Regeling vervallen per 29-12-2022

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 28-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2017

Geconsolideerde tekst van de regeling

De raad van de gemeente Dronten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 9 september 20160, B16.002315;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de raadscommissie van oktober 2016;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2017 (Verordening parkeerbelasting 2017):

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    parkeren:

    het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    voertuigen:

    onder andere hetgeen dat wordt verstaan onder motorvoertuig in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990, alsmede ieder object of toestel dat personen of goederen kan vervoeren;

  • c.

    houder:

    degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • d.

    parkeerapparatuur:

    parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeter en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

  • e.

    GBLT: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn te Zwolle.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats en, tijdstip.

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      Degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      Zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

      • i.

        Als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        Als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid van dit artikel, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijn van betaling

  • 1.

    1.De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven. Het college van burgemeester en wethouders geeft omtrent een en ander nadere regels.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag moet direct worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2 mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 50,00.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het dagelijks bestuur van GBLT

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen, met uitzondering van die nadere regels waarin in deze verordening deze expliciet aan het college van burgemeester en wethouders zijn toegekend.

Artikel 12 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening parkeerbelastingen 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in lid 3 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    de datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen 2017’.

Ondertekening

Dronten, 24 november 2016.
De raad voornoemd,
D.Petrusma MMC mr. A.B.L. de Jonge
griffier voorzitter

TARIEVENTABEL behorende bij de “Verordening parkeerbelastingen 2017”

ONDERDEEL I

Tarief van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a voor het parkeren

Het tarief voor het parkeren op voor het betaald parkeren aangewezen openbare wegen, weggedeelten, bermen en terreinen, daaronder begrepen parkeerplaatsen bedraagt:

Voor het seizoen, lopende van 1 april tot en met 30 september van maandag tot en met zondag van 09.00 uur tot 21.00 uur per dag of gedeelte van een dag € 5,00.

ONDERDEEL II

Tarief van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een parkeervergunning

Het tarief voor een parkeervergunning, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor het seizoen van 1 april tot en met 30 september bedraagt:

Voor een vergunning voor één voertuig € 40,00.

Behoort bij raadsbesluit van 24 november 2016,

D.Petrusma MMC

griffier .