Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2013

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2013

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 4-9-2012 en BBV nummer 181343;

gelet op het bepaalde in Gelet op het bepaalde in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

Overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a WWB, artikel 35 Ioaw en artikel 35 Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ex artikel 7 WWB, artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

Besluit:

Vast te stellen de volgende verordening: Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2013.

Paragraaf 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder de doelgroep, de onderstaande groepen waarbij sprake moet zijn arbeidsperspectief:

    • ·

      Uitkeringsgerechtigden: personen tot 65 jaar met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de IOAW of de IOAZ;

    • ·

      Werknemers in gesubsidieerde arbeid zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

    • ·

      Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV Werkbedrijf

    • ·

      Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het UWV Werkbedrijf en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

    • ·

      Jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers van 16 tot 27 jaar, die ingeschreven staan bij het UWV Werkbedrijf

  • 2.

    Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet;

  • 3.

    De wet: de Wet werk en bijstand;

  • 4.

    IOAW : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • 5.

    IOAZ : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • 6.

    De raad: de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren;

  • 7.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • 8.

    Arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;

  • 9.

    Traject: het geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid, het zij in dienstbetrekking, hetzij als zelfstandige. Een traject kan bestaan uit één van de trajecten zoals door burgemeester en wethouders ingekocht op grond van een aanbesteding, danwel uit individuele inkoop.

  • 10.

    Basiskwalificatie: het minimum aan opleiding en werkervaring dat een belanghebbende nodig heeft, om algemeen geaccepteerde arbeid te kunnen aanvaarden.

  • 11.

    Arbeidsperspectief: indien een belanghebbende door de inzet van één of meerdere re-integratievoorzieningen in staat moet worden geacht om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden, wordt aangenomen dat sprake is van arbeidsperspectief.

Paragraaf 2 - Beleid en financiën

Artikel 2 - Opdracht burgemeester en wethouders

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden aan belanghebbenden die behoren tot de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en voor zover dat noodzakelijk wordt geacht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door burgemeester en wethouders een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 - Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Belanghebbenden die behoren tot de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders doen aan en/of op verzoek van en in overleg met belanghebbende een ondersteuningsaanbod, dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

 Artikel 4 - Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    Een belanghebbende uit de doelgroep die door burgemeester en wethouders een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken, en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

  • 2.

    De belanghebbende uit de doelgroep die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die burgemeester en wethouders aan de aangeboden voorziening hebben verbonden.

  • 3.

    Indien een belanghebbende uit de doelgroep die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kunnen burgemeester en wethouders de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

Artikel 4A – Ontheffing van de verplichtingen

  • 1. In navolging van artikel 9 lid 2 WWB, kan het college in individuele gevallen tijdelijk           ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in artikel 4 van deze verordening,    indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

  • 2. Van dringende redenen is sprake:

    • a.

      bij belanghebbenden met medische, sociale en/of psychische problematiek, voor zover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid, onderdeel a WWB.

    • b.

      bij belanghebbenden die zorgtaken verrichten,voor zover hiermee geen           rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid, onderdeel a WWB.

  • 3. Indien de tijdelijke ontheffing een alleenstaande ouder betreft, maakt het college in het     bijzonder een afweging tussen het belang van arbeidsinschakeling en de wens van de     ouder om invulling te geven aan de zorgplicht. Bij het beoordelen van het opleggen van de verplichtingen wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van het inzetten van       voorzieningen als kinderopvang en opleiding, om de combinatie van zorg en re-integratie mogelijk te maken. Slechts bij het ontbreken van de mogelijkheid om de combinatie van    zorg en re-integratie mogelijk te maken, kan een belanghebbende tijdelijke ontheffing       verleend worden.

Paragraaf 3 – Voorzieningen

Artikel 5 - Vorm van de ondersteuning

  • 1. Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden van één of meerdere      voorzieningen, of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzen naar     andere instanties, of een combinatie daarvan.

  • 2. Daarbij wordt gekozen voor één of meerdere voorziening(en) die beschikbaar is en die     adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 3. Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als naar    het oordeel van burgemeester en wethouders zonder die inzet het vinden aan algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

  • 4. Burgemeester en wethouders zien af van het aanbieden van een voorziening als   belanghebbende gebruik kan maken van een voorliggende voorziening.

  • 5. Onder een voorziening wordt verstaan: een integraal re-integratietraject, of een onderdeel daarvan, work first aan de poort, sociale activering, werken met behoud van uitkering,      gesubsidieerde arbeid, scholing, inkomstenvrijlating, premie, banenbeurs, noodzakelijke reiskosten, kosten van noodzakelijke kinderopvang en overige voorzieningen.

