Verordening commissie ex artikel 83 openbaar basisonderwijs Duiven

Geldend van 01-08-2002 t/m heden

Intitulé

Verordening commissie ex artikel 83 openbaar basisonderwijs Duiven

OPENBAAR BASISONDERWIJS DUIVEN

VERORDENING COMMISSIE EX ARTIKEL 83

CONSIDERANS

Het college en de raad van de gemeente Duiven;

gelezen, het voorstel aan het college van 6 mei 2002 respectievelijk het voorstel aan de raad van 7 mei 2002;

overwegende, dat het gewenst is ten behoeve van de instandhouding van het openbaar onderwijs in de gemeente Duiven het bestuur van de openbare scholen voor basisonderwijs op te dragen aan een bestuurscommissie;

gelet op, het bepaalde in de artikelen 83, 85, 156 en 165 van de Gemeentewet;

besluiten:

  • I.

    een commissie in te stellen als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet en deze commissie op te dragen het bestuur van de scholen voor openbaar basisonderwijs in de gemeente Duiven, met inachtneming van het onder III vermelde te regelen;

  • II.

    de commissie wordt ingesteld voor onbepaalde tijd; met het oog op de wenselijke bestuurlijke inrichting na 1 augustus 2004, zal het functioneren van de commissie tijdig worden geëvalueerd;

  • III.

    voor deze commissie de volgende verordening vast te stellen:

verordening, regelende de instelling, taak, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de bestuurscommissie voor het openbaar basisonderwijs in de gemeente Duiven, alsmede de verhouding van de bestuurscommissie ten opzichte van de raad en het college van burgemeester en wethouders

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

ARTIKEL 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de gemeente: de gemeente Duiven;

  • b.

    de raad: de raad van de gemeente Duiven;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven;

  • d.

    de commissie: de bestuurscommissie voor het bestuur en beheer van het openbaar basisonderwijs;

  • e.

    de scholen: de scholen voor openbaar basisonderwijs in de gemeente Duiven;

  • f.

    de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad: de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad van een school (de scholen) als bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992;

  • g.

    het directeurenberaad: het beraad van directeuren van scholen voor openbaar basisonderwijs in de gemeente Duiven;

  • h.

    de algemeen directeur basisonderwijs: de bovenschoolse directeur van de openbare basisscholen in de gemeente Duiven.

DOELSTELLING EN TAKEN

ARTIKEL 2

  • 1.

    De commissie heeft tot taak:

    • a.

      het (doen) behartigen van de belangen van de scholen;

    • b.

      het openbaar onderwijs op lokaal niveau in stand houden en bevorderen;

    • c.

      het er op toezien dat het onderwijs wordt verzorgd op openbare grondslag, conform de terzake geldende wettelijke bepalingen;

    • d.

      het bevorderen van een kwalitatief zo hoogwaardig mogelijk onderwijs, met erkenning van onderscheidenlijke kennis en kunde van de leerlingen;

    • e.

      het voeren van samenhangend personeelsbeleid;

    • f.

      het bevorderen van optimaal gebruik van inspraakmogelijkheden door de belanghebbenden, met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen en van de desbetreffende specifieke bevoegdheden van de (geledingen van) de medezeggenschapsraden.

  • 2.

    De commissie heeft voorts tot taak:

    • a.

      de beleidsbepaling en -bewaking t.a.v. alle taken die samenhangen met de verzorging van het onderwijs aan de scholen;

    • b.

      het samenwerken met andere publiekrechtelijke lichamen en privaatrechtelijke rechtspersonen, die een soortgelijk doel nastreven;

    • c.

      het samenwerken met de gemeente op het terrein van het onderwijs en overige daarvoor in aanmerking komende beleidsterreinen.

BEVOEGDHEDEN

ARTIKEL 3

  • 1.

    Ter vervulling van haar taak, oefent de commissie alle bevoegdheden uit, die bij of krachtens de Wet op het Primair Onderwijs aan het bevoegd gezag van de scholen zijn toegekend, daarbij inbegrepen de bevoegdheden die het bevoegd gezag aan de raad heeft voorbehouden, voor zover daar in deze verordening niet van is afgeweken.

  • 2.

    Ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden met betrekking tot het aanvragen van nieuwe onderwijsinstellingen, het indienen van verzoeken tot omzetting, splitsing, fusie en/of verplaatsing, alsmede opheffing van onderwijsinstellingen doet de commissie voorstellen aan het college.

Bij afwijking van het commissievoorstel, regelt het college de gevolgen.

  • 3.

    De commissie heeft de bevoegdheden van het college, bedoeld in artikel 160 van de gemeentewet, eerste lid, voor wat betreft het nemen van besluiten tot:

    • a.

      het aangaan van overeenkomsten tot het verrichten van enkele diensten of tot aanneming van werk;

    • b.

      aan- en verkoop van roerende zaken;

    • c.

      huur en verhuur dan wel het op andere wijze in gebruik nemen of geven van roerende of onroerende zaken;

een en ander, mits de uit dergelijke besluiten voor de gemeente Duiven voortvloeiende financiële lasten zijn gedekt middels een in een goedgekeurde begroting van de commissie opgenomen budget.

  • 4.

    De commissie heeft voorts de bevoegdheid tot:

    • a.

      het beoordelen en beslissen of vanwege de gemeente Duiven een rechtsgeding zal worden gevoerd;

    • b.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van al wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht en bezit.

  • 5.

    Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 18 en 19, heeft de commissie volledige bestedingsvrijheid ten aanzien van de onder haar beheer gestelde reserves en voorzieningen.

  • 6.

    De commissie oefent de in lid 5 bedoelde bevoegdheid uit overeenkomstig het Treasury Statuut van de gemeente Duiven.

  • 7.

    Bij de in lid 6 genoemde uitoefening handelt de commissie voorts overeenkomstig de aanwijzingen van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in de ‘Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek’.

  • 8.

    De bevoegdheden toebedeeld aan de commissie, bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid, kunnen door de commissie slechts worden uitgeoefend binnen het kader van de in artikel 2 omschreven taakstelling.

  • 9.

    Bevoegdheden kunnen in een directiestatuut worden gemandateerd aan de algemeen directeur basisonderwijs en/of aan de schooldirecties.

  • 10.

    De commissie is bevoegd subcommissies in te stellen met uitsluitend adviserende en/of uitvoerende bevoegdheden.

  • 11.

    De commissie geeft de raad en het college desgevraagd of uit eigen beweging alle gewenste adviezen en inlichtingen.

SAMENSTELLING

ARTIKEL 4

  • 1.

    De commissie bestaat uit 7 leden.

  • 2.

    Het college en de raad benoemen:

    • -

      drie leden op bindende voordracht van de oudergeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad;

    • -

      vier onafhankelijke deskundigen, te werven via een open sollicitatie.

  • 3.

    Het college benoemt voorts de voorzitter van de commissie in functie.

  • 4.

    De samenstelling wordt voorts gebaseerd op algemene kwaliteitseisen en functieprofielen voor bestuursleden.

  • 5.

    De leden van de commissie onderschrijven de uitgangspunten en doelstellingen van het openbaar onderwijs.

  • 6.

    Bij tussentijdse vacatures doet de commissie een voorstel aan het college tot invulling voor de rest van de zittingsperiode, met inachtneming van het bepaalde in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel.

  • 7.

    Op verzoek van de commissie kunnen de algemeen directeur basisonderwijs en/of de leden van het directeurenberaad openbaar basisonderwijs aan de beraadslagingen van de commissie deelnemen bij agendapunten aangaande de scholen. Zij hebben bij de betreffende agendapunten een adviserende stem.

ZITTINGSPERIODE

ARTIKEL 5

  • 1.

    De leden van de commissie hebben zitting voor een periode van drie jaren. Indien na evaluatie niet tot een andere bestuurlijke inrichting wordt besloten, zijn de volgende bepalingen van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aftredende leden zijn onmiddellijk herbenoembaar.

  • 3.

    De zittingsduur van de leden van de commissie is beperkt tot drie aaneensluitende periodes.

  • 4.

    Zodra blijkt dat een lid van de commissie een van de vereisten van het lidmaatschap niet meer bezit of handelt in strijd met het bepaalde in het zevende of achtste lid van dit artikel, wordt hij door het college van zijn lidmaatschap van de commissie vervallen verklaard.

