Regeling vervallen per 12-04-2019

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent bijzondere bijstand Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2018

Geldend van 28-02-2018 t/m 11-04-2019

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent bijzondere bijstand Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2018

Inleiding

Het college van burgemeester en wethouder beoordeelt aan de hand van artikel 35 Participatiewet aanvragen voor bijzondere bijstand. De kaders van hoe zij dit doet zijn neergelegd in de beleidsregels bijzondere bijstand. De beleidsregels zijn periodiek aan verandering onderhevig als gevolg van veranderde wet en regelgeving en andere veranderingen in het leven van alledag.

Er zijn de laatste jaren in Duiven al een aantal aanpassingen gedaan na een grote actualisatie in 2014 en vanwege veranderde regelgeving per 1 januari 2015.

Daarnaast was heel kritisch gekeken naar de buitenwettelijke bepalingen en zijn de meeste van deze bepalingen geschrapt. Duiven heeft ten aanzien van medische kosten een collectieve verzekering afgesloten voor de inwoners die tot de minima behoren. Bij de collectieve verzekering worden ruimere vergoedingen verstrekt. Daarnaast betaalt de gemeente een deel van de premie en aanvullende verzekering. Dit geldt als een voorliggende voorziening en wordt als passend en toereikend beschouwd. Hiermee worden de inwoners met een minimuminkomen in Duiven (naast de regelingen specifiek voor het minimabeleid) in voldoende mate ondersteund. Er was slechts een uitzondering gemaakt voor hoortoestellen, omdat de eigen bijdrage voor minima hoog blijft en een hoortoestel voor slechthorenden belangrijk is om te kunnen participeren.

Op dit moment (begin 2018) worden slechts beperkt wijzigingen doorgevoerd.

De wijzigingen zijn;

  • -

    De naam van de Sociale Bank Centraal Gelderland is gewijzigd in Kredietbank Nederland.

  • -

    De termijn van indienen aanvraag bijzondere bijstand met terugwerkende kracht is verlengd van een maand naar drie maanden.

  • -

    In ho. 4.2 verhuiskosten/stofferingskosten zijn de teksten van deze kosten gesplitst. Het gaat hierbij om verschillende kostensoorten. De tekst was hierdoor niet helder en is nu beter leesbaar.

1. Algemene bepalingen

1.1 B062 – Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Het is dus drie maanden mogelijk met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen.

Aanvragen met terugwerkende kracht geldt niet voor aanvragen met betrekking tot:

  • Verhuis en (her)inrichtingskosten

  • Kosten t.b.v. reparatie/vervanging van duurzame gebruiksgoederen en

  • Woonkostentoeslag.

Bij de algemene bijstand is bijstandverlening met terugwerkende kracht in beginsel eveneens niet mogelijk.

1.2 B063 – Draagkrachtpercentages

1.2.1 Draagkrachtniveau

Met draagkrachtniveau worden een tweetal zaken bedoeld. Op de eerste plaats heeft het betrekking op de inkomensgrens om te bepalen of men tot de doelgroep behoort of niet. Op de tweede plaats heeft het betrekking op de eigen (financiële) mogelijkheden van de aanvrager, ook wel het vermogen dat iemand kan aanwenden om kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd te betalen.

1.2.2 Draagkracht uit inkomen

  • Bij een inkomen op bijstandsniveau is er geen draagkracht. Het inkomen op grond van de AOW en Wajong wordt gelijkgesteld met het inkomen op bijstandsniveau.

Verder gelden de volgende draagkrachtpercentages;

  • 15% van het netto inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm tot een bedrag van € 2.750,00 per jaar;

  • 30% van het netto inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm dat meer dan € 2.750,00 per jaar bedraagt.

1.2.3 Draagkracht uit vermogen

De draagkracht uit vermogen bedraagt:

  • 100% van het in aanmerking te nemen vermogen (het vermogen boven het bedrag aan vrij te laten vermogen ex artikel 34 Participatiewet.

  • Wanneer het vermogen meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen, kan een bedrag dat gelijk is aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag als leefgeld in mindering worden gebracht op het vermogen.

Zie voor het begrip in aanmerking te nemen vermogen B7.2.2.3.

1.3 B064 – Draagkrachtperiode bijzondere bijstand

1.3.1 Draagkrachtperiode

De periode waarover de draagkracht geldt, de draagkrachtperiode, is in beginsel een jaar en wordt vastgesteld vanaf het moment dat de kosten zijn gemaakt en maximaal drie maanden met terugwerkende kracht. Het meetmoment voor de berekening van de draagkrachtperiode wordt vastgesteld per de eerste van de maand waarin de kosten zich voordoen.

Bijzondere bijstand kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd tot drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Wanneer de gemaakte kosten meer dan drie maanden geleden zijn gemaakt, is geen bijstand meer mogelijk.

1.3.2 Draagkrachtbepaling bij algemene bijstand

Voor personen die in de periode dat de bijzondere kosten worden gemaakt maandelijks een algemene bijstandsuitkering ontvangen behoeft geen draagkrachtperiode te worden bepaald. Indien echter de algemene bijstand eindigt dient per datum beëindiging alsnog een draagkrachtperiode/draagkrachtjaar te worden vastgesteld.

1.3.3 Draagkrachtbepaling bij incidentele of periodieke bijzondere bijstand

Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de volledige jaardraagkracht op de noodzakelijke kosten in mindering gebracht.

Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de jaardraagkracht omgerekend naar een maand en vervolgens op de maandelijks voor bijstand in aanmerking komende kosten in mindering gebracht.

1.3.4 Draagkrachtbepaling en kostendelersnorm

Bij de draagkrachtbepaling bijzondere bijstand wordt de kostendelersnorm niet toegepast.

1.4 B065 – Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode

In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast.

Uitzonderingen:

Bij een inkomenswijzing van meer dan 50% dient de draagkracht voor de resterende draagkrachtperiode opnieuw te worden vast gesteld.

1.5 B066 – Drempelbedrag

1.5.1 Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag toegepast

1.6 B067 – Stappenplan berekening bijzondere bijstand

De berekening van de bijzondere bijstand verloopt als volgt:

  • 1.

    Bepaal de hoogte van de voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komende kosten aan de hand van nota’s e.d.;

  • 2.

    Of er sprake is van een voorliggende voorziening;

  • 3.

    Bepaal de draagkrachtperiode (zie B7.2.4);

  • 4.

    Bepaal de ruimte in het inkomen over de draagkrachtperiode (zie B7.2.2.3);

  • 5.

    Bepaal de ruimte in het vermogen over de draagkrachtperiode (zie B7.2.2.3);

  • 6.

    Bepaal de draagkracht in euro's door het draagkrachtpercentage toe te passen op de uitkomst van stappen 4 en 54;

  • 7.

    Bereken als volgt:

Kosten (1)

Voorliggende voorziening-/-

Draagkracht (6) –/–

Hoogte bijzondere bijstand

Binnen de werkprocessen bijzondere bijstand in Central Station is de draagkrachtberekening opgenomen, zodat deze rekening houdt met deze stappen.

1.7 B069 – Waar en wanneer medisch advies opvragen

1.7.1 Wanneer een medisch advies opvragen?

In beginsel wordt geen medisch advies gevraagd.

Mensen worden geacht adequaat verzekerd te zijn tegen ziektekosten. De ziektekostenverzekering wordt als passend en toereikend geacht. In uitzonderlijke situaties kan men een machtiging vragen (voorafgaand aan een medische behandeling ) bij de eigen ziektekostenverzekeraar.

Voor inwoners van Duiven met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm bestaat de mogelijkheid zich collectief te verzekeren bij Menzis, waarmee men een hoge dekking van de meest voorkomende ziektekosten heeft. Daarnaast ontvangt men korting op de premie. Het is een eigen verantwoordelijkheid of men gebruik maakt van deze uitgebreide collectieve verzekering.

In zeer uitzonderlijke situaties , wanneer sprake is van dringende redenen (Participatiewet artikel 16) kan een medisch advies worden gevraagd.

1.8 B137 – In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht

1.8.1 Vrij te laten bescheiden vermogen

Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt het wettelijk vrij te laten bescheiden vermogen artikel 34 Participatiewet buiten beschouwing gelaten, tenzij anders vermeld in de richtlijn van de desbetreffende kostensoort. Wanneer het vermogen meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen, kan een bedrag dat gelijk is aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag als leefgeld in mindering worden gebracht op het vermogen. Zie ook B063.

1.8.2 Individuele inkomenstoeslag

Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt een reeds toegekende individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten, voor wat betreft de vaststelling van de draagkracht.

Individuele inkomenstoeslag kan nog steeds gezien worden als een voorliggende voorziening.

1.8.3 Inkomsten

Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand worden inkomsten op grond van artikel 31 lid 2 sub o Participatiewet en inkomsten op grond van artikel 33 lid 5 van de Participatiewet buiten beschouwing gelaten. Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h Participatiewet) worden dus alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarig kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen.

1.8.4 Buitengewone lasten

Bij het vaststellen van het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt geen rekening gehouden met buitengewone lasten. Hiermee worden de componenten voor inkomensvaststelling gelijkluidend met de algemene bijstand.

