Regeling vervallen per 01-01-2008

Verordening tegemoetkoming kinderopvang

Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2007

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kinderopvang

De raad van de gemeente Dronten,

gelezen het voorstel van het college van 16 november 2004 , No. B04.001438~;

gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de raadscommissie Algemene Zaken van 9 december 2004 ;

overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;

B E S L U I T:

Vast te stellen de Verordening tegemoetkoming kinderopvang, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Kinderopvang gemeente Dronten.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      de wet: de Wet kinderopvang.

  • 2. De begripsbepalingen in artikel 1 en artikel 2 van de wet zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 2.1 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

    • b.

      indien de ouder een partner heeft: naam, adres en sofi-nummer van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Indien de aanvrager een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

HOOFDSTUK 3. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 3.1 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste acht weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 3.2 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de tegemoetkoming wanneer de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

  • 2. Het college kan besluiten om voor de kosten van de tegemoetkoming als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening een subsidieplafond in te stellen. In dat geval kan de overschrijding van het plafond grond zijn voor weigering van de tegemoetkoming.

  • 3. Het subsidieplafond als bedoeld in het vorige lid kan door het college nooit lager worden vastgesteld dan de hoogte van de vergoeding die de gemeente krijgt van het rijk voor de uitvoering van de wet.

Artikel 3.3 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, dan wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 3.4 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een kalenderjaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 3.5 Omvang van de kinderopvang

  • 1. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar oordeel van het college redelijkerwijs nodig is voor het kunnen combineren van arbeid en zorg.

Artikel 3.6 Hoogte van de tegemoetkoming

Het college bepaalt de hoogte van de tegemoetkoming aan de hand van hetgeen hierover in de wet is bepaald.

Artikel 3.7 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling dat de ouder tot een van de gemeentelijke doelgroepen behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en het adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 3.8 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen aan de wijze van bevoorschotting.

HOOFDSTUK 4. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 4.1 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van de tegemoetkoming vast.

Artikel 4.2 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

HOOFDSTUK 5. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 5.1 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die van invloed kunnen zijn op de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming.

  • 2. De ouder verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

Artikel 5.2 Bestuurlijke boete

  • 1. Het college kan de ouder die de verplichting zoals genoemd in artikel 5.1 niet nakomt een bestuurlijke boete opleggen.

  • 2. De hoogte van de bestuurlijke boete bedraagt 10% van het benadelingsbedrag met een minimum van € 45,00 en een maximum van € 2269,00.

  • 3. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt afgezien wanneer elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 5.3 Bewaarplicht

De ouder bewaart alle bewijsstukken die aan de verstrekking van de tegemoetkoming ten grondslag liggen gedurende ten minste vijf jaren na de vaststelling en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening indien de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening tegemoetkoming kinderopvang”.

Ondertekening

Dronten, 23 december 2004

De raad van Dronten,

voorzitter
griffier