Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Duiven houdende regels omtrent de individuele studietoeslag (Verordening Individuele Studietoeslag Duiven 2016)

Geldend van 01-09-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Duiven houdende regels omtrent de individuele studietoeslag (Verordening Individuele Studietoeslag Duiven 2016)

Raadsbesluit

Besluitnr.: 16RB048

Zaaknr.: 16DV02281

Verordening Individuele Studietoeslag Duiven 2016.

De raad van de gemeente Duiven;

overwegende dat de hoogte van de studietoeslag beter afgestemd moet worden op de behoefte van de doelgroep ;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 augustus 2016;

gezien het advies van de Raad voor het Sociaal Domein van 18 juli 2016;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Duiven 2016.

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt

ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Het college bepaalt bij nadere regelgeving welk instituut het college adviseert met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

  • a. Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • b. Verlenging van deze periode is mogelijk en geschiedt op aanvraag. De studietoeslag kan totaal 8 keer aangevraagd worden (maximale duur studietoeslag is 4 jaar).

  • c. Hardheidsclausule; het college kan in bijzondere situaties ten gunste van de cliënt afwijken van deze maximale duur studietoeslag, indien toepassing van deze bepaling leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1.

    Een individuele studietoeslag bedraagt € 1800 per periode van 6 maanden.

  • 3.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de

ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor

de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

Artikel 5 Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt eenmalig per periode van 6 maanden als één bedrag uitbetaald.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 september 2016.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Duiven 2016.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 3 oktober 2016.

De raad van de gemeente Duiven,

griffier,

voorzitter,

M.P.M. (Mat) Gijsbers

drs. H.B.I. (Rik) de Lange

Toelichting individuele Studietoeslag Duiven 2016

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de

Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de

mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het

minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze

studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een

diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in

zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in

de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een

stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert

mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan

volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze

groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014,

33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere

bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele

studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een

inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet

in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een

verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele

studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid,

onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking

hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele

studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid

van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de

voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele

studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in

beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een

studietoeslag. Het college kan in plaats daarvan - en in aanvulling op artikel 36b,

eerste lid, van de Participatiewet - in beleidsregels aangeven wie, wanneer en op

grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de

arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de

Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over

verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de

individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag

verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

18 jaar of ouder is;

recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS tegemoetkoming,

betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk

studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op

studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en

inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet

geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag

op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is

het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een

tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk

moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft,

bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij

een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij

verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de

Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een

individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met

de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is

namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede

lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van

toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de

Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden

verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikel 1. indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen

als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft

personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

personen die algemene bijstand ontvangen;

personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en

niet-uitkeringsgerechtigden.

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een

individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).

Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals

genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt

verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde

lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend

(artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als

bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend,

bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan

middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien

als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een

schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de

aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de

dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2,

eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die

voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de

beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling

verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele

studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college

op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een

individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de

datum van de aanvraag:

18 jaar of ouder is;

recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet instaat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar welmogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium zal in eerste instantie het college zelf vaststellen of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het college bepaalt bij nadere regelgeving in welke situaties bij welke externe organisaties advies wordt gevraagd, zoals bijvoorbeeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of bij een medisch adviesbureau.

Het gaat om advies met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de

situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de

Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal

binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een

individuele studietoeslag (artikel 3 van deze verordening). Studeert een persoon na

die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b,

eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor

een individuele studietoeslag. De toeslag kan totaal maximaal 8 keer aangevraagd worden. Gedurende maximaal 4 jaar (periode van een HBO-opleiding) is een studietoeslag mogelijk.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 4 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag

geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de

voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt € 900,-- per 6 maanden.

Voor de hoogte van de individuele studietoeslag is aansluiting gezocht bij het gemiddelde bedrag dat een student normaal bijverdient naast de studie (om zo hun studieschuld te kunnen beperken). Uit onderzoek blijkt dat studenten normaal tussen 10 en 15 uur per week een bijbaan hebben naast hun studie. Het lukt studenten met een beperking vaak juist niet om een bijbaan te nemen. Daarom is voor de hoogte van het bedrag hierbij aansluiting gezocht en uitgegaan van een bijbaan van 10 uur per week met een minimumuurloon van € 3,50 voor een 18-jarige. De individuele studietoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor personen die tot de doelgroep behoren en is niet gerelateerd aan daadwerkelijk gemaakte kosten.

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor

een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een

individuele studietoeslag.

In artikel 4, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren.

Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag

geregeld.

Eenmalige uitbetaling

Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het

bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na een periode van 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt

uit artikel 3 van deze verordening.

Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b,

eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag

hier niet meer aan voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op een

individuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoon

geen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft op

uitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezien

uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.

Na 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele

studietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.

Bij de betaling van deze studietoeslag dienen gemeenten rekening

te houden met de fiscale gevolgen. Volgens de Rekenregels en handleiding

loonheffingen over bijstandsuitkeringen 2016 is de studietoeslag een periodieke bijzondere bijstand die niet bestedingsgebonden is maar inkomensaanvullend. Daarmee betreft het een belaste verstrekking. De student die een beroep doet op de studietoeslag moet hierop gewezen worden evenals op de mogelijkheid van teruggave belastingen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2016 en sluit hiermee aan op de ingangsdatum van het nieuwe schooljaar. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

Artikel 7. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.