezig zijn. Deze toiletgelegenheden moeten tenminste bevatten:

    • a.

      een of meer behoorlijke privaten, voorzien van een waterspoeling;

    • b.

      een behoorlijke voorziening om de handen met deugdelijk drinkwater te kunnen wassen.

  • 4. De inrichting moet zijn aangesloten op het waterleiding- en electriciteitsnet.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing geven van de in de leden 2, 3 en 4 gestelde eisen.

Artikel 22

  • 1. Een verzoek om verlof of ontheffing wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Dezen beslissen binnen drie maanden nadat de aanvraag is ingekomen.

  • 2. Een verlof of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een verlof of ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt het niet binnen de gestelde termijn besluiten gelijk gesteld met een besluit tot verlening van het verlof of de ontheffing.

Artikel 23

  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren het verlof, indien niet wordt voldaan aan de in artikel 21 gestelde eisen, tenzij ter zake ontheffing is verleend.

  • 2. Zij trekken het verlof in, indien:

    • a.

      niet langer wordt voldaan aan de in artikel 21 gestelde eisen, waarbij de eisen waarvan ontheffing is verleend buiten beschouwing worden gelaten;

    • b.

      gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van het verlof;

    • c.

      zich in het betrokken verlofbedrijf feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dan het van kracht blijven van het verlof gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 3. Zij kunnen het verlof intrekken, indien niet langer wordt voldaan aan de krachtens artikel 22, tweede lid, gestelde beperkingen en voorwaarden.

  • 4. Een besluit waarbij een verlof of een ontheffing is geweigerd of ingetrokken, een verlof of een ontheffing onder beperkingen is verleend of aan een verlof of een ontheffing voorwaarden zijn verbonden is met redenen omkleed en wordt aan de verzoeker bij aangetekende brief toegezonden.

Artikel 24

  • 1. Tegen een besluit als bedoeld in artikel 23, vierde lid, kan de betrokkene schriftelijk beroep instellen bij de raad.

  • 2. Het beroepschrift wordt binnen vier weken na de dag, waarop het besluit is verzonden, ingediend.

Artikel 24 a

  • 1. Het is een verlofhouder, als bedoeld in artikel 19, lid 1 van deze verordening toegestaan op terrassen alcoholvrije dranken te verstrekken, gedurende de tijd, dat dit verstrekken in zijn inrichting niet verboden is en het tevens niet verboden is in zijn inrichting bezoekers te ontvangen of te hebben. Onder terras wordt verstaan een door burgemeester en wethouders vastgesteld gedeelte van de openbare weg, hetwelk in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting als in dit hoofdstuk bedoeld, dient te zijn gelegen en onder openbare weg wordt verstaan hetgeen daaronder in de Algemene Politieverordening wordt verstaan.

  • 2. Het is verboden op het terras alcoholvrije dranken te verstrekken aan personen, die geen gebruik maken van de op het terras aanwezige zitplaatsen.

  • 3. Het terras moet tijdens het gebruik als zodanig voldoende verlicht zijn.

Artikel 25

  • 1. Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 19 of van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 22, tweede lid, alsmede overtreding van het bepaalde in artikel 24 a, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

  • 2. Voor de naleving van het verbod, gesteld in artikel 19 of van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 22, tweede lid, alsmede voor de naleving van het bepaalde in artikel 24 a is aansprakelijk de ondernemer, alsmede de bedrijfsleider en ten aanzien van het door hem beheerde onderdeel der onderneming of instelling, de beheerder.

  • 3. Indien de ondernemer een rechtspersoon is, treden voor de toepassing van het tweede lid in de plaats van de ondernemer, de bestuurders, leden van het bestuur of de commissarissen, alsmede zij, die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten.

Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 26

Voor degenen, die op het krachtens artikel 28, tweede lid, vastgestelde tijdstip een in de hoofdstukken 4 en 6 bedoelde inrichting uitoefenen, gelden de bepalingen van deze hoofdstukken eerst met ingang van zes maanden na het in artikel 28, tweede lid bedoelde tijdstip.

Artikel 27

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen in het belang van een goede uitvoering van de in deze verordening geregelde onderwerpen.

Artikel 28

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Drank- en Horecaverordening.

  • 2. Zij treedt in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheidene hoofdstukken en artikelen verschillend kan zijn.

Ondertekening

Dronten, 24 september 1968.
DE LANDDROST,