Geluidsverordening landbouw 2010

Geldend van 28-10-2010 t/m heden

Intitulé

Geluidsverordening landbouw 2010

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het besluit: Besluit landbouw milieubeheer;

  • b.

    de bijlage: bij het besluit behorende bijlage;

  • c.

    buitengebied: een kenmerk van dit gebied, die agrarische activiteiten als hoofdfunctie heeft, is de lage dichtheid en lage gebruiksintensiteit.;

  • d.

    lintbebouwing buitengebied: de lintbebouwing is gelegen langs de van oudsher belangrijke wegen in het buitengebied. Wonen is slechts een van de voorkomende functies, vaak zijn er bij de woningen kleinschalige (agrarische) bedrijven gelegen;

  • e.

    geluidsgevoelige bestemmingen: geluidsgevoelige bestemmingen als bedoeld in de begrippenlijst van de bijlage;

  • f.

    inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 2 van het besluit;

  • g.

    langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT ) als bedoeld in de begrippenlijst van de bijlage;

  • h.

    maatwerkvoorschrift: maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 6 van het besluit;

  • i.

    piekniveau: piekniveau (LA max) als bedoeld in de begrippenlijst van de bijlage.

Paragraaf 2. Gebiedsgerichte geluidsnormen

Artikel 2. Aanwijzen gebieden

  • 1. Het college kan een of meerdere gebieden aanwijzen waarin geluidsnormen gelden voor inrichtingen die zijn gelegen in de aangewezen gebieden die afwijken van de geluidsnormen gesteld in voorschrift 1.1.1 van de bijlage.

  • 2. Het aanwijzingsbesluit als bedoeld in het eerste lid vermeldt:

    • a.

      een aanduiding van de gebiedstypen; en

    • b.

      een gewaarmerkte kaart van het gebied.

  • 3. Op het aanwijzingsbesluit als bedoeld in het eerste lid is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 3. Geluidsnormen

1.Voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT ) ten gevolge van inrichtingen die zijn gelegen in de aangewezen gebieden geldt dat de niveaus op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen op de in tabel 1 genoemde tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden voor de betreffende gebieden:

Tabel 1

Gebied

Geluidsnormen in LAr,LT

Tijdstip

06:00-19:00

19:00-22.00

22:00-06:00

Buitengebied

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

Lintbebouwing buitengebied

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

2.Voor het piekniveau (LA max) ten gevolge van inrichtingen die zijn gelegen in de aangewezen gebieden geldt dat de niveaus op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen op de in tabel 2 genoemde tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden voor de betreffende gebieden:

Tabel 2

Gebied

Geluidsnormen in LA max

Tijdstip

06:00-19:00

19:00-22.00

22:00-06:00

Buitengebied

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

Lintbebouwing buitengebied

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

Artikel 4. Maatwerkvoorschriften

Het college kan overeenkomstig artikel 6 van het besluit, in afwijking van de gebiedsgerichte geluidsnormen, maatwerkvoorschriften stellen aan een inrichting die binnen een aangewezen gebied ligt.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3 en 4 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 6. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Gebiedsgerichte geluidsverordening landbouw 2010 gemeente Duiven.

Toelichting Gebiedsgerichte geluidsverordening 2010

ALGEMENE TOELICHTING

Met de inwerkingtreding van het Besluit landbouw milieubeheer (hierna: het besluit) is tegemoet gekomen aan het voornemen om wet- en regelgeving te vereenvoudigen en te verminderen en om de administratieve lasten te reduceren. Inrichtingen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer vallen nu onder de algemene regels van het besluit, tenzij deze zijn uitgezonderd. Wanneer een inrichting is genoemd in artikel 3 van het besluit, dan geldt er een vergunningplicht.

De bijlage behorende bij het besluit ziet op het milieuaspect geluidhinder toe en bevat algemene regels met betrekking tot geluid zoals standaardgeluidsnormen. Deze standaardgeluidsnormen zijn terug te vinden in voorschrift 1.1.1. van het besluit. Het is mogelijk dat deze standaardnormen niet passend zijn voor het gebied waarvoor ze van toepassing zijn. Een hogere of lagere norm kan dan wenselijk zijn. In artikel 6 van het besluit is de mogelijkheid opgenomen om in een gemeentelijke verordening geluidsnormen op te nemen die afwijken van de standaardnormen van voorschrift 1.1.1. van het Activiteitenbesluit. Deze afwijkende normen kunnen gaan gelden in gebieden die door het college bij besluit worden aangewezen. Die gebieden moeten echter aan een aantal voorwaarden voldoen voordat het college ze aan kan wijzen en er afwijkende geluidsnormen kunnen gelden.

