Beleidsregel integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Geldend van 14-09-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Het college van de gemeente Dronten en de burgemeester van de gemeente Dronten ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

gelet op de artikelen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

overwegende dat de Wet Bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

B E S L U I T E N:

vast te stellen de volgende Beleidsregel integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Beleidsregel Bibob).

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing tenzij in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

    • b.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Dronten;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming op grond van de artikelen als hieronder genoemde artikelen 2 en 3;

    • d.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan.

    • e.

      Bibob-toets: een onderzoek om vast te stellen of ernstig gevaar bestaat dat de vergunning zal worden gebruikt dan wel wordt gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, dan wel om strafbare feiten te plegen.

Artikel 2 Toepassingsbereik bij vergunningverlening

  • 1. Het bestuursorgaan voert in beginsel een Bibob-toets uit bij de verlening van een vergunning als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming. Uitvoering vindt niet standaard plaats in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet (paracommerciële instellingen).

    • b.

      artikel 2 van de Speelautomatenhallenverordening gemeente Dronten 1987 (speelautomatenhal), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

    • c.

      artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening (exploitatievergunning openbare inrichting), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

    • d.

      artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening (seksinrichting, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

  • 2. Het bestuursorgaan kan naast de in lid 1 aangeduide aanvragen om een beschikking ook een Bibob-toets uitvoeren bij de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet (gemeentelijke vergunning of ontheffing die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf) voor zover deze vergunningen niet benoemd zijn in lid 1 indien:

  • - vanuit eigen informatie, informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het Openbaar Ministerie verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 jo 26 van de Wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

  • - als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob;

Artikel 3 Toepassingsbereik bij vastgoed- en grondtransacties

    • 1.

      De gemeente kan de Wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoed- en grondtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder e, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van de onderhandelingen daartoe, zal de gemeente Dronten de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

    • 2.

      In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

    • 3.

      De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die één of meerdere van de onderstaande kenmerken hebben:

  • - Hoge mate van financiële complexiteit;

  • - Hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • - Exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

    4.Het besluit tot uitvoering van het Bibob onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

  • - Eigen ambtelijke informatie;

  • - Informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob;

  • - Informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 11 juncto 26

    van de wet (OM-tip);

  • - Informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het

    samenwerkingsverband RIEC.

    5.Indien de Bibob procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 4 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan kan de Wet toepassen met betrekking tot verleende vergunningen indien:

  • a. de verleende beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • b. de verleende beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een Bibob-toets;

  • c. vanuit eigen informatie of informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

  • d. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet verkregen, vanuit het Openbaar Ministerie, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

  • e. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in de gemeente Dronten een soortgelijke beschikking is verleend.

  • 2. In geval aan betrokkene als bedoeld in het vorige lid, aanhef en onder e, in meer gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 5 Weigering en intrekking verleende vergunning

  • 1. Het bestuursorgaan weigert in elk geval een vergunning of beschikking of het gaat over tot intrekking van een beschikking op grond van de wet, indien sprake is van een ernstig mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

  • 2. Het bestuursorgaan kan een vergunning of beschikking weigeren of een beschikking intrekken, indien sprake is van mindere mate van gevaar, die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Artikel 6 Evaluatie

De uitvoering van deze beleidsregel wordt twee jaarlijks geëvalueerd.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan.

Artikel 8 Citeerartikel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Wet Bibob gemeente Dronten 2016”.

Artikel 9 Intrekking huidig besluit

De Beleidsregel Bibob, vastgesteld op 29 maart 2016, wordt hierbij ingetrokken.

Dronten, 23 augustus 2016

De burgemeester van Dronten,

mr. A.B.L. de Jonge

Het college van burgemeester en wethouders van Dronten,

R.Kool mr. A.B.L. de Jonge

Gemeentesecretaris voorzitter

Toelichting Beleidsregels Bibob

Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

Wet Bibob

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning en/of subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Ter bescherming van haar integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, zijn per 1 januari 2013 o.a. een aantal aanvullingen/wijzigingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.