1.8.5 Actuele inkomen

Bij het bepalen van het inkomen in relatie tot de draagkracht wordt uitgegaan van het actuele inkomen, tenzij voorzienbaar is dat dit inkomen gedurende de draagkrachtperiode zal wijzigen. In dat geval wordt rekening gehouden met voorzienbare wijzigingen in het inkomen.

1.8.6 Draagkracht uit vermogen

Zie ook richtlijn B063. Wanneer het vermogen meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen, kan een bedrag dat gelijk is aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag als leefgeld in mindering worden gebracht op het vermogen.

1.8.7 WSNP en draagkracht

Als men in de WSNP is opgenomen is er in beginsel geen sprake van draagkracht aangezien men over het algemeen over 90% van de bijstandsnorm beschikt. Dit is anders als er sprake is van een hoger vrij te laten bedrag. Dat is het bedrag waarover men daadwerkelijk beschikt. Een dergelijke berekening kan gemaakt zijn door het team SHV of door de bewindvoerder. Het vrij te laten vermogen wordt meegenomen in de draagkrachtberekening en afgezet tegen de 100% van de toepasselijke bijstandsnorm.

1.8.8 Beslag op het inkomen.

Als beslag gelegd is op het inkomen van de belanghebbende, kan deze niet meer over dat deel van het inkomen beschikken. Er is dan geen sprake van draagkracht, ook al is het inkomen hoger dan de bijstandsnorm. Bij een aanvraag voor bijzondere bijstand is het wel mogelijk de aanvraag af te wijzen omdat het hebben van schulden en het niet meer kunnen beschikken over inkomen boven bijstandsniveau als gevolg van deze beslaglegging, geen bijzondere omstandigheden oplevert. Dit laatste is niet aan de orde als de aanvraag gaat om kosten van verplichte bewindvoering.

2 Directe levensbehoeften

2.1 B079 – Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

2.1.1 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie paragraaf B3.3).

2.1.2 Recht op bijstand

Thuiswonenden

De algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar (artikel 20 Participatiewet ) en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aan thuiswonende personen van 18 t/m 20 jaar wordt geen aanvulling via de bijzondere bijstand verstrekt.

Uitwonenden

Voor de uitwonende alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden kan onder bepaalde voorwaarden naast de algemene bijstand een aanvulling via de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Participatiewet worden verstrekt voor de hogere kosten van het uitwonend zijn.

2.1.3 Hoogte van de bijzondere bijstand

Met betrekking tot de hoogte van de aanvulling voor uitwonenden geldt het volgende:

  • Uitwonende alleenstaande van 18 t/m 20 jaar, met eigen huisvestiging:

    de bijstandsnorm (norm + toeslag – leeftijdsverlaging) voor een alleenstaande van 21 jaar, zijnde 60% (50% + 20% –10%) van de gehuwdennorm;

  • Alleenstaande ouder van 18 t/m 20 jaar: de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder van 21 jaar: 70% van de gehuwdennorm aangevuld met de ALO-kop (alleenstaande ouderkop);

  • Gehuwden/samenwonenden met of zonder kinderen en een of beide partners jonger dan 21 jaar: de bijstandsnorm voor een gehuwde van 21 jaar, zijnde 100% van de gehuwdennorm.

    LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.

2.1.4 Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.

2.1.5 Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (artikel 55 Participatiewet ; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

NB. De uitvoering geschiedt door de RSD de Liemers.

B080 – Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in een inrichting

2.2.1 Voorliggende voorziening

Indien er sprake is van een situatie waarin een 18 tot en met 20-jarige diens onderhoudsrecht jegens zijn ouders ten gelde kan maken, dan kan achteraf middels verhaalsrecht de kosten van bijzondere bijstand op de ouders worden verhaald. Het ontbreken van voldoende middelen bij de ouders staat bijstandsverlening niet in de weg.

2.2.2 Recht op bijstand

Jongeren van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand (artikel 13 lid 2 onderdeel a Participatiewet In hun algemene kosten van het bestaan wordt in beginsel voorzien door de inrichting waarin zij verblijven. Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting. De bijstand die, rekening houdend met deze onderhoudsplicht, moet worden verleend, zal in voorkomende gevallen minder bedragen dan het voorgestelde landelijke normbedrag als bedoeld in artikel 23 Participatiewet. Een juiste aansluiting op de bestaanskosten van de betrokkene en de ouderlijke onderhoudsplicht kan dus alleen worden bereikt door de hoogte van de bijstand geheel af te stemmen op de individuele omstandigheden van de betrokkene. Daarvoor vormt de bijzondere bijstand het aangewezen instrument (zie ook TK 2002–2003, 28 870, nr. 3, p. 43–45).

2.2.3 Hoogte van de bijzondere bijstand

Wordt bijzondere bijstand voor zak– en kleedgeld verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, dan wordt de hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 12 Participatiewet) in beginsel afgestemd op de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 18 t/m 20 jaar die niet in een inrichting verblijven (artikel 20 Participatiewet).

LET OP: Eventueel door de ouders voor de jongere ontvangen kinderbijslag, moet in mindering worden gebracht. Bij plaatsing in een voorziening ingevolge de Jeugdwet is zak– en kleedgeld in de dagprijs begrepen.

2.2.4 Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend. Er ontstaat jegens de ouders van belanghebbende verhaalsrecht, waarbij de kosten van bijstandsverlening in beginsel voor rekening van de ouders komen.

2.2.5 Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting artikel 55 Participatiewet; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

2.3 B081 – Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren

Er geldt geen bijzondere procedure. In het geval bijzondere bijstand is verleend aan een 18, 19 of 20 jarige met toepassing van artikel 12 onder Participatiewet wordt deze bijstand op grond van artikel 61 lid 1 Participatiewet verhaald op diens onderhoudsplichtige ouders.

De Uitvoering van B080 en B081 geschiedt door de RSD.

2.4 B083 – Ouderbijdrage voor residentiële opvang kinderen (conform Jeugdwet)

2.4.1 Voorliggende voorziening

Er bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening, de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW), moet worden aangemerkt als een passende en toereikende voorziening in de zin van de Participatiewet. (Rb Leeuwarden, 17–03–1999, nr 97/1019, JABW 9–1999–nr.81

2.4.2 Recht op bijstand

De wijze waarop de ouderbijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit eigen middelen waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene

kinderbijslagwet (AKW).

Echter, omdat de onderhoudskosten in het betreffende kwartaal betaald moeten zijn om aanspraak te kunnen maken op kinderbijslag, kan in voorkomende gevallen eenmalig bijzondere bijstand worden verleend voor (de eigen bijdrage in) de onderhoudskosten van uit huis geplaatste kinderen. Dit kan zich alleen voordoen bij gehuwden met een of meer kinderen of bij een alleenstaande ouder die naast de een of meer uit huis geplaatste kinderen nog de volledige zorg heeft over een ander ten laste komend kind. De als alleenstaande aan te merken ouder is nl. vrijgesteld van de betaling van de ouderbijdrage.

2.4.3 Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de eenmalige bijzondere bijstand wordt afgestemd op de (eigen bijdrage in) de te maken onderhoudskosten voor het uit huis geplaatste kind in het lopende kwartaal.

2.4.4 Vorm van de bijstand

De eenmalige bijzondere bijstand voor (de eigen bijdrage in) de onderhoudskosten van de uit huis geplaatste kinderen wordt verstrekt om niet.

2.5 B084 – Baby–uitzet

2.5.1 Omschrijving van de kosten

De kosten van een babyuitzet in verband met de geboorte van een kind.

De kosten voor een babyuitzet behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Het is een eigen verantwoordelijkheid om in deze kosten te voorzien.

Daarom bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

Het niet kunnen reserveren vanwege schulden is geen bijzondere omstandigheid om tot verlening van bijzondere bijstand over te gaan.

Als men dat door omstandigheden niet heeft kunnen reserveren, kan verwezen worden naar 2e-handszaken, Marktplaats, particuliere en charitatieve initiatieven die overal aanwezig zijn.

2.6 B088 – Stookkosten

2.6.1 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie B3.2). Voor stookkosten is er géén sprake van een voorliggende voorziening.

2.6.2 Recht op bijstand

Stookkosten behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan.

Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten

2.7 B096 – Bewassing en kledingslijtage

2.7.1 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie B3.2). Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage is er géén sprake van een voorliggende voorziening. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering wel recht op incontinentie–absorptiemiddelen.

2.7.2 Recht op bijzondere bijstand

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien:

  • als gevolg van lichamelijke gebreken of het extra wassen als gevolg van het noodzakelijk gebruik van zalf sprake is van meer dan normale slijtage.

Het voorgaande is geen limitatieve opsomming van situaties waarin recht bestaat op bijzondere bijstand voor de kosten van bewassing en ten gevolge van kledingslijtage. Het betreft slechts een beleidsregel. Zowel op grond van de artikel 35 lid 1 Participatiewet als op grond van artikel 4:84 Awb kan en moet in individuele gevallen worden afgeweken.

2.7.3 Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de voor bijzondere bijstand in aanmerking komende waskosten wordt bepaald aan de hand van de NIBUD–Prijzengids.

