Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Dronten houdende regels omtrent financiën Financiële verordening 2017

Geldend van 15-08-2017 t/m 31-12-2019

Intitulé

Financiële verordening 2017

De raad van de gemeente Dronten,

gelezen het voorstel van het college van 8 november 2016, B16.002682

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de wijzigingen in wet- en regelgeving over de financiële begroting en verantwoording van de gemeente;

gezien het advies van de commissie van 1 december 2016;

overwegende dat de uitgangspunten voor het financiële beleid, de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie dienen te worden vastgesteld;

B E S L U I T:

de volgende Financiële verordening 2017 vast te stellen:

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. begroting:

de programmabegroting waarin de raad de kaders vaststelt voor zowel het beleid als de financiën, waarbij het beleidsdeel bestaat uit programma’s en de paragrafen en het financiële deel uit een overzicht van baten en lasten en de uiteenzetting van de financiële positie plus de bijbehorende toelichtingen;

b. administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de gemeentelijke organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

c. financiële administratie:

het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Dronten, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

  • 1. de financieel-economische positie;

  • 2. het financiële beheer;

  • 3. de uitvoering van de begroting;

  • 4. het afwikkelen van vorderingen en schulden;

alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

d. administratieve organisatie:

de zorg voor het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens, gericht op het verstrekken van informatie die nodig is voor het besturen van (bedrijfs)processen en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

e. financieel beheer: het geheel van taken en maatregelen voor het opstellen, verwerken, vastleggen en controleren van verplichtingen, uitgaven, rechten en inkomsten;

f. rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

g. doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

h. doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestatie en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt de raad uiterlijk 25 mei van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2. De raad stelt deze nota, als zijnde een richtinggevend document voor de programmabegroting, uiterlijk 31 juli vast.

Artikel 3. Programmabegroting

  • 1. De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast.

  • 2. De raad stelt per programma vast:

    • °

      a. de beoogde maatschappelijke effecten (outcome), wat willen we bereiken?

    • °

      b. de te leveren prestaties (output), wat gaan we daarvoor doen?

    • °

      c. de baten en lasten (input), wat mag het kosten?

    • °

      d. de taakvelden

    • °

      e. de betreffende verbonden partijen

  • 3. Bij de begroting wordt het overzicht van programma’s, algemene dekkingsmiddelen, overhead en heffing vennootschapsbelasting weergegeven.

  • 4. Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 5. De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, in de programmabegroting vast.

  • 6. Het college biedt de begroting jaarlijks voor 1 oktober voorafgaand aan het eerste dienstjaar van de programmabegroting aan de raad aan.

Artikel 4. Producten

  • 1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productraming aan de programma's.

  • 2. De onderverdeling van producten naar de programma's staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties (output) en de maatschappelijke effecten (outcome), zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

  • 3. Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • °

      a. de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de door het college vastgestelde productraming;

    • °

      b. de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • °

      c. de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 4. Het college kan budgetten tussen verschillende producten binnen één programma verschuiven mits de afgesproken activiteiten binnen het programma is gewaarborgd.

  • 5. Het college informeert de raad bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage of begroting wanneer dreigt dat een budget wordt overschreden of dat beoogde doelstellingen niet worden gerealiseerd.

  • 6. Het college legt de raad een begrotingswijziging met een dekkingsvoorstel voor:

    • °

      a. met betrekking tot spoedeisende gevallen (onuitstelbaar en onvermijdelijk);

    • °

      b. voor inhoudelijke ontwikkelingen met financiële gevolgen die een aparte uitgebreide tussentijdse afweging vergen en die niet op een besluit kunnen wachten tot een begroting of tussentijdse rapportage;

    • °

      c. uiterlijk 1 december wanneer de realisering van de begroting daartoe aanleiding geeft (slotwijziging).