Waarom Beleidsregels Bibob

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de Wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de Beleidsregels staat aangegeven op welke beschikkingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob zal plaatsvinden.

Voor de burger wordt door de Beleidsregels voorkomen dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de Beleidsregels een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daaruit een preventieve werking het gevolg zijn.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 Toepassingsbereik algemeen

In artikel 2, lid 1 van de beleidsregels wordt voorgesteld de Wet Bibob toe te passen op een aantal sectoren en branches, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. In alle gevallen waar een vergunning op het gebied van horeca (drank- en horecavergunning danwel exploitatievergunning), seksinrichtingen en speelautomaten wordt gevraagd, vindt dan ook standaard een Bibob-toets plaats.

Voor horecaondernemingen geldt dat de Bibob-toets alleen geldt voor nieuwe bedrijven, overname van bestaande bedrijven door nieuwe exploitanten of wijzigingen van de bestaande onderneming. Hierbij kan gedacht worden aan een wijziging van een rechtsvorm (bijvoorbeeld VOF naar BV) of aanpassingen bij de eigenaren of aanpassingen van bevoegdheden. De Wet Bibob wordt alleen toegepast op commerciële horecabedrijven. Slijterijen en paracommerciële instellingen (instellingen die een drank- en horecavergunning verkrijgen op grond van artikel 3 juncto artikel 4 Drank- en Horecawet) worden uitgesloten.

Voor speelautomatenhallen en seksinrichtingen geldt daarnaast dat de Bibob-toets ook ingezet wordt wanneer er sprake is van verlenging van de vergunning.

In artikel 2 lid 2 van de beleidsregels wordt voorgesteld om de toepassing te beperken tot de gevallen die binnen het kader vallen indien (concrete) informatie hier enige aanleiding toe biedt.

Artikel 3 Toepassingsbereik bij vastgoed- en grondtransacties

In artikel 3 wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector, die over het algemeen als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. De uitbreiding van de Wet op deze sector beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan door middel van een privaatrechtelijke transactie partij is. De gemeente heeft niet de intentie om bij elke transactie het Bibob-instrument in te zetten. De toepassing is daarom beperkt tot de gevallen die binnen het kader vallen, zoals genoemd in artikel 3. Daarnaast is in dit artikel ook de mogelijkheid opgenomen om tot een Bibob-toets over te gaan als (concrete) informatie hier enige aanleiding toe biedt.

Artikel 4 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

Tevens is het mogelijk reeds verleende beschikkingen aan een Bibob-toets te onderwerpen. Het is niet mogelijk, rekening houdende met de proportionaliteit, om elke reeds verleende beschikking te onderwerpen aan een Bibob-toets. Om die reden is besloten dat het Bibob-instrument enkel kan worden ingezet op reeds verstrekte beschikkingen indien er sprake is van informatie die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de betreffende beschikking:

  • ·

    valt onder de genoemde risicobranches;

  • ·

    zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet, of;

  • ·

    bekend wordt dat bij een andere gemeente een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

Artikel 5 Weigering en intrekking

Dit artikel verwijst naar artikel 3 van de Wet Bibob en de daarin genoemde weigeringsgronden. Indien er een ‘ernstige mate van gevaar’ wordt geconstateerd, wordt de vergunning zonder meer geweigerd. Bij een ‘mindere mate van gevaar’ zal het bestuursorgaan eerst beoordelen of deze mate van gevaar is weg te nemen door extra voorwaarden, voorschriften en/of beperkingen aan de beschikking te verbinden. Indien dit niet mogelijk is, kan het bestuursorgaan de vergunning weigeren. Het bestuursorgaan zal bij een weigering afwegen of de weigering niet onevenredig is in verhouding met het doel van vergunning. In het algemeen krijgt de betrokkene bij een weigering eerst de gelegenheid om zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 6 Evaluatie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8 Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Intrekking huidig besluit

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.