  • 5.

    Een lid van de commissie kan door de commissie voor ontslag worden voorgedragen aan het college, indien dit lid naar het oordeel van de commissie door handelen of nalaten in ernstige mate afbreuk doet aan het functioneren van de commissie.

  • 6.

    Het college is bevoegd om een lid van de commissie, dat naar zijn oordeel door handelen of nalaten in ernstige mate afbreuk doet aan het functioneren van de commissie, te schorsen en de raad een voorstel te doen tot ontslag. Indien binnen 3 maanden na het besluit tot schorsing de raad geen besluit tot ontslag heeft genomen, vervalt het schorsingsbesluit.

  • 7.

    Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met:

    • a.

      een betrekking bij het openbaar onderwijs in de gemeente Duiven;

    • b.

      het lidmaatschap van en/of het dienstverband met het bestuur van enige school voor bijzonder onderwijs in de gemeente Duiven;

    • c.

      het lidmaatschap van een medezeggenschapsraad van de commissie;

    • d.

      het lidmaatschap van het college en de raad;

    • e.

      een dienstverband bij de gemeente.

  • 8.

    De leden van de commissie mogen rechtstreeks, noch middellijk deelnemen aan leveringen ten behoeve van de openbare scholen, noch optreden als advocaat of adviseur in aangelegenheden waarbij de scholen betrokken zijn. Zij mogen geen voordeel hoe ook genaamd en in welke vorm ook genieten terzake van de scholen, noch op grond van hun lidmaatschap van de commissie, enige gift, provisie of beloning aannemen.

EINDE LIDMAATSCHAP VAN DE COMMISSIE

ARTIKEL 6

Het lidmaatschap van de commissie eindigt door:

  • a.

    het eindigen van de periode waarvoor een lid is benoemd;

  • b.

    het verlies van de hoedanigheid op grond waarvan men is benoemd;

  • c.

    verklaring in staat van faillissement;

  • d.

    verlening van surseance van betaling;

  • e.

    ondercuratelestelling;

  • f.

    ontslag;

  • g.

    opzegging;

  • h.

    overlijden.

WERKWIJZE

Frequentie

ARTIKEL 7

  • 1.

    De commissie vergadert tenminste zes maal per jaar en voorts zo dikwijls dit door de voorzitter dan wel ten minste twee leden van de commissie nodig wordt geoordeeld.

  • 2.

    De voorzitter draagt er zorg voor, dat de oproepingen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste vijf dagen voor de dag van de vergadering aan de leden worden toegezonden.

  • 3.

    Elk lid van de commissie is bevoegd om in een naar zijn oordeel spoedeisend geval ter vergadering voor te stellen een onderwerp aan de agenda toe te voegen.

  • 4.

    De commissie beslist, of en zo ja, in hoeverre aan een voorstel als bedoeld in het derde lid gevolg wordt gegeven.

Quorum

ARTIKEL 8

  • 1.

    De vergadering vindt geen doorgang indien een kwartier na het aangekondigde tijdstip van de vergadering niet tenminste vier leden aanwezig zijn.

  • 2.

    In geval een vergadering op grond van het bepaalde in het eerste lid geen doorgang kan vinden, is de voorzitter bevoegd om in afwijking van het bepaalde in het voorgaande artikel een nieuwe vergadering te beleggen.

  • 3.

    Indien wegens onvoltalligheid op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden over de onderwerpen, die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.

Besluitvorming

ARTIKEL 9

  • 1.

    Alle besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige leden.

  • 2.

    Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.

  • 3.

    Bij het staken van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming over zaken de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Bij staken van stemmen over personen beslist terstond het lot.

Openbaarheid en verantwoording

ARTIKEL 10

  • 1.

    De vergaderingen van de commissie zijn openbaar.

  • 2.

    Wanneer één van de aanwezige commissieleden het vordert of de voorzitter het nodig acht, worden de deuren van de vergadering gesloten. De commissie beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3.

    De commissie is verantwoording verschuldigd aan het college en de raad. Hiertoe verzorgt de commissie jaarlijks een verslag omtrent haar werkzaamheden ten behoeve van het college en de raad welk verslag gelijktijdig met de financiële stukken wordt uitgebracht.