  • 7. Voor zover het de post onvoorzien incidenteel betreft kan het college afwijken van artikel 5 lid 3. Het college dient hierbij de gemeenteraad achteraf middels een financiële rapportage of jaarrekening te informeren over de besteding van de budgetten van de post onvoorzien incidenteel over de programma’s. Het college is gemachtigd eenmalige uitgaven te doen tot een bedrag van € 15.000 per onderwerp ten laste van onvoorzien incidenteel. Bij de reguliere financiële rapportages in de P&C-cyclus wordt een actueel overzicht van de post onvoorzien en de daarop gemaakte aanspraken gegeven.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, waaronder de output, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages (2 financiële rapportages waaronder 1 die ook het karakter heeft van een bestuursrapportage) over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussentijdse rapportages wordt aan de raad ter behandeling aangeboden in de maanden september en december.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4. De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de baten en de lasten (input), de geleverde prestaties (output) en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten (outcome). In de rapportages wordt aandacht besteed aan afwijkingen van:

    • °

      a. inkomsten uit de algemene uitkering;

    • °

      c. resultaten uit grondexploitatie;

    • °

      d. de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting.

  • 5. Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • °

      a. investeringen groter dan € 500.000;

    • °

      b. aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 500.000;

    • °

      c. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 500.000;

    • °

      d. nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 50.000.

  • 6. In relatie tot art. 5, lid 4, kan het college de in de lid 5 toegekende bevoegdheid tot het aangaan van verplichtingen beneden de genoemde limietbedragen slechts uitoefenen indien het college tegenover de verplichtingen dekkingsmiddelen binnen hetzelfde programma kan aanwijzen en onder voorwaarde, dat het aangaan van deze verplichtingen geen inbreuk maakt op de uitvoering van het betreffende programma.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de ambtelijke organisatie naar de productenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

  • 2. De programmaverantwoording wordt voor 15 mei volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft aan de raad aangeboden.

  • 3. Het college legt verantwoording af aan de raad over de uitvoering van de programma's. In de verantwoording geeft het college aan:

    • °

      a. wat hebben we bereikt (outcome) ?

    • °

      b. wat hebben we ervoor gedaan (output) ?

    • °

      c. wat waren de baten en lasten (input) ?

    • °

      d. hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 4. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma's of de beleidsdoelen van de programma's voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 5. Bij de jaarstukken worden het overzicht van programma’s, algemene dekkingsmiddelen, overhead en heffing vennootschapsbelasting weergegeven.

Titel 2. Financiële positie

Artikel 9. Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 10 Waardering en afschrijving

  • 1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijging- of vervaardigingprijs.

  • 2. De verkrijgingprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3. De vervaardigingprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

  • 4.Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van

    voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

  • 5. Immateriële vaste activa worden in principe zo snel mogelijk afgeschreven met een maximum van vijf jaar (ex artikel 64:6 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten).

  • 6.Op de materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 8. In de toelichting op de balans stelt de raad conform art. 62 lid 2 BBV jaarlijks het actuele afschrijvings- en activeringsbeleid vast. De uitgangspunten in dit genoemde artikel worden hierin verder uitgewerkt en de te hanteren afschrijvingstermijnen maken daar ook onderdeel van uit.

  • 7. Vanaf 1 januari 2017 is ook het activeren van investeringen met maatschappelijk nut verplicht. Hierbij geldt het criterium dat de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief moeten worden afgestemd op de verwachte gebruiksduur.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • °

      a. gemeentelijke belastingdebiteuren;

    • °

      b. overige debiteuren algemene dienst (exclusief sociale zaken en bouwgrondexploitatie); wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De hoogte van de voorziening wordt jaarlijks afgestemd op de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende de debiteuren sociale zaken wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De hoogte van de voorziening wordt jaarlijks afgestemd op de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

  • 3. Voor openstaande vorderingen betreffende de debiteuren sociale bouwgrondexploitatie wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De hoogte van de voorziening wordt jaarlijks afgestemd op de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting en de jaarrekening geeft het college een toelichting op de stand en het verloop van reserves en voorzieningen

  • 2. ` Daarin staat:

    • °

      a. het doel en omvang van de reserves;

    • °

      b. het doel en omvang van voorzieningen;

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • °

      a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma's binnen de wettelijke kaders en door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • °

      b. het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's, koersrisico's en kredietrisico's;

    • °

      c. het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • °

      d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 3. Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Daarbij bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Het college zendt het besluit treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1. Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet- of netto-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar.

  • 3. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Titel 3. Paragrafen

Artikel 16 Lokale heffingen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf lokale heffingen aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid ten aanzien van gemeentelijke belastingen, heffingen en tarieven, de belastingdruk voor burgers en bedrijven, de kostendekkendheid van de heffingen en het kwijtscheldingsbeleid.

