Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening hondenbelasting 2018

Geldend van 30-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening hondenbelasting 2018

De raad van de gemeente Duiven;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2017;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

besluit:

Artikel 1. Belastbaar feit.

Onder de naam hondenbelasting wordt een directe belasting geheven voor het houden van één of meer honden binnen de gemeente.

Artikel 2. Belastingplicht.

  • 1. Belastingplichtig is de houder van één of meer honden.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van één of meer honden door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van één of meer honden door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3. Vrijstellingen.

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

  • 2. De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

    • a.

      die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

    • b.

      die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

    • c.

      die, op verzoek van erkende instanties, worden opgeleid tot honden als bedoeld onder a en b;

    • d.

      die verblijven in een hondenasiel;

    • e.

      die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

    • f.

      die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

    • g.

      waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma der Koninklijke Nederlandse Politievereniging, mits de houder zich heeft verbonden de hond met een begeleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen.

Artikel 4. Maatstaf van heffing.

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5. Belastingtarieven.

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor een eerste hond € 62,04;

    • b.

      voor een tweede hond € 114,08;

    • c.

      voor iedere hond boven het aantal van twee, per hond € 166,12;

  • 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 176,12 per jaar.

Artikel 6. Belastingjaar.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing.

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt dan wel het aantal honden in de loop van het jaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, kan aanspraak worden gemaakt op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid geldt dat wanneer de beëindiging van de belastingplicht, dan wel de vermindering van het aantal honden niet binnen dertig dagen is gemeld, alleen aanspraak kan worden gemaakt op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na dertig dagen voor het tijdstip van de melding van beëindiging van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien een afdoende bewijs wordt verstrekt waaruit de beëindiging van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden blijkt dan kan aanspraak op ontheffing worden gemaakt als bedoeld in het voorgaande lid.

Artikel 9. Termijnen van betaling.

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in één termijn welke vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 125,- doch minder dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 4. Indien de automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige als bedoeld in het derde lid driemaal niet kan plaatsvinden dan wordt deze van gemeentewege stopgezet. De aanslagen moeten hierna worden betaald ingevolge het gestelde in het eerste lid.

Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11. Overgangsrecht.

De “Verordening hondenbelasting 2017” van 14 november 2016, nr. 16RB065, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12. Inwerkingtreding.

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 13. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening hondenbelasting 2018”.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 28 november 2017.

De raad van de gemeente Duiven,

griffier,

G.J. (Josien) van Buren-van den Berg

voorzitter,

drs. H.B.I. (Rik) de Lange