Artikel 6 – Integraal re-integratietraject

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een integraal re-integratietraject aan te bieden. Een traject kan bestaan uit een diagnose, aanbodversterking, bemiddeling, jobhunting, plaatsing, nazorg en alle andere mogelijke onderdelen die noodzakelijk zijn voor de inschakeling op de arbeidmarkt.

  • 2. De onderdelen van een integraal traject kunnen ook los aangeboden worden, indien dit de inschakeling op de arbeidsmarkt bevordert.

  • 3. Een integraal traject kan bestaan uit één van de trajecten zoals door burgemeester en     wethouders ingekocht op grond van een aanbesteding, danwel uit individuele inkoop.

Artikel 7 – Work first aan de poort

  • 1. Work first aan de poort is een voorziening waarbij een belanghebbende uit de doelgroep gedurende een periode van minimaal 8 weken wordt geplaatst in een werkomgeving,       waarbij uit observatie en begeleiding een rapport over de mogelijkheden op de            arbeidsmarkt wordt opgesteld.

  • 2. Tijdens de periode van 8 weken dient belanghebbende 5 dagen per week 1 dagdeel per dag deel te nemen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van de in lid 1 en 2 genoemde termijnen afwijken op grond van individuele omstandigheden of indien dit naar oordeel van burgemeester en  wethouders de inschakeling op de arbeidsmarkt bevordert.

  • 4. Aan belanghebbenden die een uitkering aangevraagd hebben, wordt zo snel mogelijk de voorziening Work First aan de poort aangeboden.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen ook belanghebbenden met een lopende uitkering Work First aan de poort aanbieden, indien dit naar hun oordeel de inschakeling op de arbeidsmarkt bevordert.

 Artikel 8 - Sociale activering

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een belanghebbende uit de doelgroep sociale activering aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Sociale activering mag niet leiden tot verdringing van reguliere arbeid.

  • 3. Dit instrument wordt ingezet als burgemeester en wethouders vaststellen dat         belanghebbende niet direct een reëel perspectief heeft op arbeid, of dat dit perspectief     onduidelijk is, mits re-integratie op termijn wel mogelijk is.

  • 4. Het vaststellen van het arbeidsperspectief kan plaatsvinden op grond van het re-integratieadvies van het UWV Werkbedrijf, de diagnose van een re-integratiebedrijf of, indien daarvoor duidelijk aanwijsbare redenen zijn, door burgemeester en wethouders zelf.

Artikel 9 – Werken met behoud van uitkering

  • 1. Aan een belanghebbende uit de doelgroep kan een periode van werken met behoud van uitkering worden aangeboden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De periode van werken met behoud van uitkering heeft als doel de belanghebbende werkervaring en vaardigheden op te laten doen.

  • 3. De periode van werken met behoud van uitkering kan ingezet worden om een        arbeidsovereenkomst te verwerven.

  • 4. Het inzetten van een periode van werken met behoud van uitkering mag niet tot verdringing van reguliere arbeid leiden.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen in een uitvoeringsregeling de voorwaarden voor werken met behoud van uitkering vast.

Artikel 10 - Gesubsidieerde arbeid

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een belanghebbende uit de doelgroep gesubsidieerde arbeid aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij gesubsidieerde arbeid is sprake van een rechtstreekse loonkostensubsidie aan een    werkgever die een belanghebbende in dienst neemt, of een loonkostensubsidie via een    detacheringsconstructie. Daarbij krijgt een belanghebbende een contract krijgt bij een   uitvoeringsorganisatie en dient de opdrachtgever een inleenvergoeding te betalen.

  • 3. Plaatsing in gesubsidieerde arbeid heeft als doel het opdoen van werkervaring.

  • 4. Bij gesubsidieerde arbeid is sprake van een loonkostensubsidie of een detacheringsbaan.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen in een uitvoeringsregeling de verschillende vormen van en voorwaarden voor gesubsidieerde arbeid vast.

Artikel 11 – Scholing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een belanghebbende uit de doelgroep een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde scholing kan worden aangeboden in de vorm van subsidie.

  • 3. Voor de scholing die wordt aangeboden of waarvoor subsidie wordt verleend gelden de navolgende voorwaarden:

  • a. De scholing dient te zijn gericht op het behalen van een basiskwalificatie arbeidsmarkt, of de kansen op inschakeling op de arbeidsmarkt dusdanig vergroten dat het niet aanbieden van scholing zou leiden tot gevolgen van onbillijke aard.

  • b. De scholing dient kortdurend te zijn en gericht op snelle arbeidsinschakeling.

  • c. De goedkoopst adequate scholingsmogelijkheid moet worden benut.

  • 4. Indien de belanghebbende een alleenstaande ouder betreft, beoordeelt het college de mogelijkheid van scholing in het licht van de in artikel 5A lid 2 van deze verordening genoemde combinatie van zorg en re-integratie.

