Regeling vervallen per 21-02-2024

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent subsidie voorschool aanbod (Subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Duiven)

Geldend van 01-01-2020 t/m 20-02-2024

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent subsidie voorschool aanbod (Subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Duiven)

Het college van Duiven, gelet op:

  • -

    De Algemene Subsidieverordening gemeente Duiven 2018

Overwegende dat:

  • -

    Aan alle kinderopvangorganisaties in de gemeente Duiven de mogelijkheid wordt geboden om een subsidieaanvraag in te dienen voor peuteropvang;

  • -

    De kwaliteitseisen beschreven zijn in het document Kwaliteitskader Peuteropvang Duiven welke als bijlage bij deze regeling is gevoegd;

  • -

    Uit de Wet Kinderopvang volgt dat de verantwoordelijkheid voor peuteropvang bij de gemeente ligt in het geval ouders niet in aanmerking komen voor de Kinderopvangtoeslag van het Rijk;

  • -

    Door het Rijk en de VNG bestuursafspraken zijn gemaakt om zich gezamenlijk in te zetten voor toegankelijke voorschoolse voorzieningen en een groter bereik van peuters, met als doel dat alle peuters naar een voorschoolse voorziening kunnen gaan;

  • -

    De wet op het primair onderwijs (WPO) de opdracht geeft om regels vast te stellen over de uitvoering van de voor- en vroegschoolse educatie;

  • -

    Uit de Jeugdwet volgt dat de gemeente de wettelijke taken voor de jeugdhulp uitvoert en samen met het onderwijs (Passend Onderwijs) verantwoordelijk is voor het versterken van preventie en het vroegtijdig onderkennen van ondersteuningsvragen;

gelet op artikel 2 van de Algemene Subsidieverordening 2018 en gelet op hoofdstuk 4 Algemene Wet bestuursrecht, titel 4.3 beleidsregels, artikelen 4:81 tot en met 4:84;

besluit vast te stellen: de Subsidieregeling peuteropvang gemeente Duiven.

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1.

    Awb

  • Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Dagdeel

  • Periode van 3 aaneengesloten uren.

  • 3.

    Gecertificeerde leidster/pedagogische medewerker VVE

  • De VVE leidster of- pedagogisch medewerker dient VVE geschoold volgens de vereisten van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (Wkkp) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, volgens de vereisten van het programma ‘Startblokken’ en minimaal een PW3 opleidingsniveau (pedagogisch werk op minimaal MBO-3 niveau).

  • 4.

    Geregistreerd kindcentrum

  • Een kindcentrum dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en voldoet aan de wet- en regelgeving voor de kinderopvang. Een locatie wordt aanvullend als een VVE-locatie in het LRK geregistreerd als deze voldoet aan de wet- en regelgeving van de kinderopvang.

  • 5.

    Het college

  • Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort.

  • 6.

    Houder

  • De rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die een in het LRK geregistreerd Kindcentrum exploiteert.

  • 7.

    Inkomensverklaring

  • Een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens aan houder van een persoon in een bepaald inkomensjaar.

  • 8.

    Kinderopvangtoeslag

  • De tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

  • 9.

    Peuter

  • Kind in de leeftijd van 2 - 4 jaar, woonachtig in Westervoort.

  • 10.

    Reguliere peuters

  • Peuters, waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 11.

    VVE

  • Voor- en Vroegschoolse Educatie. De kwaliteitseisen voor VVE in Westervoort zijn vastgelegd in het programma ‘Startblokken’. Op alle VVE- locaties wordt gewerkt met het programma Startblokken.

  • 12.

    Voorschoolse locatie VVE

  • Een voorschoolse locatie met een VVE-aanbod waar op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters in ieder geval gestimuleerd wordt op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 13.

    VVE-indicatie

  • Gemeenten zijn vrij in het bepalen van de doelgroep voor VVE. Dat wil zeggen dat zij -in overleg met de betrokken partners- zelf vaststellen welke kinderen een zogenaamde VVE-indicatie krijgen en hiermee in aanmerking komen voor een extra voorschools aanbod. Deze indicatie vindt plaats op basis van de vastgestelde criteria. De volgende criteria voor de VVE-indicatie gelden op dit moment in de gemeente Westervoort:

    • Het opleidingsniveau van één of beide ouders of van de verzorgende ouder is maximaal VMBO kaderberoepsgerichte leerweg;

    • Kinderen met een risico op taalachterstand zonder medische oorzaak bij het kind zelf (Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek);

    • Kinderen uit een taalarme omgeving, waar thuis geen Nederlands gesproken wordt en/of waar laaggeletterdheid is;

    • Kinderen met een aanwezig risico op onderwijs- en ontwikkelingsachterstanden;

    • Kinderen bij wie bij binnenkomst in de voorschoolse voorziening een (taal)achterstand wordt geconstateerd.