Meerkosten van kleding wordt bepaald onder aftrek de richtprijs voor een kledingpakket op grond van de NIBUD–Prijzengids bij een inkomen op bijstandsniveau resp. het voor de andere inkomensklasse gebruikelijke bedrag voor kleding op grond van het NIBUD–Budgethandboek.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.

2.7.4 Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.

2.7.5 Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de volgende verplichting verbonden:

  • Bestedingsverplichting (artikel 55 Participatiewet zie B5.9): de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

3 Voorzieningen voor verzorging en hulp

3.1. B086 – Verzorging en hulp

3.1.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende

voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de WLZ, de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wmo als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd.

De kosten voor ondersteuning en zorg komen dan ook niet in aanmerking voor bijzondere bijstandsverlening. Ook de eigen bijdrage opgelegd door het CAK, komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De eigen bijdrage is afgestemd op het inkomen van de belanghebbende. Mensen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm betalen een minimale bijdrage.

3.1.2. Collectieve ziektekostenverzekering als voorliggende voorziening voor de eigen bijdrage

Duiven heeft een collectieve ziektekostenverzekering bij Menzis afgesloten voor haar inwoners met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm. Is men verzekerd bij deze collectieve verzekering van Menzis, dan kan men de kosten van de eigen bijdrage Wmo opgelegd door het CAK declareren bij deze collectieve verzekering. Dit geldt als een extra service voor de Duivense inwoners met een minimuminkomen.

Heeft men elders een ziektekostenverzekering afgesloten, is er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten eigen bijdrage Wmo opgelegd door het CAK. Het is immers een eigen keuze om zich bij de collectieve verzekering Menzis of elders te verzekeren.

Voor de eigen bijdrage WLZ is het niet mogelijk deze kosten te declareren bij Menzis. De eigen bijdrage is overigens geheel afgestemd op het inkomen van de belanghebbende en wordt geacht uit het inkomen te worden voldaan.

4. Voorzieningen voor wonen

4.1. B101 - Duurzame gebruiksgoederen/inrichtingskosten

4.1.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie paragraaf B3.3). Een lening van een commerciële bank of de Kredietbank Nederland wordt gezien als een voorliggende voorziening. In sommige gevallen kan de Wet Maatschappelijke Ondersteuning een voorliggende voorziening zijn. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin vloerbedekking moet worden vervangen omdat de belanghebbende last heeft gekregen van Cara (astma).

Ook collectieve voorzieningen als Ruil- en reparatiebeurs en de Weggeefhoek worden gezien als voorliggende voorzieningen, waar men eerst naar verwezen kan worden. Als het daar niet mogelijk is de benodigde goederen te laten repareren of te verkrijgen, kan bekeken worden of bijzondere bijstand tot de mogelijkheden behoort.

4.1.2. Recht op bijstand

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren.

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. In dat geval wordt bijzondere bijstand verleend, ook als dit bijstand betekent in aanvulling op een voorliggende voorziening. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich nog geen bijzondere omstandigheid.

De volgende omstandigheden kunnen mogelijk wel als bijzonder worden aangemerkt:

  • Bij een noodzakelijke verhuizing. Als noodzakelijke verhuizing wordt aangemerkt een verhuizing die het gevolg is van een verhuisverplichting in verband met de verstrekking van een woonkostentoeslag (WKT; zie ook B7.17.2). Gelet op de voor verhuizing aanwezige hoge woonlasten in combinatie met de relatief korte periode waarbinnen de verhuizing moet plaatsvinden kan onvoldoende worden gereserveerd voor de noodzakelijke stoffering van deze nieuwe woning. Zie tabel 9 van de NIBUD–Prijzengids voor de kostensoorten die worden begrepen onder stoffering. Zie in dit verband ook onderdeel 6 van deze paragraaf voor de verhuiskosten zelf. In beginsel wordt er vanuit gegaan dat in de rest van de inrichting reeds is voorzien.

  • Bij een eerste huisvestiging na het verlaten van een AZC. Gelet op het eerder genoten zak- en kleedgeld vanuit het COA was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting.

Indien belanghebbende recht heeft op een individuele inkomens toeslag (zie paragraaf B8.2) is er niet langer meer sprake van een bijzondere omstandigheid ten aanzien van het niet meer kunnen reserveren.

4.1.3. Overige regelingen

4.1.3.1.Reparatiekosten

Als een aanvrager meedeelt een defecte televisie, wasmachine, koelkast of (gas)fornuis te bezitten, wordt de aanvrager eerst verwezen naar de ruil- en reparatiekring de Liemers. Indien reparatie daar niet mogelijk is wordt verwezen naar een reparatiebedrijf. Als het reparatiebedrijf oordeelt dat reparatie lonend is, gaat het bedrijf direct tot reparatie over. Reparatie is lonend indien de te verwachten resterende levensduur meer bedraagt dan twee jaar en de kosten van reparatie niet meer bedragen dan 30% van de waarde van een nieuw apparaat. Hierbij de Nibud-prijzen hanteren.

Bovengenoemde werkwijze geldt voor die gevallen waarin leenbijstand kan worden verstrekt. Voorrijkosten en onderzoekskosten komen voor rekening van de gemeente (bijzondere bijstand).

4.1.3.2. Verwijderingsbijdrage

De kosten van verwijderingsbijdrage kunnen eveneens in aanmerking komen voor leenbijstand, mits deze kosten de te hanteren Nibud-prijzen niet overschrijden en er geen mogelijkheid is voor een lening bij de Kredietbank Nederland.

4.1.3.3.Uitsluiting personen, die onlangs individuele inkomenstoeslag hebben ontvangen.

Bij personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die een individuele inkomenstoeslag hebben ontvangen, wordt eerst onderzocht of het bedrag aan individuele inkomenstoeslag toereikend is om de noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen te kunnen betalen. Zo niet, dan kan men voor het resterende bedrag verwezen worden naar de Kredietbank Nederland. Als een lening daar niet mogelijk is kan eventueel leenbijstand worden verstrekt.

4.1.4. Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de NIBUD–Prijzengids. Indien de belanghebbende de kosten van de betreffende goederen niet in redelijkheid kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken.

Bij complete woninginrichting (inclusief de stofferingkosten met een maximum van € 1350,00) wordt in afwijking van tabel 17 van de NIBUD–Prijzengids uitgegaan van 45% van de daargenoemde bedragen, omdat belanghebbende geacht kan worden sommige goederen tweedehands aan te kunnen schaffen.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.

4.1.5. Vorm van de bijzondere bijstand

De bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een geldlening. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken.

Zo mogelijk wordt de bijzondere bijstand geheel of gedeeltelijk direct betaald aan de leverancier(s) van de goederen. Dit om te voorkomen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteed of dat het een negatief banksaldo aanvult zonder dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten kan aanwenden.

De bijstand voor de overige inrichtingskosten wordt in beginsel om niet verleend, tenzij zich ten aanzien van de belanghebbende omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 48 lid 2 Participatiewet.

4.1.6. Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting ( artikel 55 Participatiewet zie paragraaf B5.9) en de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

Voor specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening zie B9.2.9.

4.2. a B102 – Verhuiskosten

4.2.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende

voorziening artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie B3.2). Denk in dit geval aan:

  • De Wmo. Bijvoorbeeld als de verhuizing medisch noodzakelijk is in verband met een handicap van de betrokkene.

  • De werkgever. Bijvoorbeeld als krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst een tegemoetkoming in verhuiskosten betaald wordt door de werkgever.

  • Een geldlening bij een kredietverlenende instantie of de Kredietbank Nederland.

4.2.2. Recht op bijstand

De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (zie CRvB 20–04–1999, nr. 97/6694 ABW). Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien:

de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten.

Bijstand voor de verhuiskosten is alleen mogelijk bij de gemeente van waaruit men vertrekt.

4.2.3. Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan:

  • de werkelijke gemaakte kosten van huur van een aanhanger of busje (incl. brandstofkosten).

4.2.4. Vorm van de bijzondere bijstand

De bijstand wordt om niet verstrekt.

4.2.5. Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan belanghebbende worden de volgende verplichtingen ( artikel 55 Participatiewet zie paragraaf B5.9) opgelegd:

  • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen.

  • De verplichting om betalingsbewijzen te bewaren voor de duur van twee jaar om bij een controle achteraf vast te kunnen stellen of de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

    In geval van schulden of het dreigen van schulden kan belanghebbende verplicht worden mee te werken aan het verrichten van betalingen uit zijn naam van de verleende bijstand aan de leverancier van de goederen of diensten.

4.2 b B102 – Stofferingskosten

4.2.6. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende

voorziening artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie B3.2). Denk in dit geval aan:

  • De Wmo. Bijvoorbeeld als de verhuizing medisch noodzakelijk is in verband met een handicap van de betrokkene.

  • De werkgever. Bijvoorbeeld als krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst een tegemoetkoming in verhuiskosten betaald wordt door de werkgever.

  • Een geldlening bij een kredietverlenende instantie of de Kredietbank Nederland.

4.2.7. Recht op bijstand

De stofferingskosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (zie CRvB 20–04–1999, nr. 97/6694 ABW). Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien:

de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten.

Bijstand voor stofferingskosten is alleen mogelijk bij de gemeente waar men gaat wonen.