Artikel 12 - Specifieke kosten in verband met scholing

Voor de scholing die met toepassing van artikel 11 wordt gevolgd komen de volgende kostensoorten voor vergoeding in aanmerking:

  • 1.

    Opleidingskosten en cursusbijdragen;

  • 2.

    Boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld.

  • 3.

    Reiskosten naar scholing.

Artikel 13 – Premie

  • 1. Bij deelname aan sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, voor tenminste 4 uur per week, wordt door burgemeester en wethouders aan een belanghebbende uit de doelgroep die een uitkering van de gemeente ontvangt, eenmaal per jaar een premie verstrekt.

  • 2. De hoogte van de premie bedraagt € 41,00 per maand voor belanghebbenden die tussen 4 en 10 uur per week deelnemen aan sociale activering.

  • 3. De hoogte van de premie bedraagt € 86,00 per maand voor belanghebbenden die meer van 10 uur per week deelnemen aan sociale activering.

  • 4. De premie wordt ambtshalve toegekend op grond van de uren die met belanghebbende   zijn overeengekomen door de organisatie die de trajecten sociale activering uitvoert. Daarbij wordt de hoogte van de premie gebaseerd op elke maand dat wordt deelgenomen aan een traject sociale activering. Indien een deelnemer langer dan 1 maand ziek is, bestaat over de totale periode van ziekte geen recht op premie. Eventuele weken van verlof tellen wel als een periode waarin wordt deelgenomen aan het traject.

Artikel 14 – Banenbeurs

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om aan een belanghebbende uit de doelgroep een voorziening aan te bieden in de vorm van een deelname aan een banenbeurs. Daarbij kan het gaan om een banenbeurs die door derden wordt georganiseerd, maar ook kunnen burgemeester en wethouders besluiten zelf een banenbeurs te organiseren, of te participeren in een banenbeurs.

Artikel 15 – Reiskosten bij deelname voorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om aan een belanghebbende uit de         doelgroep die gebruikt maakt van een voorziening, reiskostenvergoeding toe te kennen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om voor de duur van de eerste 6 maanden van een regulier dienstverband een reiskostenvergoeding toe te kennen aan belanghebbenden die algemeen geaccepteerde arbeid hebben aanvaard. Deze vergoeding zal slechts toegekend worden als de werkgever zelf geen systeem van reiskostenvergoeding kent en inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid zonder het inzetten van een reiskostenvergoeding niet mogelijk is.

  • 3. Het vergoeden van reiskosten is uitgesloten voor belanghebbenden die gebruik maken    van de voorziening gesubsidieerde arbeid.

Artikel 16 – Kinderopvang

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om aan een belanghebbende uit de doelgroep een voorziening aan te bieden in de vorm van een vergoeding van de kosten van eigen bijdrage  van noodzakelijke kinderopvang gedurende deelname aan een voorziening en de hiermee samenhangende reistijd.

Artikel 17 – Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Artikel 18 – Overige voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om aan een belanghebbende uit de doelgroep voorzieningen en instrumenten in te zetten die niet in deze verordening staan vermeld, als dit naar hun oordeel noodzakelijk is voor de inschakeling op de arbeidsmarkt.

Paragraaf 4: Beëindiging van de ondersteuning

Artikel 19 – Beëindiging van de ondersteuning

Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening beëindigen:

  • 1.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet niet nakomt;

  • 2.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • 3.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

  • 4.

    indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Paragraaf 5 - Slotbepalingen

Artikel 20 – Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nader uitvoeringsbeleid vaststellen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een uitvoeringsregeling of een werkinstructie uitvoering re-integratiebeleid.

Artikel 21 – Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand 2013”

Artikel 23 – Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2. De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2006 wordt ingetrokken per 1 januari 2013.

  • 3. De Verordening werkleeraanbod WIJ 2010 wordt ingetrokken per 1 januari 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 1 november 2012.

De raad voornoemd,

mr. M.M.W.H.Y. Hermans CMC drs. J.W.M.M.J. Hessels

griffier burgemeester

Toelichting bij de verordening

Algemeen:

Volgens de WWB krijgen burgemeester en wethouders de opdracht voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden, nug- en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid WWB:

Artikel 8 lid 1 onder a:

De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 8 lid 2:

De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, evenals voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

Artikel 10 lid 1en 2:

Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.

 

Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:

  • 1.

    De aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

  • 2.

    het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

  • 3.

    het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

  • 4.

    De beschikbaarheid van financiële middelen.

 

Het beleid kan op een aantal niveaus geregeld worden:

  • 1.

    In de verordening zelf. Hiermee ligt het beleid voor langere duur vast. Het aanpassen van de verordening vergt langere tijd. Uitgangspunt kan zijn dat je een verordening vaststelt die vervolgens op hoofdlijnen een aantal jaren meekan.