  • Bovenstaande definitie is in lijn met de indicatoren zoals ze door het CBS zijn gedefinieerd en die gebruikt worden bij de bepaling van de onderwijsachterstandsmiddelen per gemeente. We hebben het dan over de volgende indicatoren:

    • opleidingsniveau ouders;

    • land van herkomst ouders;

    • verblijfsduur van de moeder in Nederland;

    • schuldsanering bij de ouders.

  • 14.

    Doelgroeppeuters

  • Peuters met een VVE- indicatie afgegeven door het consultatiebureau.

  • 15.

    Vervolgaanvraag subsidie

  • Een subsidieaanvraag die betrekking heeft op peuters die het tweede achtereenvolgende jaar een aanbod op een voorschoolse locatie VVE volgen.

  • 16.

    Verzamelinkomen

  • Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

Artikel 2. Doel

  • 1. Deze subsidieregeling is ondersteunend aan de Duivense ambitie om alle kinderen in de gemeente Duiven zonder taal-/ontwikkelingsachterstand aan groep 3 van de basisschool te laten beginnen.

  • 2. Met deze subsidieregeling is peuteropvang:

    • a.

      bedoeld voor peuters vanaf 2,5 jaar en voor peuters met een vve-indicatie vanaf 2,5 jaar.

    • b.

      door de subsidie ook toegankelijk voor ouders die geen beroep kunnen doen op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst (niet-KOT);

    • c.

      een basisvoorziening van 8 uur voor de peuters zoals bedoeld onder a. Voor peuters met een vve-indicatie is er een aanvullend aanbod van 8 uur per week (in totaal 16 uur peuteropvang per week);

    • d.

      voldoende gespreid binnen de gemeente.

Artikel 3. De subsidieaanvraag

In aanvulling op de ASV moet de aanvraag om subsidieverlening zijn voorzien van:

  • 1.

    De aanvrager moet voldoen, bovenop de eisen zoals aangegeven in het Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie, de Wet Kinderopvang en de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang, aan het door het college vastgestelde kwaliteitskader VVE peuteropvang gemeente Duiven.

  • 2.

    De aanvrager vraagt jaarlijks subsidie aan door het indienen van het ingevulde aanvraagformulier ondersteuning, met tenminste:

    • a.

      Een opgave van het aantal peuters voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd.

    • b.

      Een opgave van het aantal bezette dagdelen en uren per peuter.

    • c.

      Een beschrijving van het aanbod VVE dat is voorzien van informatie over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de kwaliteitseisen VVE.

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Als de subsidieaanvrager deel uitmaakt van een holding zijn bij de aanvraag tot subsidieverlening de geldende statuten gevoegd van deze holding, tenzij deze al in bezit zijn van het College.

  • 5.

    Daarnaast alles wat in de Algemene Subsidieverordening Duiven 2018, artikel 5 wordt genoemd.

Artikel 4. Verlening subsidie

Bij een besluit tot subsidieverlening worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • 1.

    De subsidieontvanger en de invulling van het aanbod voldoen aan de kwaliteitseisen van vigerende wetgeving en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 2.

    Vigerende wetgeving en aanverwante regelgeving moeten worden nageleefd.

  • 3.

    De subsidieontvanger organiseert het aanbod met inachtneming van de subsidiecriteria.

  • 4.

    De subsidieontvanger verleent medewerking aan een (on)aangekondigde toetsing op kwaliteit.

  • 5.

    De subsidieontvanger informeert het college over wijzigingen in aantallen peuters, zoals genoemd in artikel 4, lid 1 tot en met 3, voor 31 maart, 30 juni en 30 september van enig jaar. De te hanteren peildata bij deze wijzigingen zijn respectievelijk 15 maart, 15 juni en 15 september van enig jaar.

  • 6.

    De subsidieontvanger informeert het college over wijzigingen betreffende wachtlijsten voor het aantal reguliere peuters en VVE-peuters volgens de termijnen zoals onder 5. genoemd.

  • 7.

    De subsidieontvanger meldt onmiddellijk iedere andere wijziging ten opzichte van de gegevens die bij de aanvraag zijn verstrekt.

  • 8.

    De subsidieontvanger draagt zorg voor de inzet van peuteropvang/VVE voor ouders die de ouderlijke bijdrage (totaal) niet kunnen dragen. Er is een mogelijkheid voor een gemeentelijke vergoeding.

Artikel 5. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bestaat uit een bijdrage per geplaatste peuter.

    In de van deze regeling deel uitmakende bijlage ‘Opbouw kostprijs peuteropvang’ wordt de gemeentelijke subsidie per uur peuteropvang beschreven. Het college stelt jaarlijks voor 15 oktober de bijlage als bedoeld in het eerste lid vast.

    Hierbij wordt als volgt bepaald:

    • a.

      de landelijk vastgestelde maximale uurprijs dagopvang zoals vastgesteld door het Rijk;

    • b.

      de gemeentelijke opslag per uur op basis van de landelijke / wettelijke ontwikkelingen.