4.2.8. Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijstand voor stofferingskosten is gelijk aan:

- de kosten van stoffering, behang en verf zoals opgenomen in de NIBUD–Prijzengids (tabel 9 met een maximum van € 1350,00). Bij een totale woninginrichting (zie B101) is dit bedrag van maximaal € 1350,00 aan stofferingkosten inbegrepen).

4.2.9. Vorm van de bijzondere bijstand

De bijstand wordt om niet verstrekt.

4.2.10. Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan belanghebbende worden de volgende verplichtingen ( artikel 55 Participatiewet zie paragraaf B5.9) opgelegd:

  • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen.

  • De verplichting om betalingsbewijzen te bewaren voor de duur van twee jaar om bij een controle achteraf vast te kunnen stellen of de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

    In geval van schulden of het dreigen van schulden kan belanghebbende verplicht worden mee te werken aan het verrichten van betalingen uit zijn naam van de verleende bijstand aan de leverancier van de goederen of diensten.

4.3. B103 – Eerste huur (van de lopende maand) en administratiekosten

4.3.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie B3.2). Denk in dit geval aan

  • een geldlening bij een kredietverstrekkende instantie.

4.3.2. Recht op bijstand

1e huur , administratiekosten en waarborgsom

  • Voor de 1e maandhuur (van de lopende maand) en de administratiekosten wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt, tenzij men had kunnen reserveren voor deze kosten. Wanneer had men kunnen reserveren? Wanneer men ruimschoots van te voren wist dat men zou gaan verhuizen en men voldoende middelen had om voor deze kosten te kunnen reserveren. Dit laatste is weer afhankelijk van de financiële situatie van betrokkene. Wanneer betrokkene kan aantonen dat de aflossingscapaciteit al is aangewend voor het betalen van schulden, kan worden gesteld dat er geen aflossingscapaciteit is geweest, voor zover deze schulden niet zijn ontstaan door ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid.

    Wanneer men wel heeft kunnen reserveren en men heeft dit nagelaten, dan kan er een leenbijstand worden toegekend voor deze kosten o.g.v. artikel 48, lid 2 onderdeel b Participatiewet (ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid). De aflossingsverplichting bedraagt 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • Het vorenstaande is ook van toepassing in het geval men met dubbele huur wordt geconfronteerd bij een verhuizing.

  • Wanneer men in de loop van de maand een woning aanvaardt krijgt men geen huurtoeslag. Wel is het mogelijk om eventueel woonkostentoeslag te verstrekken. In dat geval wordt de woonkostentoeslag niet aan betrokkene uitbetaald, maar als aflossing in mindering gebracht op de verstrekte leenbijstand. Wanneer de bijstand om niet wordt verstrekt, is een woonkostentoeslag natuurlijk niet aan de orde.

  • Voor de waarborgsom wordt nooit bijzondere bijstand om niet verstrekt, omdat men de waarborgsom altijd weer terugkrijgt op het moment dat men de woning verlaat en deze netjes achterlaat. Hiervoor kan o.g.v. artikel 48, lid 2 onderdeel c Participatiewet een leenbijstand worden verstrekt.

4.4. B145 – Berekening woonkostentoeslag huurders

4.4.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie B3.2). Denk in dit geval aan:

  • de Wet op de huurtoeslag.

4.4.2. Recht op bijstand

De betaling van vaste lasten, zoals woonlasten, behoort tot de algemene kosten van dagelijks bestaan. Bijstandsverlening is hier in beginsel niet voor mogelijk, daar de norm geacht wordt voldoende te zijn om te kunnen voorzien in deze kosten.

Het is echter mogelijk dat iemand te maken krijgt met een scherpe inkomensdaling, maar door omstandigheden geen huurtoeslag kan krijgen. Dit kan zijn omdat de woning waarin wordt gewoond een te hoge huur heeft om voor huurtoeslag in aanmerking te komen. Om te voorkomen dat iemand noodgedwongen het huis moet verlaten, kan het college ervoor kiezen om gedurende een periode van maximaal 1 jaar voor de woonkosten bijstand te verlenen. Daarna zal het college moeten

beoordelen of belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen.

De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt.

4.4.3. Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de woonsituatie en- kosten. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, stel de hoogte hiervan dan vast op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.

De standaard berekeningsmethode van Kluwer Schulinck wordt gehanteerd. Zie het Formulier woonkostentoeslag.

Let op! Als de woonkostentoeslag langer dan een half jaar loopt, dan zal er over de buitenliggende periode een aparte berekening gemaakt moeten worden om de hoogte van de woonkostentoeslag over deze periode te bepalen.

Draagkracht

Voor wat betreft de draagkracht uit inkomen wordt in afwijking van richtlijn B137 het inkomen boven 100% van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt.

4.4.4. Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.

4.4.5. Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan de verlening van de bijzondere bijstand worden de volgende verplichtingen (artikel 55 Participatiewet; zie paragraaf B5.9) verbonden:

  • Een verhuisverplichting: de belanghebbende stelt alles in het werk om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het beste overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden. De verhuisverplichting is van toepassing wanneer de huur boven de subsidiabele huurgrens uitkomt.

  • De belanghebbende is verplicht zich bij minimaal 1 woningbouwvereniging in te schrijven én om minimaal 1 x per maand te reageren op twee passende huurwoningen in de regio.

4.5. B146 – Berekening woonkostentoeslag eigenaren

4.5.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet zie B3.2). Denk in dit geval aan:

  • Een lening bij een kredietverlenende instantie of de Kredietbank Nederland, waarmee overwaarde geconsumeerd kan worden of de maandlasten verlaagd kunnen worden.

4.5.2. Recht op bijstand

De betaling van vaste lasten, zoals woonlasten, behoort tot de algemene kosten van het dagelijks bestaan. Bijstandsverlening is hier in beginsel niet voor mogelijk, daar de norm geacht wordt voldoende te zijn om te kunnen voorzien in deze kosten.

Het is echter mogelijk dat iemand te maken krijgt met een scherpe inkomensdaling, maar daardoor zijn vaste woonlasten voor de eigen woning niet meer kan voldoen. Dit kan zijn omdat de hypotheek (en eventuele verplichte aflossing dan wel verzekering) berekend zijn op een hoger inkomen per maand en niet passen bij een bijstandsnorm. Om te voorkomen dat iemand noodgedwongen het huis moet verlaten, kan het college ervoor kiezen om gedurende een periode van maximaal 1 jaar voor de woonkosten bijstand te verlenen. Daarna wordt zal het college moeten beoordelen of belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen.

Vanzelfsprekend gaat het hier om een woning waar de eigenaar ook daadwerkelijk woont en niet om een 2e (of 3e) woning.

De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn:

  • De rente die verband houdt met de woning.

    • -

      Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht.

    • -

      Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.

    • -

      De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

  • Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:

    • -

      rioolrechten;

    • -

      eigenaarsdeel waterschapslasten;

    • -

      erfpachtcanon;

    • -

      premies van verzekeringen tegen brand– en stormschade (alleen voor de opstallen);

    • -

      eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).

  • Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud

    • -

      Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk).

    • -

      Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.

      Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet–noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.

4.5.3. Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de woonsituatie en- –kosten. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, stel de hoogte hiervan dan vast op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens. De standaard berekeningsmethode van Kluwer Schulinck wordt gehanteerd. Zie het Formulier woonkostentoeslag.

Let op! Als de woonkostentoeslag langer dan een half jaar loopt, dan zal er over de buitenliggende periode een aparte berekening gemaakt moeten worden om de hoogte van de woonkostentoeslag over deze periode te bepalen.

Draagkracht

Voor wat betreft de draagkracht uit inkomen wordt in afwijking van richtlijn B137 het inkomen boven 100% van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt.

4.5.4. Vorm van de bijzondere bijstand

Bijstandsverlening is in beginsel om niet. Als er sprake is van overwaarde in de woning, boven het bedrag van vrij te laten vermogen (artikel 34 lid 2 sub d Participatiewet artikel 34 lid 3 Participatiewet, dan dient voor het meerdere deel een krediethypotheek gevestigd te worden, tenzij:

  • 1.

    De te verstrekken bijstand over een periode van een jaar, te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan het netto minimumloon per maand (inclusief vakantiebijslag), én

  • 2.

    Het vermogen verbonden in de woning hoger is dan het vermogen genoemd in artikel 34 lid 2 onderdeel d Participatiewet.

4.5.5. Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan de verlening van de bijzondere bijstand worden de volgende verplichtingen ( artikel 55 Participatiewet, zie paragraaf B5.9) verbonden:

  • Een verhuisverplichting: de belanghebbende stelt alles aantoonbaar in het werk om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het beste overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden. Belanghebbende is verplicht zijn koopwoning tegen een marktconforme, reële verkoopprijs te koop te zetten (kan onderbouwd worden door twee waardebepalingen van erkende taxateurs) en zich bij minimaal 1 woningbouwvereniging in te schrijven. Belanghebbende krijgt de verplichting opgelegd om minimaal 1 keer per maand te reageren. (zie CRvB 25-11-1997, JABW 1998/20)van het pand moeten overleggen.

5. Kosten uit maatschappelijke zorg

5.1. Omschrijving van de kosten

De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar de inrichting waar de gedetineerde verblijft.

5.2. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening artikel 15 Participatiewet ; zie ook paragraaf B3.3). Voor zover bekend is er geen voorliggende voorziening.

