Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening

Geldend van 11-03-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

  • b.

    Besluit: het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

  • c.

    De antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet;

  • d.

    Klacht: klacht bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Wet;

  • e.

    Klachtbehandelaar: klachtbehandelaar als bedoeld in artikel 1 van het besluit;

  • f.

    Klager: klager als bedoeld in artikel 1 van het besluit;

  • g.

    Ingezetene: ingezetene als bedoeld in artikel 2 van de Gemeentewet;

  • h.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

Het college biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 3 Inrichting antidiscriminatievoorziening

  • 1. Het college ziet er op toe dat het bestuur van de antidscriminatievoorziening er zorg voor draagt dat de klachtbehandelaars voldoen aan de voor klachtenbehandeling vereiste deskundigheid en biedt de klachtbehandelaars de mogelijkheid hun deskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen.

  • 2. De klager heeft in ieder geval de mogelijkheid om een klacht te melden:

    • ·

      per post

    • ·

      per e-mail

    • ·

      telefonisch

    • ·

      op een door de gemeente aangewezen locatie als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 4 Protocol klachtbehandeling

Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van het besluit regelt in ieder geval:

  • a.

    De afdoeningstermijn van klachten;

  • b.

    De wijze van afdoening van klachten;

  • c.

    De registratie van klachten.

Artikel 5 Laagdrempeligheid antidiscriminatievoorziening

  • 1. Ingezetenen worden in de gelegenheid gesteld een klacht in hun directe leefomgeving te melden.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat deze klachtenmelding op tenminste één locatie in de gemeente kan plaatsvinden.

  • 3. Het college is verantwoordelijk voor de deskundigheid van de medewerkers die deze meldingen ontvangen.

  • 4. De klacht wordt doorgeleid naar de antidiscriminatievoorziening.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 11 maart 2010.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Toelichting

Algemene toelichting

Artikel 1 van de wet legt het college van burgemeester en wethouders op om toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening. Zie ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

In artikel 2, tweede lid, van de wet wordt de gemeenteraad opgedragen om bij verordening regels vast te stellen omtrent de inrichting van de antidiscriminatie-voorziening, bedoeld in artikel 1 van de wet, en de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a. De wet is nader ingevuld in een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld op 25 augustus 2009 het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Nu veel van de nadere invulling die de wet behoeft is geregeld in het besluit, kan deze verordening beknopt blijven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in

artikel 1 van de wet. In wetstechnische zin is het dan ook niet noodzakelijk om deze hier te herhalen. Er is voor gekozen om dat wel te doen, nu deze zorgplicht zozeer de kern van deze regelgeving uitmaakt, dat het opnemen ervan sterk bijdraagt aan de begrijpelijkheid van deze verordening.

Artikel 3

Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 3 van het Besluit, dat luidt: "Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd". Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om de antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk. De antidiscriminatievoorziening dient te beschikken over een opleidingsprotocol waar klachtbehandelaars gebruik van kunnen maken. Daarin moet in ieder geval worden aangegeven hoe vaak behandelaars aan scholing dienen deel te nemen.

De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet- fysiek kan melden. De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent tevens dat een burger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn waar hij of zij terecht kan om te melden. De gemeente draagt zorg voor een locatie die voor iedere burger toegankelijk is. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een locatie die voor meerdere doeleinden gebruikt wordt (zie ook de toelichting bij artikel 5). Uiteraard kan ook worden afgesproken dat een vertegenwoordiger van de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct bij de voorziening kunnen worden ingediend. Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger om door middel van sms, telefoon, brief of e-mail een klacht te melden of in te dienen. Ook hier geldt dat op de gemeente een plicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.

Artikel 4

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: "De

antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten". Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om de antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk. Bij de registratie dient uiteraard rekening te worden gehouden met de regels die in artikel 13 van het Besluit zijn vastgelegd.

Artikel 5

De wet vermeldt dat de antidiscriminatievoorziening zich in de leefomgeving van burgers moet bevinden. De memorie van toelichting geeft aan dat het gemeenten vrij staat om daar op een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente zelf aanwezig te zijn. In de regio Gelderland-Midden hebben 15 gemeenten er voor gekozen om gezamenlijk zich aan te sluiten bij een regionale voorziening. Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of meldpunt te creëren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een loket burgerzaken, slachtofferhulp of WMO-loket. Een gemeente kan er ook voor kiezen deze toegang een meer inhoudelijk karakter te geven door een eigen frontoffice in te richten. Daarbij moet het voor klagers ondubbelzinnig duidelijk zijn dat een gemeentelijk loket een luisterend oor en de nodige deskundigheid kan bieden, maar dat het zijn taak is om de klager door te geleiden naar de antidiscriminatievoorziening. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.

Vereisten voor de frontoffice zijn:

  • ·

    Een loket gefaciliteerd door de gemeente dan wel een gemeenteloket waar klager een klacht kan melden, luisterend oor kan vinden en professioneel kan worden doorverwezen naar de antidiscriminatievoorziening.

  • ·

    Loketmedewerkers dienen inzicht te hebben in de materie.

  • ·

    De positie als doorgeefluik helder moet zijn.