  • 4.

    In het onder lid 3 genoemde verslag legt de commissie in elk geval verantwoording af inzake het gevoerde beleid met betrekking tot de wezenskenmerken van openbaar onderwijs:

    • -

      algemene toegankelijkheid;

    • -

      actieve pluriformiteit;

    • -

      gelijke behandeling van personen conform het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet;

    • -

      gelijke benoembaarheid van personeel.

Geheimhouding

ARTIKEL 11

  • 1.

    De commissie kan omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken, geheimhouding opleggen.

  • 2.

    De opgelegde geheimhouding wordt zowel door degenen die bij de behandeling tegenwoordig waren alsmede door hen, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat de commissie de geheimhouding opheft.

  • 3.

    De voorzitter kan omtrent de inhoud van stukken in het voorafgaande lid, voorlopige geheimhouding opleggen. De verplichting tot voorlopige geheimhouding vervalt, indien zij niet in de eerstvolgende vergadering door de commissie wordt bekrachtigd.

  • 4.

    Inzage door leden van de raad in stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd, kan slechts worden geweigerd voor zover deze inzage in strijd is met het openbaar belang.

Honorering

ARTIKEL 12

Aan de commissieleden wordt een nader door de raad te bepalen presentiegeld uitgekeerd overeenkomstig de betreffende regeling van de gemeente Duiven.

DAGELIJKS BESTUUR

Samenstelling

ARTIKEL 13

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, de secretaris en de penningmeester.

  • 2.

    De secretaris en de penningmeester worden door de commissie benoemd.

  • 3.

    De voorzitter en secretaris tekenen alle stukken die van de commissie uitgaan.

  • 4.

    De algemeen directeur basisonderwijs kan op verzoek van het dagelijks bestuur van de commissie aan de beraadslagingen van het dagelijks bestuur deelnemen. De algemeen directeur basisonderwijs heeft een adviserende stem.

Werkwijze

ARTIKEL 14

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt of indien ten minste twee leden dit verzoeken.

  • 2.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan slechts besluiten nemen indien ten minste twee leden aanwezig zijn.

  • 4.

    Besluiten kunnen alleen worden genomen bij meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Bij het staken van de stemmen beslist de stem van de voorzitter.

Taak dagelijks bestuur

ARTIKEL 15

Tot de taak van het dagelijks bestuur behoort:

  • a.

    het toezicht op de leiding van de scholen;

  • b.

    de voorbereiding van vergaderingen van de commissie;

  • c.

    de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de besluiten van de commissie voor zover in een directiestatuut niet gemandateerd aan de schooldirecties.

Verantwoording

ARTIKEL 16

De leden van het dagelijks bestuur zijn afzonderlijk en tezamen voor het door hen gevoerde bestuur informatie en verantwoording verschuldigd aan de commissie en geven de commissie met betrekking tot het gevoerde bestuur alle verlangde inlichtingen.

INFORMATIE

ARTIKEL 17

  • 1.

    De commissie verschaft de raad en het college alle gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het college doet de commissie alle informatie toekomen die nodig is voor een goed functioneren.

TOEZICHT

ARTIKEL 18

  • 1.

    De commissie doet het college binnen 2 weken mededeling van besluiten, welke:

    • a.

      direct of indirect van invloed zijn op de financiële gelijkstelling met het bijzonder onderwijs dan wel een overschrijdingsrisico in zich dragen;

    • b.

      direct of indirect de grondslag(en) en/of de reikwijdte van het openbaar basisonderwijs raken;

    • c.

      anderszins aanwijsbaar inbreuk (kunnen) maken op het gemeentebelang.

  • 2.

    Het college kan een besluit van de commissie, als bedoeld in lid 1, schorsen.

  • 3.

    Een besluit tot schorsing wordt door het college genomen binnen twee weken na ontvangst van het betreffende commissiebesluit.

  • 4.

    Een besluit zoals bedoeld in lid 1 kan door de commissie eerst worden uitgevoerd na het verstrijken van de in lid 3 genoemde termijn.

  • 5.