5.3. Recht op bijzondere bijstand

De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht indien:

  • De gedetineerde behoort tot het gezin (zie paragraaf B1.8) van belanghebbende, en;

  • De gedetineerde verblijft in een Huis van Bewaring of in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof), en;

  • De inrichting buiten de gemeente, maar binnen Nederland is gelegen (zie ook paragraaf B3.2 onderdeel 2.3; indien de inrichting buiten Nederland is gelegen worden de reiskosten tot de grens vergoed op basis van de tarieven voor openbaar vervoer).

5.4. Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzonder bijstand is gelijk aan goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject. De kosten van één reis per maand voor 2 personen of één reis per 14 dagen voor 1 persoon komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen (artikel 35 lid 1 Participatiewet ) in mindering gebracht. Zie voor de gemeentelijke beleidsregels inzake het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen paragraaf B7.3.

Eveneens wordt het normbedrag voor vervoer (zie Nibudlijst) wat in de bijstandsnorm is inbegrepen, in mindering gebracht op de te verlenen bijstand.

5.5. Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.

5.6. Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Naast de algemene verplichtingen wordt op grond van artikel 55 Participatiewet een bestedingsverplichting opgelegd. Tevens moeten vervoers- of bezoekbewijzen worden overgelegd binnen 5 werkdagen na de aangevraagde bezoekdatum, ter controle van de bestedingsverplichting. Zie paragraaf B5.10 voor de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.

5.7. B085 maaltijdvoorziening

In sommige situaties kunnen personen, met name ouderen, aangewezen zijn op de verzorging van de warme maaltijd door derden. Maaltijden worden thuisbezorgd die in de magnetron opgewarmd worden. Mikado (in samenwerking met de SWOA) verzorgt in Duiven al jaren deze maaltijdvoorziening. Mikado zorgt ook voor de indicatiestelling. De personen met een indicatie kunnen een reductie op de maaltijd krijgen.

5.7.1. Voorliggende/algemene voorziening

In het algemeen bieden steeds meer winkels/supermarkten kant- en klare maaltijden tegen gangbare prijzen aan (eventueel worden boodschappen ook thuisbezorgd). Bovendien beschikt iedereen over een magnetron. Dit kan als algemene en/of voorliggende voorziening worden aangemerkt.

Bijstandsverlening voor of reductie op deze maaltijdvoorziening is in de regel ook niet meer mogelijk. Alleen voor degenen die nu een indicatie hebben voor de reductie blijven deze behouden. Voor nieuwe aanmeldingen is geen reductie meer mogelijk.

5.7.2. Uitzondering/ recht op bijstand

Wanneer men is aangewezen op een dieet, welke maaltijden niet normaal verkrijgbaar zijn of er is sprake van bijzondere omstandigheden, is reductie (bijzondere bijstand) op de maaltijdprijs van deze voorziening mogelijk. Alleen voor bestaande situaties wordt de reductie nog verstrekt.

5.7.3. Voorwaarden

  • Om voor bijzondere bijstand/reductie in aanmerking te komen, moet eerst onderzocht worden of er geen andere mogelijkheden zijn, zoals hierboven aangegeven. Vervolgens dient er een indicatie gesteld te worden door MIKADO voor de maaltijden verstrekt door MIKADO. Op de kosten wordt de eigen bijdrage per maaltijd in mindering gebracht. Hiervoor de bedragen hanteren die door het NIBUD zijn berekend.

  • Alleen wanneer de maaltijden worden geleverd door MIKADO wordt de eventuele draagkracht opgesoupeerd door de eigen bijdrage van de maaltijdprijs.

  • Wanneer de maaltijden verstrekt en geïndiceerd worden door MIKADO ontvangen de aanvragers zelf geen bijzondere bijstand maar betalen een gereduceerde maaltijdprijs aan SWOA waarvoor de aanvragers een machtiging hebben getekend.

  • De reductie op de maaltijd (werkelijke maaltijdprijs minus eigen bijdrage en eventuele draagkracht maaltijdprijs) wordt door de gemeente rechtstreeks overgemaakt aan SWOA

  • Volgens de NIBUD is de eigen bijdrage van een maaltijdprijs man/vrouw > 65 jaar van 2015 € 2,11.

5.7.4. Maaltijdprijzen en eigen bijdrage 2015

3 gangen maaltijdprijzen MIKADO:

  • Koelvers € 7,76

  • Vriesvers € 8,14

  • MIKADO berekend geen meerkosten voor een bepaald dieet zoals vetarm, zoutarm en suikervrij etc.

  • De eigen bijdrage maaltijdprijs voor personen van 65 jaar en ouder in 2015 is volgens NIBUD € 2,11.

  • De bijstand wordt om niet toegekend.

5.8. B087 – Communicatie en signalering, waaronder persoonsalarmering

5.8.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Er bestaat daarom geen afzonderlijk recht op bijzondere bijstand voor deze kosten.

6. Financiële transacties

6.1. Kosten bewindvoering en verplicht budgetbeheer

6.1.1. Omschrijving van de kosten

De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken onder bewindstelling en verplicht budgetbeheer.

6.1.2. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie ook B3.2). Hiervan is sprake als:

  • de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP, dan geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening.

6.1.3. Recht op bijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld én de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) zijn vastgesteld. Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

Hoogte van de bijzondere bijstand

Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking (zie hiervoor 'Taken– en tarievenlijst beroepsbewindvoerders' die door het LOVCK in overleg met de brancheorganisatie voor bewindvoerders tot stand is gekomen, zoals hierboven is weergegeven).

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.3, in mindering gebracht.

6.1.4. Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend.

6.1.5. Uitvoering

Bij de aanvraag dient een kopie van de rechterlijke uitspraak waarin de instelling/persoon wordt aangewezen als wettelijk vertegenwoordiger te worden gevoegd.

Bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten maximaal ter hoogte van de van toepassing zijnde tarieven zoals vermeld in de tarievenlijst van LOVCK toekennen. De bijzondere bijstand kan maandelijks worden uitbetaald. Er hoeft geen verantwoording middels door de kantonrechter (met stempel) geaccordeerde rekeningen achteraf plaats te vinden.

6.1.6. Aan de bijzondere bijstand verbonden verplichtingen

Aan de bijstandsverlening dienen de volgende verplichtingen ex artikel artikel 55 Participatiewet ; zie paragraaf B5.9) te worden verbonden:

  • De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een onderzoek omtrent diens financiële leerbaarheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onderbewindstelling overbodig te maken. De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) die als doel heeft om de bestaande schuldenproblematiek op te lossen.

6.2 Kosten vrijwillig budgetbeheer bij schulden

Er wordt geen bijzondere bijstand verleend voor vrijwillig budgetbeheer, aangezien men zich kan wenden tot de afdeling Schuldhulpverlening. Dit is een voorziening die als passend en toereikend wordt beschouwd. Tenzij er een te lange wachtlijst is of betrokkene door de rechtbank onder curatele is gesteld en door de rechtbank een bewindvoerder is aangewezen.

Belanghebbende moet zich tot de afdeling Schuldhulpverlening wenden om te bezien of deze hulp toereikend is, alvorens vrijwillig budgetbeheer via een ander als noodzakelijk kan worden beschouwd (zie CRvB 15-03-2011, nr. 09/936 WWB).

Toelichting:

Er wordt zoveel mogelijk in een voortraject / onderzoek met belanghebbende en/of diens vertegenwoordiger besproken wat het beste ondersteuningsaanbod voor de belanghebbende is. Het is ook goed mogelijk dat ondersteuning door een vrijwilliger van het project Thuisadministratie volstaat of begeleiding vanuit de Wmo. Zie verder ook ‘uitzondering verplichting bewindvoering’ onder 6.1.3.

6.2.a Vrijwillige bewindvoering of budgetbeheer indien geen sprake is van schulden.

Voor mensen met een aangetoonde verstandelijke beperking kan een verplichte bewindvoering een te zwaar middel zijn, maar is het aanstellen van een bewindvoerder wel noodzakelijk om schulden of een problematisch financiële situatie te voorkomen. In die gevallen kan op een onderbouwd advies door een daartoe gespecialiseerder hulpverlener wel ‘vrijwillige’ bewindvoering worden toegepast. Hiervoor is bijzondere bijstand mogelijk, uiteraard nadat eerst is vastgesteld dat er niemand vanuit het eigen netwerk in staat is deze taak op zich te nemen en er geen andere oplossingen aanwezig zijn.

6.3 Kosten beheer voor een Pgb (persoonsgebonden budget).

Vanaf 2015 wordt in Duiven geen Pgb toegekend aan personen die niet in staat zijn een Pgb te beheren. Dat geldt zowel voor de Wmo als voor de Jeugdwet. Bovendien worden de Persoonsgebonden budgetten in de zorg vanaf januari 2015 uitgekeerd en beheerd door de SVB, zodat er geen enkele noodzaak aanwezig is om bijstand te verlenen voor de beheerskosten van een Pgb.