  • Voor het door de raad vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen verstrekt het college per verordening een overzicht waarin deze tarieven, heffingen en prijzen worden vastgelegd, de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten van de in de verordening genoemde door de gemeente verstrekte diensten.

  • 3. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van de geraamde respectievelijk werkelijke inkomsten die voortvloeien uit de belastingen, heffingen en tarieven.

Artikel 17 Weerstandsvermogen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing. aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op het risicomanagement, de onbenutte belastingcapaciteit en het weerstandsvermogen. In de paragraaf wordt het weerstandsvermogen geconfronteerd met de risico’s.

  • 2. Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en van de jaarstukken een beeld van de risico’s die van materieel belang zijn.

  • 3.Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen.

  • 4. De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat de verplichte set financiële kengetallen.

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf onderhoud kapitaalgoederen aan ter behandeling en vaststelling. De paragraaf geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, wegen, straatmeubilair, riolering, sport en gebouwen.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, dorpsbossen, wegen, openbare verlichting, speelvoorzieningen, riolering en gebouwen. Hierbij zal onder andere verwezen worden naar gemeentelijke beheersplannen.

Artikel 19 Financiering

  • 1. Het college neemt in een besluit treasurystatuut de regels op die worden gehanteerd voor het dagelijkse geldstromenbeheer en voor liquiditeitsrisico, renterisico, kredietrisico en relatiebeheer, administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering verslag van:

    • °

      a. de kasgeldlimiet;

    • °

      b. de renterisico norm;

    • °

      c. de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen;

    • °

      d. de omvang en samenstelling van de uitzettingen;

    • °

      e. de huidige liquiditeitspositie;

    • °

      f. de liquiditeitsplanning;

    • °

      g. de rentevisie;

    • °

      h. de rentekosten en renteopbrengsten, verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf bedrijfsvoering aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt mede ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. Hierbij zal onder andere aandacht worden geschonken aan het HRM-beleid, Planning & Control en onderzoeken in het kader van artikel 213a Gemeentewet.

  • 2. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

Artikel 21 Verbonden partijen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf verbonden partijen aan ter behandeling en vaststelling.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande participaties en het zich voordoen van problemen bij bestaande participaties.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op:

    • °

      a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid;

    • °

      b. de relatie met de programma’s van de begroting;

    • °

      c. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • °

      d. verlies/winstverwachtingen;

    • °

      e. de voorraadverwerving, en

    • °

      f. uitgifte van gronden.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de in de begroting aangegeven onderwerpen.

Artikel 23 Subsidies

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf subsidies aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op de kaders voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en er wordt een overzicht van de gemeentelijke subsidies opgenomen.

  • 2. Bij de jaarrekening doet het college in de paragraaf subsidies verslag van de geraamde respectievelijk werkelijke uitgaven die voortvloeien uit de subsidieverlening.

Artikel 24 Informatisering

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf informatisering aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verwachte ontwikkelingen ten aanzien van de informatisering. Minimaal wordt in deze paragraaf ingegaan op de wettelijke verplichtingen in het kader van de informatisering. Daarnaast wordt de gewenste stand van zaken van de informatisering beschreven waarbij ook de link naar de bedrijfsvoering wordt gelegd.

  • 2. Bij de jaarrekening doet het college in de paragraaf informatisering verslag van de gewenste stand van zaken respectievelijk werkelijke stand van zaken op het gebied van informatisering.

Titel 4. Financiële organisatie en administratie

Artikel 25. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • °

      a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel;

    • °

      b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

    • °

      c. het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • °

      d. het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • °

      e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • °

      f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 26. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a. de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b. de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 27. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt in een mandaatregeling en budgethoudersregeling het volgende vast:

  • a. eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken;

  • b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d. de te maken afspraken met de organisatie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • e. de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de organisatie.

Titel 5. Slotbepalingen

Artikel 28. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2017 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Financiële verordening gemeente Dronten 2016 ingetrokken.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Financiële verordening 2017".

Ondertekening

Dronten, 15 december 2016.
De raad voornoemd,
D. Petrusma MMC
griffier
mr. A.B.L. de Jonge
voorzitter