  • 2. Op het bedrag aan subsidie wordt de door de subsidieontvanger ontvangen ouderbijdrage van alle ouders, die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, in mindering gebracht.

    Dit gebeurt op de volgende wijze:

    Het college vergoedt aan de subsidieontvanger het vastgestelde maximumuurtarief van de toeslagregeling voor dagopvang, zoals deze door de rijksoverheid wordt vastgesteld. Ouders betalen aan de subsidieontvanger een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • 3. Indien een subsidieontvanger een hoger tarief hanteert dan het maximumuurtarief dat wordt gesubsidieerd, betaalt de ouder het verschil tussen het hogere uurtarief en het maximum tarief altijd zelf. Aan dit verschil kan geen recht op subsidie worden ontleend.

  • 4. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de subsidieontvanger bepaald aan de hand van het meest recente verzamelinkomen. Dit verzamelinkomen wordt bepaald aan de hand van een door de ouders te overleggen inkomensverklaring of door een recente jaaropgave, als er geen aangifte hoeft te worden gedaan voor de inkomensbelastingen.

  • 5. Voor lid 2 tot en met 4 geldt dat wordt uitgegaan van de door de rijksoverheid vastgestelde ouderbijdragetabel voor de kinderopvang voor het onderdeel dagopvang.

Artikel 6. Budget

  • 1. Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de gemeenteraad van Duiven zoals vastgelegd in de gemeentelijke begroting.

  • 2. De subsidie wordt in 2 voorschotten betaald.

  • 3. De aanvrager is vrij om het toegekende budget naar eigen inzicht te besteden, mits wordt voldaan aan de doelstelling, de kwaliteitseisen en overige verplichtingen uit deze regeling.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het in artikel 6, eerste lid bedoelde budget geldt als subsidieplafond.

  • 2. Als het subsidieplafond wordt overschreden wordt subsidie naar rato van

    • a.

      het aantal kinderen in de wijk met een risico op een onderwijsachterstand volgens het CBS; en

    • b.

      het marktaandeel op 1 oktober voorafgaand aan het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd

  • onder de peuteropvang aanbieders verdeeld.

Artikel 8. Subsidieduur

  • 1. De subsidie gaat in op de dag waarop de peuter een peuteropvangplaats bezet.

  • 2. De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook de peuteropvang verlaat.

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de ASV 2018 geldt dat subsidieverstrekking tevens geweigerd wordt indien gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten zoals blijkt uit de ingediende begroting een onvoldoende betrouwbare financiële basis hebben.

  • 2. De aanvrager niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen genoemd in artikel 3.1

Artikel 10. Verantwoording en vaststelling

  • 1. De aanvrager dient uiterlijk 1 april na afloop van het jaar waarin subsidie is ontvangen een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Deze aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een overzicht van het aantal bezette peuterplaatsen, waarbij gespecificeerd wordt:

      • -

        het aantal peuters met een vve-indicatie van wie de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

      • -

        het aantal peuters met een vve-indicatie van wie de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;

      • -

        het aantal peuters zonder vve-indicatie van wie de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

      • -

        het aantal peuters zonder vve-indicatie van wie de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      een financieel verslag waarin een toelichting op significante afwijkingen ten opzichte van het aanvraagformulier is opgenomen.

  • 2. Het college toetst aan de hand van de verantwoording als bedoeld in dit artikel of de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen uit deze regeling. Het college beslist binnen drie maanden na ontvangst van de verantwoording over de vaststelling van de subsidie. De subsidie wordt vastgesteld op de daadwerkelijk bestede uren per peuter aan de hand van het afgesproken uurtarief en onderverdeling naar de verschillende categorieën.

  • 3. Als de subsidieontvanger onderdeel is van een rechtspersoon, dan kan het college bij de aanvraag tot subsidievaststelling tevens de jaarrekeningen van alle gelieerde groepsmaatschappijen, voorzien van een accountantsverklaring overeenkomstig artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, opvragen.

Artikel 11. Toezicht en kwaliteit

De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM), De Onderwijsinspectie en een externe VVE- deskundige houden in opdracht van de gemeente toezicht op de kwaliteit van het aanbod in het kader van deze subsidieregeling.

Artikel 12. Afwijkingsmogelijkheid

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanvrager afwijken van een of meerdere bepalingen van deze regeling.

Artikel 13. Rapportageverplichtingen

De gegevens die van de subsidieontvanger worden gevraagd zijn nodig om de definitieve subsidie te kunnen vaststellen en om te kunnen beoordelen of de subsidieontvanger zich

aan de subsidieverplichtingen heeft gehouden. De gegevens moeten betrekking hebben

op het gehele subsidietijdvak of gelden per ultimo van dat subsidietijdvak, afhankelijk van

de aard van de gevraagde gegevens.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. De subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Duiven, vastgesteld d.d. 23 januari 2018, wordt ingetrokken.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Duiven.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven.

De secretaris,

De burgemeester,