Bijstandverlening voor de kosten van het beheer voor een Pgb is dus niet mogelijk, ook niet als deze taak door een verplicht aangestelde bewindvoerder moet worden uitgevoerd . ( Zie ook uitspraak Centrale Raad van Beroep Centrale Raad van Beroep, 21-05-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1655 (gemeente Amsterdam) In deze uitspraak worden de beheerskosten voor het Pgb door een bewindvoerder als diens normale werkzaamheden beschouwd, waardoor bijstandverlening niet aan de orde is.

6.4 B165 – Kosten mentorschap

6.4.1. Voorliggende voorziening

Voor de kosten van mentorschap is er géén sprake van een voorliggende voorziening.

6.4.2. Recht op bijzondere bijstand

Voor de kosten in verband met mentorschap bestaat recht op bijzondere bijstand overeenkomstig de LOVCK-lijsten.

De algemene bijstand voorziet niet in de kosten van mentorschap. In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Als de kantonrechter geen beloning heeft vastgesteld voor de werkzaamheden van de mentor, is belanghebbende de mentor geen beloning verschuldigd. De kosten doen zich dan dus niet voor en er is geen aanleiding bijzondere bijstand te verlenen.

Bijzondere bijstand voor de kosten (beloning) van een professionele mentor is wel mogelijk als dit conform de uitspraak van de kantonrechter is. Een professionele mentor moet vooraf een begroting aanleveren bij de kantonrechter ter goedkeuring.

Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor de beloning van een professionele mentor moet altijd de door de kantonrechter goedgekeurde begroting bijgevoegd worden.

6.5 B077 – Kosten curatele

6.5.1 Omschrijving van de kosten

De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele.

6.5.2 Voorliggende voorziening

Voor de kosten van curatele is er géén sprake van een voorliggende voorziening.

6.5.3 Recht op bijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van curatele die door de Kantonrechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.

6.5.4 Hoogte van de bijzondere bijstand

Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.

6.5.5 Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend.

6.5.6 Aan de bijzondere bijstand verbonden verplichtingen

Aan de bijstandsverlening dienen de volgende verplichtingen ex artikel artikel 55 Participatiewet ; zie paragraaf B5.9) te worden verbonden:

  • De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een onderzoek omtrent diens financiële leerbaarheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onderbewindstelling overbodig te maken.

  • De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) die als doel heeft om de bestaande schuldenproblematiek op te lossen.

6.6 B078 – Kosten rechtsbijstand

6.6.1 Omschrijving kosten

Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht.

6.6.2 Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie ook B3.2). Denk in dit verband aan:

  • Wet op de rechtsbijstand (Wrb).

    Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (excl. de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. Zie ook B7.7.

  • Wet tarieven burgerlijke zaken voor de indebetstelling. Zie ook B7.7.

    Een rechtsbijstandsverzekering.

    Indien belanghebbende over zo'n verzekering beschikt is het een voorliggende voorziening. Het feit dat de belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.

6.6.3 Recht op bijzondere bijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend, voor zover voormelde voorliggende voorziening niet geheel toereikend is met betrekking tot het griffierecht en de eigen bijdrage.

Om voor bijstand in aanmerking te komen is men verplicht een diagnosedocument van het Juridisch loket op te vragen en als bewijs te overleggen. Dit diagnosedocument bepaalt de noodzaak. Ook de eigen bijdrage voor verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur (zie B7.7) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

  • Reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen.

    In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn.

  • De kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb .

6.6.4 Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen.

Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (limitatieve opsomming):

  • Griffierechten;

  • Uittreksels uit de openbare registers;

  • Rolverrichtingen van de deurwaarder in kantongerechtzaken.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.

6.6.5 Vorm bijzondere bijstand

Verleen de bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in beginsel om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet ). Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verleen de bijzondere bijstand dan in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b Participatiewet ; zie ook B9.2).

6.6.6 Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere

bijstand:

  • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen;

  • De verplichting om betalingsbewijzen te overleggen;

  • De verplichting om het vonnis te overleggen;

  • De verplichting om, indien mogelijk, te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten;

  • Indien nodig: specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht (zie B9.2).

7 Uitstroombevordering

7.1 B089 – Reiskosten woon–werkverkeer (verwervingskosten)

7.7.1. Omschrijving van de kosten

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer voor zover betrokkene een (gedeeltelijke) Participatiewet-uitkering ontvangt. Indien noodzakelijk kan het college re-integratiemiddelen inzetten voor deze kosten. Deze vallen onder verantwoordelijkheid van de RSD.

Bovendien is bij deze reiskosten sprake van een voorliggende voorziening in de vorm van teruggave via de belastingen of via de werkgever waarvoor de reiskosten worden gemaakt.

Bijzondere bijstand voor deze kosten is dus niet meer mogelijk.

7.2 B092 – Reiskosten bezoek Werkplein (UWV)

7.2.1 Omschrijving van de kosten

De kosten voor het vervoer van het woonadres van belanghebbende naar het UWV.

7.2.2 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 Participatiewet; zie ook B3.2). Voor de reiskosten van het bezoek aan het Werkplein is er géén sprake van een voorliggende voorziening.

7.2.3 Recht op bijstand

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. op het UWV.

Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

7.3 B098 – Kosten van scholing en opleiding en verwervingskosten

7.3.1 Voorliggende voorziening

In beginsel wordt de inzet van re–integratiemiddelen vanuit het Participatiebudget als voorliggend beschouwd ten opzichte van verstrekking van bijzondere bijstand.

7.3.2 Recht op bijstand

Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing en verwervingskosten wordt geen bijzondere bijstand verleend.

8. Medische dienstverlening

c8.1. B068 – Adresgegevens zorgverzekeraars

Voor de contactgegevens van zorgverzekeraars wordt verwezen naar de desbetreffende websites. www.menzis.nl.

8.2. B070 – Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering

8.2.1. Voorliggende voorziening

Er is géén sprake van een voorliggende voorziening in de zin van artikel 15 Participatiewet .

8.2.2. Recht op bijstand

Hoewel belanghebbenden het wettelijke recht hebben op keuze vrijheid van hun zorgverzekeraar (en de daarbij behorende zorgpakketten), komt de premie voor een (aanvullende) zorgverzekering in beginsel niet in aanmerking voor bijstandsverlening. De kosten van een aanvullende zorgverzekering zijn vrijwillig te maken kosten waarvan niet kan worden gezegd dat deze kosten noodzakelijke kosten van het bestaan zijn in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet (zie CRvB 07–01–2003, nrs. 00/6132 NABW e.a. en CRvB 08–03–2011, nrs. 09/540 WWB e.a.). Echter, het past binnen de besparingsgedachte dat men zich verzekert voor veelvoorkomende ziektekosten. Daartoe hebben de gemeenten in de Liemers (waaronder Duiven) een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten met zorgverzekeraar Menzis. De polis van deze verzekering biedt een wettelijke basisverzekering alsmede een aanvullende ziektekostenverzekering voor de meest voorkomende ziekte- en tandartskosten. Hierbij worden ruime vergoedingen geboden voor de volgende kostensoorten:

  • Tandartskosten;

  • Fysiotherapie;

  • Hulpmiddelen zoals brillen, lenzen;

  • Etc.

Men wordt geacht adequaat verzekerd te zijn door minimaal aanvullend pakket Garantverzorgd 1 en Tandverzorgd 1 af te sluiten.

Indien bepaalde noodzakelijke kosten niet standaard vergoed worden door de basis-en/of eventuele aanvullende verzekering. kan men voorafgaand aan een medische behandeling, een machtiging aanvragen bij de ziektekostenverzekering.

8.3. B073 – Brillen en contactlenzen

De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering zijn voor de kosten van brillenglazen in beginsel aan te merken als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen. Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van brillenglazen, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is (zie CRvB 13-04-2010, nr. 08/5136 WWB).

8.3.1. Collectieve zorgverzekering

De gemeente Duiven heeft met de zorgverzekeraar Menzis voor de minima met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm een collectieve zorgverzekering afgesloten. Deelnemers aan deze collectieve zorgverzekering kunnen onder voorwaarden voor de aanschaf of vervanging van brillen (brilmonturen en of glazen) en contactlenzen via Menzis een vergoeding ontvangen op grond van het gemeente (extra) pakket. Voor kosten die voor eigen rekening van de deelnemer blijven, wordt op grond van de eerder genoemde redenen geen bijzondere bijstand verleend. Ook aan mensen die niet deelnemen aan de collectieve zorgverzekering wordt geen bijzondere bijstand verleend voor de kosten verbonden aan het aanschaffen of vervangen van brillen (brilmonturen en of glazen) en contactlenzen. Zij kunnen immers een keuze maken voor een passende ziektekostenverzekering waaronder de CZV verzekering met (extra) gemeentelijk pakket.

8.3.2. Afwijzing bij niet aanvullend verzekerd zijn

Voor klanten die niet aanvullend verzekerd zijn, geldt dat zij tekortschieten in het nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Dat is een reden om de aanvraag af te wijzen.

8.4. B074 – Overig beleid inzake medische kosten

In deze richtlijn worden de overige kaders van bijzondere bijstand voor medische kosten omschreven.

8.4.1. Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Wet langdurige Zorg (WLZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

In die gevallen dat de Rijksoverheid van mening is dat bepaalde kosten voor rekening van de burgers zelf dienen te komen, staat het de gemeente niet vrij om daarvoor in alle gevallen bijzondere bijstand te verstrekken. Daarom is bijstandsverlening voor medische kosten, zonder dat daar specifiek beleid op is geformuleerd, niet mogelijk.