    Het college brengt een in het tweede lid bedoeld besluit tot schorsing terstond schriftelijk ter kennis van de raad met het verzoek een beslissing te nemen over het al dan niet in strijd zijn van het besluit met het financiële belang en het recht van de gemeente. De commissie brengt over het geschorste besluit binnen een maand na het besluit van het college op grond van het tweede lid een schriftelijk en gemotiveerd advies uit aan de raad. De raad neemt een met reden omkleed besluit en regelt de gevolgen van zijn beslissing.

  • 6.

    Indien de beslissing van de raad, als bedoeld in het vijfde lid, de verklaring inhoudt dat het besluit van de commissie in strijd is met het gemeentelijk financieel belang en het recht, doet het college hiervan onmiddellijk schriftelijk mededeling aan de commissie.

  • 7.

    De commissie neemt binnen een maand na ontvangst van het in het zesde lid bedoelde bericht een nieuw besluit met inachtneming van de beslissing van de raad.

  • 8.

    Indien de raad van mening is, dat het besluit van de commissie niet in strijd is met het gemeentelijk financieel belang en het recht, vervalt het besluit tot schorsing.

FINANCIËN

ARTIKEL 19

  • 1.

    De commissie biedt jaarlijks voor 1 april een ontwerp van de begroting voor het jaar daarop volgend met toelichting aan het college aan.

  • 2.

    De commissie biedt jaarlijks voor 1 maart een ontwerp van de rekening over het afgelopen jaar met een toelichting aan het college aan.

  • 3.

    De door de commissie ingediende voorstellen worden ongewijzigd door het college aan de raad aangeboden, tenzij deze naar het oordeel van het college in strijd zijn met het recht, het algemeen of financieel belang van de gemeente. Het financieel belang van de gemeente mag daarbij niet zodanig worden geïnterpreteerd dat minder beschikbaar wordt gesteld dan de rijksvergoedingen.

  • 4.

    Het college kan de in lid 3 van dit artikel genoemde aanbieding doen vergezellen van een separaat advies aan de raad betreffende de door de commissie voorgestelde ontwerpen van begroting en rekening.

  • 5.

    Tweemaal in het kalenderjaar rapporteert de commissie aan het college conform de door het college vastgestelde voorschriften met betrekking tot de gemeentelijke management rapportage.

ORGANISATIE EN PERSONEEL

ARTIKEL 20

  • 1.

    De commissie is bevoegd voor de uitoefening van haar taken dienstverleningscontracten af te sluiten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.

  • 2.

    De commissie sluit geen contracten met derden over dienstverlening die bij het instellen van de commissie vanwege de gemeente werd verstrekt, dan nadat daartoe schriftelijk overeenstemming werd bereikt met het college.

  • 3.

    Bij de start van haar werkzaamheden maakt de commissie voor de uitoefening van haar taken gebruik van het ondersteuningsapparaat zoals dat bij het instellen van de commissie ten behoeve van het openbaar onderwijs beschikbaar is.

WIJZIGING OF INTREKKING VAN DE VERORDENING

ARTIKEL 21

  • 1.

    Deze verordening geldt voor bepaalde tijd. Voor 1 april 2004, zullen het college en de raad door middel van evaluatie bezien of de regeling overeenkomstig zal worden voortgezet.

  • 2.

    De commissie kan een verzoek tot wijziging of tussentijdse intrekking van deze verordening indienen bij het college.

  • 3.

    In de overige gevallen wordt deze verordening door het college en de raad niet eerder gewijzigd dan na overleg door het college met de commissie.

BEZWAAR TEGEN BESLUIT GEMEENTE

ARTIKEL 22

De bepalingen inzake bezwaar van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing voorzover het besluiten van de raad of het college betreft waardoor de commissie rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen.

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 23

  • 1.

    In alle zaken de commissie betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, neemt het college een beslissing, gehoord de commissie.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op 1 augustus 2002, alsdan start ook de eerste zittingsperiode van de commissie. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening bestuurscommissie openbaar basisonderwijs".

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 7 mei 2002, voorzover het betreft de overdracht van bevoegdheden van het college aan de commissie.

Burgemeester, Secretaris,

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 mei 2002, voorzover het betreft de overdracht van bevoegdheden van de raad aan de commissie.

Voorzitter, Secretaris,