De verordening en het aanwijzingsbesluit

Het effectueren van gemeentelijke geluidsbeleid dat afwijkt van voorschrift 1.1.1. van het besluit gebeurt in twee stappen:

  • -

    Stap 1: de raad legt in een verordening voor bepaalde gebiedstypen de passend geachte geluidsnormen vast;

  • -

    Stap 2: het college wijst bij besluit specifieke gebieden aan als zijnde een bepaalde gebiedstype, waarvoor de bijbehorende normen uit de verordening gelden. Tegen dit (concretiserende) aanwijzingsbesluit van het college kunnen zienswijzen (en eventueel beroep) worden ingediend.

Gemeentelijke gebiedsgericht geluidbeleid

De gemeente Duiven heeft een gebiedsgericht geluidbeleid vastgesteld. Deze verordening schept het kader van dit gemeentelijke geluidbeleid met betrekking tot de aanwijzing van een tweetal gebieden. Het geluidbeleid typeert voor het gehele grondgebied van de gemeente Duiven diverse gebiedtypen.

De verordening betreft enkel die bedrijven die gelegen zijn in de gebiedstypen buitengebied en lintbebouwing buitengebied en die vallen onder de werksfeer van het Besluit landbouw milieubeheer.

Buitengebied Onder het gebiedstype buitengebied wordt het buitengebied van de gemeente Duiven verstaan. Een kenmerk van dit gebied, die agrarische activiteiten als hoofdfunctie hebben, is de lage dichtheid en lage gebruiksintensiteit. In deze gebieden komt menging met andere functies voor, zoals wonen en waterberging. De grondgebonden landbouw is dominant. Daarbij gaat het om akkerbouw, bollenteelt en groenteteelt van de koude grond en veehouderij met beweiding. De hoofdfunctie landbouw stelt weinig specifieke eisen aan milieukwaliteiten.

De algemene kwalificatie voor de geluidsambities in het buitengebied/uiterwaarden is “rustig”. Voor inrichtingen welke vallen onder het besluit geldt dat de algemene kwalificatie van “redelijk rustig”. Wanneer er voor de agrarische sector een drukke periode is, bijvoorbeeld oogstseizoen, dan kunnen ook hogere geluidniveaus optreden, de geluidskwaliteit wordt dan ook beïnvloed door het wegverkeer.

Lintbebouwing buitengebied Het gebiedstype lintbebouwing buitengebied omvat de langs de van oudsher belangrijke wegen in het buitengebied gelegen bebouwing. De bebouwing langs deze wegen bestaat veelal uit enkel een eerste lijnsbebouwing. Wonen is slechts een van de voorkomende functies, vaak zijn er bij de woningen kleinschalige bedrijven gelegen. De milieukwaliteitwaarde van de lintbebouwing is voornamelijk afhankelijk van de gevestigde bedrijven en/of de wegen waarlangs de lintbebouwing gesitueerd is.

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in de lintbebouwing is “redelijk rustig”. De enige weg door het gebied is meteen ook de drukste weg door het gebied, omdat buiten de kernen vaak landbouw gebieden zijn gelegen zal tijdens de oogstseizoenen meer zwaar verkeer door het gebied rijden. De drukke wegen in het gebied kunnen een belangrijke invloed hebben op de geluidniveaus aan de rand van het gebied.

In de verordening worden de voorwaarden vastgelegd op grond waarvan krachtens de verordening gebieden kunnen worden aangewezen. Daarnaast bepaalt de verordening welke geluidsnormen er gaan gelden voor deze gebieden. Hierbij is van belang dat op grond van voorschrift 1.1.1. van het besluit alleen mag worden afgeweken van de geluidsnormen als zodanig. De verordening mag niet bepalen dat er afwijkende beoordelingspunten worden gehanteerd.