8.4.2. Collectieve ziektekostenverzekering

Op basis van de collectieve ziektekostenverzekering wordt aan cliënten met een Participatiewet-uitkering en aan overige minima (met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm) een collectieve ziektekostenverzekering aangeboden. Degenen die hiervan gebruik maken zijn tegen een gereduceerd tarief zowel regulier als aanvullend verzekerd tegen ziektekosten.

Indien de belanghebbende niet gekozen heeft voor aansluiting bij de collectieve zorgverzekering maar zich elders heeft verzekerd, komt hij niet voor bijstandverlening voor medische kosten in aanmerking.

Indien geen aanvullende verzekering is afgesloten uitsluitend ter besparing van premiekosten, dient de aanvraag in beginsel te worden afgewezen (bij 100% vergoeding vanuit de collectieve zorgverzekering). Hiermee wordt aangesloten bij geldende jurisprudentie (CRvB10–01–2012, nr. 11/2185 WWB e.a.). De achterliggende gedachte is dat men bewust een risico heeft genomen om medische kosten niet te verzekeren, daarmee premievoordeel heeft ten opzichte van anderen die wel aanvullend verzekerd zijn en daarom dit risico niet op de maatschappij kunnen afwentelen.

8.4.3. Overige kostensoorten

De volgende kostensoorten hebben géén eigen richtlijn, maar behoeven wel nadere uitleg en voorwaarden. Daar waar bijstandsverlening aan de orde is, gelden de regels omtrent voorliggende voorzieningen in de zin van artikel 15 lid1 Participatiewet (zie paragraaf B3.3) en de andere richtlijnen omtrent verlening van bijzondere bijstand, onverminderd.

8.4.4. Premie aanvullende ziektekostenverzekering

Er wordt géén bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van de premie voor een aanvullende ziektekostenverzekering. Deze kosten worden geacht te behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van bestaan en passen binnen de verzekeringsgedachte dat men zich goed verzekert tegen te verwachten medische kosten. Zie ook B070.

8.4.5. Bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel

Er wordt géén bijzondere bijstand verleend voor de kosten van orthopedisch schoeisel (zie B7.5.9). De

Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt voor deze kosten gezien als passende en toereikende voorliggende voorziening. De eigen bijdrage die de Regeling zorgverzekering vraagt wordt gezien als een besparingsbijdrage waarvoor bijstandsverlening niet noodzakelijk is (de eigen bijdrage bedraagt een gemiddeld bedrag van een paar reguliere schoenen die men anders ook had moeten aanschaffen).

8.4.6. Bijzondere bijstand voor reiskosten voor medische behandelingen

Er wordt géén bijzondere bijstand verleend voor de kosten van reiskosten voor medische behandelingen (zie B7.5.10). De Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt voor deze kosten gezien als passende en toereikende voorliggende voorziening voor wat betreft zittend vervoer. Andere reiskosten in het kader van medische behandelingen behoren in beginsel tot de algemene noodzakelijke kosten van bestaan en kunnen uit de geldende bijstandsnorm voldaan worden.

8.4.7. Bijzondere bijstand voor IVF–behandelingen

Er wordt géén bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van een IVF–behandeling (zie B7.5.13). De voorliggende voorziening in de vorm van de Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt voor deze kosten gezien als passend en toereikend.

8.4.8. Bijzondere bijstand voor steunzolen

Er wordt géén buitenwettelijk beleid toegepast en geen bijzondere bijstand verstrekt voor steunzolen.

De voorliggende voorziening in de vorm van de Zorgverzekeringswet wordt voor deze kosten als passend en toereikend beschouwd.

8.4.9. Bijzondere bijstand voor gehoortoestellen

Gehoortoestellen zijn de enige uitzondering waarvoor in Duiven wel buitenwettelijk beleid wordt toegepast. De reden hiervoor is dat in Duiven het participeren in de samenleving als zeer belangrijk wordt beschouwd. Als men gehoorproblemen heeft, wordt het participeren zonder deze hulpmiddelen behoorlijk beperkt. De eigen bijdrage voor hoortoestellen blijft fors. Om te voorkomen dat minima met gehoorproblemen niet volwaardig mee kunnen doen, wordt buitenwettelijk beleid toegepast voor de kosten eigen bijdrage voor hoortoestellen.

Vanaf 1 januari 2013 geldt voor verzekerden een eigen bijdrage van 25% van de kosten van een nieuw hoortoestel vanuit de Basisverzekering. Er gelden dan geen maximale vergoedingsbedragen meer. Deze 25% eigen bijdrage wordt berekend over het totale bedrag welke de zorgverzekeraar en zorgaanbieder overeengekomen zijn voor de geleverde hoorzorg (zoals hoortoestel, oorstukjes, aanpassingskosten, nazorg) Een aanvullende verzekering vergoedt vaak een deel van de eigen bijdrage. Indien een aanvullende verzekering is afgesloten, geldt deze als een voorliggende voorziening. Alleen de eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Bij een eerste aanschaf worden behalve het toestel zelf ook de batterijen en accu’s vergoed. Hoortoestellen zijn overigens opgenomen in de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. Bijzondere bijstand voor hoortoestellen is mogelijk uitgaande van een maximumbedrag van € 800,00 per hoortoestel. Hierop wordt de vergoeding van de ziektekostenverzekering in mindering gebracht.

8.4.10. Bijzondere bijstand voor pedicurekosten

Ook voor deze kosten wordt buitenwettelijk beleid toegepast. Reden hiervoor is dat de zorgverzekering in een aantal situaties niet passend en toereikend is.

Slechts bij een zeer beperkt aantal ziektebeelden worden deze pedicurekosten vergoed terwijl er veel meer medische situaties zijn die pedicurekosten noodzakelijk maken.

Daarom wordt hier ook een uitzondering gemaakt voor mensen met zodanige beperkingen dat bijstandverlening voor pedicurekosten gerechtvaardigd is. Als de medische noodzaak is vastgesteld en er geen vergoeding mogelijk is vanuit de zorgverzekering (is voorliggend) komt men voor bijstandverlening in aanmerking van maximaal 13 behandelingen per jaar bij een erkende bij de branchevereniging aangesloten pedicure tot een bedrag van € 35,00 per behandeling.

8.5. B091 – Reiskosten bezoek zieke familieleden

8.5.1. Recht op bijstand

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel is er géén wettelijke, voorliggende voorziening voor deze kosten. Echter, er zijn wel commerciële voorzieningen die als voorliggend beschouwd kunnen worden. Denk in dit verband aan bijvoorbeeld een aanvullende ziektekostenverzekering die belanghebbende heeft afgesloten.

In bijzondere situaties kan eventueel een machtiging aan de ziektekostenverzekeraar worden gevraagd.

8.6. B151 – Dieetkosten

8.6.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende

voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). De teruggaaf van de Belastingdienst wordt gezien als een voorliggende voorziening. Deze wordt meestal achteraf vastgesteld, dus bij vaststelling gedurende het jaar dienen de kosten voor bijzondere bijstand terugvorderbaar gesteld te worden.

8.6.2. Recht op bijstand

Onder dieetkosten worden de meerkosten ten opzichte van de kosten van normale gezonde voeding verstaan, die voortvloeien uit het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Met de term voedingsupplementen worden diverse pillen, tabletten, capsules, druppels en poeders aangeduid die als aanvulling op de dagelijkse voeding bedoeld zijn.

Dieetkosten en voedingssupplementen behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekering Zvw (zie CRvB 07–09–2004, nr. 02/2162 NABW en CRvB 13– 06–2006, nr. 05/1128 NABW). Deze kunnen met betrekking tot deze kosten dan ook niet als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden aangemerkt. Dit betekent dat verlening van bijzondere bijstand mogelijk is indien wordt voldaan aan voorwaarden zoals aangegeven in B7.1.4. Zie ook B7.5.5.1, . Vaststelling van medische noodzakelijkheid zal middels een onafhankelijk medisch onderzoek moeten worden aangetoond en niet door een diëtist. Bij herhaalde aanspraak moet worden afgewogen of het eerder opgestelde medische advies voldoende actueel is. Zo niet, dan zal een nieuw medisch advies moeten worden opgesteld. Ten slotte moet er sprake zijn van feitelijke meerkosten ten opzichte van de referentievoeding.

8.6.3. Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijstand is gelijk aan meerkosten van de dieetkosten ten opzichte van de referentievoeding die is opgenomen in de Nibud–prijzengids. Deze kosten worden, indien nodig, naar rato verstrekt.

Draagkracht

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.

8.6.4. Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.

8.6.5. Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Participatiewet; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

8.7. B152 – Zelfzorgmiddelen bij chronische aandoening

8.7.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Wel is een collectieve verzekering bij Menzis afgesloten waarbij chronisch zieken die zich verzekeren voor het voor hen bestemde pakket Garantverzorgd 3 , in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding van deze zelfzorgmiddelen.

Toelichting:

Daarnaast heeft het college in het kader van het minimabeleid voor de doelgroep chronisch zieken met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm jaarlijks een bedrag van € 200,00 voor een alleenstaande en € 300,00 voor een echtpaar beschikbaar gesteld. Dit geldt als een voorliggende voorziening. Ook kan teruggave via de belastingdienst als voorliggende voorziening gelden.

Er is dus geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van zelfzorgmiddelen.

8.8. B153 – Tandheelkundige hulp

8.8.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Men wordt geacht aanvullend verzekerd te zijn voor tandartskosten.

Mensen met een minimuminkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen een collectieve verzekering afsluiten. Hierbij zijn de tandartskosten voor kinderen tot 18 jaar via de basisverzekering gedekt.

Voor 18 jaar en ouder wordt men geacht zich adequaat aanvullend te verzekeren voor tandartskosten. Het pakket Tandverzorgd kent ruime vergoedingen.

Er is dus geen recht op bijzondere bijstand voor tandartskosten.

8.9. B154 – Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

8.9.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Toelichting:

De kosten van psychiatrie en psychotherapie worden vergoed via de basisverzekering. Hiervoor geldt wel het eigen risico.

Voor hulp lichte vormen van geestelijke gezondheidszorg kan men zonder verwijzing terecht bij de praktijkondersteuner GGZ, die verbonden is aan huisartsenpraktijken. Hiervoor geldt geen eigen risico. De kosten worden volledig vergoed via de basisverzekering. Ook voor de kosten van het raadplegen van een psycholoog geldt geen eigen risico.

Er is dus geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg.

8.10. B155 – Fysiotherapie en oefentherapie

8.10.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Mensen met een minimum-inkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen zich aanvullend verzekeren bij Menzis, waarbij ruimere vergoedingen worden verstrekt voor fysiotherapie.

Er is dus geen recht op bijzondere bijstand voor fysiotherapie.

8.11. B160 – Eigen risico

8.11.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Voor de doelgroep chronisch zieken is een speciaal pakket via de collectieve verzekering ontwikkeld, waarmee het volledige verplicht eigen risico wordt herverzekerd. De gemeente betaalt deze kosten van het eigen risico als de cliënt zich verzekert voor het pakket Garantverzorgd3.

Het vrijwillig eigen risico komt nooit voor vergoeding in aanmerking en komt altijd volledig ten laste van de belanghebbende.

8.11.1.1.Gespreide betaling

Indien belanghebbende geen collectieve verzekering met pakket Garantverzorgd 3 heeft afgesloten en niet in één keer zijn Eigen Risico kan voldoen, dan kan deze doorgaans afspraken maken met diens zorgverzekering om de rekening gespreid te betalen. Attendeer zo nodig de belanghebbende hierop.

9. Overige kostensoorten

9.1. B012 Bijzondere bijstand voor legeskosten, verblijfsvergunningen en naturalisatie

De hoogte van de bedragen welke verbonden zijn aan het aanvragen, wijzigen en verlengen van verblijfsvergunningen bij de vreemdelingendienst worden regelmatig bijsgesteld en zijn digitaal te vinden op de website van de IND.

Kosten van leges en verblijfsvergunningen

De kosten van leges zijn in principe algemene bestaanskosten. Voor een eventuele toekenning kunnen alleen personen in aanmerking komen die op grond van een rechtmatig verblijf in Nederland recht hebben op een bijstandsuitkering. De kosten voor een verblijfsvergunning zijn explosief gestegen. Het is haast ondoenlijk om voor deze kosten te reserveren.Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een leenbijstand. De aflossing bedraagt 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Op de hoogte van de te verstrekken bijstand worden de kosten van een paspoort en/of identiteitsbewijs in mindering gebracht.

Kosten naturalisatie

Voor de kosten van naturalisatie is geen bijzondere bijstand mogelijk. Legeskosten die zijn verbonden aan naturalisatie behoren niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Een (legale) vreemdeling heeft ten aanzien van zijn recht op inkomensvoorzieningen dezelfde rechten als een Nederlander. Om die reden is het niet noodzakelijk voor vreemdelingen om zich te laten naturaliseren (lees: Nederlander te worden). Ook om zich te legitimeren heeft de belanghebbende geen Nederlands paspoort nodig. Hij kan zich immers legitimeren met het verblijfsdocument waarover hij beschikt (zie CRvB 23-08-2011, nr. 09/5008 WWB).

9.2. Woonlasten gedetineerden

Gelet op het bepaalde in artikel 13 lid 1 onderdeel a Participatiewet wordt aan een persoon wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen geen bijzondere bijstand voor vaste lasten van zijn woning verstrekt. Het college kan hierop een uitzondering maken op grond van artikel 16 lid 1 Participatiewet als daartoe zeer dringende redenen zijn. Van dringende redenen kan in deze situaties geen sprake zijn.(zie uitspraak CRvB 29-01-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9857)

Toelichting:

In beginsel heeft iemand in detentie op grond van art. 13 lid 1 geen recht op bijstand. Het is door eigen toedoen en eigen verantwoordelijkheid dat men in detentie terecht komt. Als men voor een kortere periode in detentie verblijft wordt men geacht de woonlasten zelf op te brengen en te overbruggen. Dat is o.a. mogelijk door verkoop van luxe zaken als bijvoorbeeld een auto.

Zit men voor een langere periode in detentie, zal de huur opgezegd of de woning verkocht moeten worden.

9.3. B075 – Uitvaartkosten

9.3.1. Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet ; zie ook B3.2).

In beginsel zijn de nabestaanden verantwoordelijk voor het dragen van de kosten van een begrafenis of crematie, voor zover de overledene hierin niet zelf heeft voorzien. Als er geen nabestaanden zijn die opdracht geven voor een uitvaart of op wie daartoe een beroep kan worden gedaan, dan moet de Wet Op de Lijkbezorging worden beschouwd als een voorliggende voorziening.

9.3.2. Recht op bijstand

Mocht er wel sprake zijn van nabestaanden die opdracht geven voor een uitvaart, dan geldt dat in eerste instantie de eventuele (huwelijks)partner voor de kosten aansprakelijk is en vervolgens familieleden in de 1e graad, dan wel enig andere erfgenaam. De begrafeniskosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, die daarvoor zonodig de nabestaanden kan aanspreken. De nabestaanden, voor zover zij erfgenaam of bloedverwant zijn en op grond van artikelen 392 – 396 BW:1 tot onderhoud van de overledene verplicht zijn, kunnen ieder afzonderlijk voor hun aandeel in de kosten, bijstand aanvragen in de gemeente waarin zij woonachtig zijn.

Er kan slechts bijstand worden toegekend indien de nabestaanden over onvoldoende middelen beschikken om de begrafeniskosten te betalen. Ook dient er rekening te worden gehouden met de eigen middelen van de overledene, de draagkracht van de aanvrager, alsmede met de noodzakelijke kosten van lijkbezorging.

9.3.2.1.Eigen middelen overledene

Middelen van de overledene om een uitvaart te bekostigen zijn:

  • 1.

    verzekeringen op het leven, zoals begrafenis– en levensverzekeringen, ongevallenverzekering;

  • 2.

    lidmaatschap van een speciale vereniging, bijv. crematievereniging;

  • 3.

    spaargelden, waaronder ook het "vrij te laten bescheiden vermogen";

  • 4.

    nalatenschap;

  • 5.

    een in een depositofonds gestort bedrag met als enige bestemming de betaling van uitvaartkosten van de storter en eventuele partner.

9.3.2.2.Overlijdensuitkering

Een aan de achterblijvende echtgenoot toegekende overlijdensuitkering dient te worden aangemerkt als een periodiek inkomen bedoeld ter aanpassing aan de veranderde omstandigheden c.q. als overbrugging naar een lager inkomensniveau. Een overlijdensuitkering heeft niet per definitie ten doel om de uitvaart te bekostigen en blijft op grond daarvan buiten beschouwing bij de vaststelling van het bedrag van de bijstand.

9.3.3. Hoogte van de bijzondere bijstand

Aangezien aanvragers veelal geen directe bemoeienis zullen hebben gehad met de regeling van de uitvaart en de kosten vaak over meerdere nabestaanden verdeeld zullen moeten worden zou het te ver gaan om tot in detail te berekenen tot welk bedrag de kosten als noodzakelijk zouden kunnen worden beschouwd. De keuze tussen beide vormen van lijkbezorging is vrij.

Binnen redelijke grenzen kan verder rekening worden gehouden met persoonlijke voorkeur van betrokkenen en dient de persoonlijke waardigheid te worden gerespecteerd.

Desalniettemin wordt een totaalbedrag van € 4.750,00 als maximaal acceptabel aangemerkt. Dit maximum bedrag is gebaseerd op een sobere doch gebruikelijke uitvoeringswijze.

9.3.4. Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.

9.3.5. Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting ( artikel 55 Participatiewet ; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

9.4. B106 – Overige bijzondere kosten

Voor dit onderdeel wordt geen gemeentelijke richtlijn opgenomen.

9.5. V003 – Bijzondere bijstand specifieke kosten zelfstandigen

9.5.1. Recht op bijstand

Er is géén specifiek beleid geformuleerd, waardoor bijstandverlening in beginsel niet mogelijk is. Eventuele specifieke kosten van een belanghebbende die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent worden als algemeen gebruikelijke kosten van bestaan van een zelfstandig ondernemer beschouwd.

Ondertekening