Vervolgens geeft het aanwijzingsbesluit concrete invulling aan de verordening. In het aanwijzingsbesluit worden specifieke gebieden aangewezen waarin de normen uit de verordening ook daadwerkelijk van toepassing zijn. Een belangrijk onderdeel van het besluit vormt de motivering: het college dient aan te geven waarom juist dit specifieke gebied wordt aangewezen en waarom het wenselijk is dat hier van voorschrift 1.1.1 van het besluit afwijkende geluidsnormen gaan gelden. Tevens dienen alvorens een gebied wordt aangewezen de gevolgen hiervan voor de in die gebieden gelegen inrichtingen, de bewoners van die gebieden en andere belanghebbenden in kaart te worden gebracht.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In artikel 1 van de verordening zijn enkele begripsbepalingen opgenomen, waarbij is aangesloten bij de terminologie van het Activiteitenbesluit en het Besluit landbouw milieubeheer. Uit het Besluit landbouw milieubeheer volgt immers dat in de verordening de voorwaarden worden vastgelegd op grond waarvan krachtens de verordening gebieden worden aangewezen. In de definitie van de gebiedstypen kunnen de voorwaarden of de kenmerken worden verwerkt waaraan een gebied moet voldoen om als een dergelijk gebied te kunnen worden aangewezen. Voorbeelden hiervan zijn de dichtheid van woningen in een gebied, een gebied met veel horeca, de mate van recreatie, enz. Uit de Nota van Toelichting bij het Activiteitenbesluit volgt dat ook kan worden volstaan met de benaming van een gebied, zoals horecaconcentratiegebied of stiltegebied.

Artikel 2. Aanwijzen gebieden

Voor inrichtingen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen gelden bepaalde geluidsnormen. Deze zijn opgenomen in voorschrift 1.1.1 van het besluit. Volgens de Nota van Toelichting bij het besluit is geluid een milieuaspect dat met name op lokaal niveau een rol speelt. Omdat het goed mogelijk is dat de standaardnormen niet passend zijn voor bepaalde gebiedstypen, is het mogelijk om op gemeentelijk niveau een gebied of gebieden aan te wijzen waar een hogere of lagere norm dan de standaardnorm geldt. Hiermee wordt in feite de systematiek uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening gevolgd.

Eerste lid

In het eerste lid van artikel 2 is een bevoegdheid voor het college opgenomen om binnen de gemeente gebieden aan te wijzen waar de normen van deze verordening gelden en niet de standaard geluidsnormen van het Besluit landbouw milieubeheer.

Tweede lid

Het tweede lid bepaalt welke elementen het aanwijzingsbesluit in ieder geval moet bevatten. Zo moeten deze gebieden aan de definitie van het gebiedstype voldoen om überhaupt aangewezen te kunnen worden en moeten de aangewezen gebieden worden weergegeven op een gewaarmerkte kaart.

Daarnaast is van belang dat het aanwijzingsbesluit deugdelijk wordt gemotiveerd. Dit is niet expliciet opgenomen in de verordening, maar vloeit voort uit artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht. Het aanwijzen van een gebied of gebieden kan voortvloeien uit het gemeentelijk geluidsbeleid en er dient een goede belangenafweging aan ten grondslag te liggen. Voordat een gebied wordt aangewezen moeten alle akoestische gevolgen daarvan voor de in het gebied gelegen inrichtingen, de bewoners van het gebied en andere belanghebbenden in kaart worden gebracht. Op grond van voorschrift 1.1.1, tabel I, van het besluit mogen de waarden binnen een geluidsgevoelige ruimte of een verblijfsruimte gelegen in een aangewezen gebied niet meer bedragen dan:

07:00-19:00

19:00-23:00

23:00-07:00

LAr,LT

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LA max

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

Bron: tabel 1 en 2 Besluit landbouw milieubeheer

Derde lid

Het college neemt een besluit (aanwijzingsbesluit) waarin een gebied of meerdere gebieden aangewezen worden. Het aanwijzen van gebieden door het college is een besluit waarop de openbare uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard. Deze voorbereidingsprocedure is het meest praktisch en doet het meest recht aan de rechtsbescherming van de belanghebbenden bij het aanwijzen van de gebieden.

Artikel 3. Geluidsnormen

In artikel 3 zijn de geluidsnormen opgenomen die gelden in de verschillende gebieden. Deze normen gelden per inrichting en niet gecumuleerd. In het eerste lid is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau opgenomen en in het tweede lid het maximaal geluidsniveau (het zogenaamde piekgeluid). Het is van belang dat de normstelling voor de verschillende gebieden reeds wordt vastgelegd op verordeningniveau: dit mag niet pas in het aanwijzingsbesluit (zie de Nota van toelichting bij het Besluit landbouw milieubeheer).

Daarnaast moet bij de normstelling in de verordening rekening worden gehouden met het feit dat voorschrift 1.1.1., tabel 1, bepaalt dat de waarden binnen een geluidsgevoelige ruimte of verblijfsruimte niet meer bedragen dan de waarden zoals weergegeven in tabel 1 van het besluit. De gemeente kan dus pas normen vaststellen voor een bepaald gebiedstype als rekening is gehouden met deze binnenwaarden.

Eerste lid

In het eerste lid is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vastgelegd dat een inrichting, gelegen in het aangewezen gebied, maximaal mag produceren. Deze normen gelden op de gevel van gevoelige objecten

Tweede lid

In het tweede lid is een tabel opgenomen waarin de normstelling voor piekgeluiden kan worden vastgelegd. Hiervoor kunnen de normen uit het eerste lid worden vermeerderd met een x-aantal dB(A)’s. Hiervoor is aangesloten bij de normstelling voor piekgeluid uit het besluit.

Artikel 4. Maatwerkvoorschriften

Artikel 8.42 Wet milieubeheer biedt voor bepaalde onderwerpen de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen. Door het stellen van nadere eisen snijdt het bevoegd gezag de algemene regels toe op het concrete geval.

Artikel 6, van het besluit voorziet hierin. Nadere eisen worden in de praktijk doorgaans terughoudend en afgewogen toegepast in die situaties waarbij lokale omstandigheden een specifieke benadering noodzakelijk maken. Vaak blijkt dat in goed overleg tussen het bedrijf en het bevoegd gezag eventuele onduidelijkheden worden weggenomen over de wijze waarop de regelgeving in het concrete geval moet worden nageleefd of welke activiteiten of voorzieningen kunnen bijdragen tot een juiste bescherming van het milieu. Daarna kan vaak van het stellen van nadere eisen worden afgezien.

De inhoudelijke en procedurele eisen die het recht aan de beschikking, houdende nadere eisen, stelt dragen ertoe bij dat de bevoegde instanties daar weloverwogen toe overgaan. De nadere eisen zijn een ambtshalve beschikking, die niet kunnen worden genomen dan nadat het bevoegd gezag zich zorgvuldig een beeld heeft gevormd van de relevante feiten en de betrokken belangen. Daarbij zijn niet alleen de milieubelangen en de belangen van derden-belanghebbenden aan de orde maar ook de bedrijfseconomische belangen. Er moet een duidelijke en redelijke verhouding zijn tussen het met de nadere eisen beoogde doel en de kosten of inspanningen die het bedrijf moet maken om aan de eis te kunnen voldoen. Nadere eisen kunnen in hun algemeenheid niet zo ver gaan dat daardoor een bedrijf – in vergelijking met soortgelijke bedrijven of (internationale) ondernemingen uit dezelfde bedrijfstak – overmatig hoge kosten zou moeten maken om aan deze eisen te kunnen voldoen.

Artikel 5. Strafbepaling

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen een straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Omdat op milieuovertredingen, met name overtredingen die ook door rechtspersonen kunnen worden gepleegd, veelal een boete van de tweede categorie wordt gesteld, is daar in deze verordening bij aangesloten. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) zijn de maxima van de zes boetecategorieën opgenomen. Het maximum van een boete van de tweede categorie bedraagt euro 2250.

Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie. Hierbij dient de rechter op grond van artikel 24 WvSr rekening te houden met de draagkracht van de verdachte.

Op grond van artikel 91 jo. artikel 51 WvSr. vallen ook rechtspersonen onder de werking van gemeentelijke strafbepalingen. Bij veroordeling van een rechtspersoon kan de rechter een geldboete opleggen tot ten hoogste het bedrag van de naasthogere categorie “indien de voor het feit bepaalde boetecategorie geen passende bestraffing toelaat” (artikel 23, zevende en achtste lid WvSr). Dat betekent dat voor overtredingen van deze verordening door een rechtspersoon de rechter de mogelijkheid heeft een boete van de derde categorie op te leggen (€ 4500 ).

Artikel 6. Toezichthouders

Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van

toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 Awb).

De verordening biedt het college de mogelijkheid om bij besluit toezichthouders aan te wijzen. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen is een nadere regeling in de verordening niet noodzakelijk.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Voor algemeen verbindende voorschriften is de regeling uit artikel 142 van de Gemeentewet van toepassing. Deze bepaalt dat alle verordeningen in werking treden op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen.

Artikel 8. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van mogelijke latere regelingen.