  • 2.

    In het beleidsplan, dat ook door de raad vastgesteld wordt. Naast algemene uitgangspunten kunnen hierin ook onderwerpen aan de orde komen als het inkoop- en aanbestedingsbeleid en de afstemming met andere beleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.

  • 3.

    In delegatie aan burgemeester en wethouders (uitvoeringsbesluiten).

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 – Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand. Waar nodig zijn via de begripsbepalingen eigen accenten gelegd.

Tevens wordt de doelgroep aangegeven. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen of binnen doelgroepen. Voor alle inwoners die in de doelgroep vallen, wordt hetzelfde beleid gevoerd. De uitwerking van welke voorziening voor welke belanghebbende wordt ingezet, is geregeld in de re-integratieverordening en komt tot uitdrukking in het beleidsplan en in zaken als de aanbesteding en de werkinstructie re-integratie waarmee op de afdeling wordt gewerkt.

 

Artikel 2 - Opdracht burgemeester en wethouders

In het eerste lid is de opdracht aan burgemeester en wethouders vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Tevens biedt dit artikel de mogelijkheid om aan burgemeester en wethouders specifieke opdrachten mee te geven.

In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan burgemeester en wethouders te koppelen, kan de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

Het tweede lid geeft aan dat de meest doelmatige ondersteuning wordt geboden.

Het derde lid geeft burgemeester en wethouders de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.

 

Artikel 3 - Aanspraak op ondersteuning

De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen.

 

Artikel 4 - Verplichtingen van de cliënt

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het derde lid biedt de verbinding met de Afstemmingsverordening). Deze verordening regelt het toepassen van een verlaging indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage.

Voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel.

 

Artikel 4A – Ontheffing van de verplichtingen

Dit artikel geef de mogelijkheden die het college heeft om af te wijken van de verplichtingen tot re-integratie. Tijdelijke ontheffing is mogelijk als sprake is van dringende redenen.

In alle gevallen van tijdelijke ontheffing wordt door het college overwogen of belemmeringen op medische, sociale en/of psychische gronden kunnen worden weggenomen door het aanbieden van een voorziening, danwel dat bij het inzetten van een voorziening rekening kan worden gehouden met de belemmeringen.

In lid 3 wordt speciaal aandacht besteed aan de situatie van alleenstaande ouders. Alleenstaande ouders moet de mogelijkheid worden geboden om arbeid en zorg te combineren. Als dat niet mogelijk is kan tijdelijke ontheffing worden verleend.

 

Artikel 5 - Vorm van de ondersteuning

Lid 1 bepaalt de vorm van de ondersteuning.

Lid 2 bepaalt dat een voorziening wordt gekozen die beschikbaar is en die adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

Lid 3 bepaalt dat een voorziening slechts wordt aangeboden indien zonder die voorziening het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

Lid 4 bepaalt dat wordt afgezien van het aanbieden van een voorziening als belanghebbende gebruik kan maken van een voorliggende voorziening. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als iemand een gedeeltelijke uitkering van een andere instantie ontvangt en deze instantie gehouden is de kosten van re-integratie te betalen.

Lid 5 geeft aan welke voorzieningen worden aangeboden zoals ze vanaf artikel 6 per voorziening worden beschreven.

 

Artikel 6 – Integraal re-integratietraject

Uit dit artikel blijkt dat een integraal re-integratietraject kan bestaan uit zeer diverse onderdelen.

Lid 2 bepaalt dat de onderdelen van en traject ook los kunnen worden ingekocht.

Lid 3 bepaalt dat naast de op grond van de aanbesteding ingekochte trajecten, ook individueel ingekochte trajecten kunnen worden aangeboden.

 

Artikel 7 – Work first aan de poort

Dit artikel beschrijft de voorziening work first aan de poort, aan wie deze wordt aangeboden, de termijn van aanbieden en de duur van deelname.

Het college kan van termijn en duur afwijken, als het college van mening is dat dit de inschakeling in de arbeid bevordert. Om dezelfde reden kan deze voorziening ook worden aangeboden aan mensen met een lopende uitkering.

 

Artikel 8 – Sociale activering

Dit artikel beschrijft de voorziening sociale activering.

Lid 4 geeft aan dat hoe het college het arbeidsperspectief kan vaststellen.

 

Artikel 9 – Werken met behoud van uitkering

Dit artikel regelt de mogelijkheid van het aanbieden van werken met behoud van uitkering. De voorwaarden en mogelijkheden liggen vast in de Uitvoeringsregeling Gesubsidieerde Arbeid.

 

Artikel 10 – Gesubsidieerde arbeid

Dit artikel regelt de mogelijkheid van het aanbieden van gesubsidieerde arbeid. De voorwaarden en mogelijkheden liggen vast in de Uitvoeringsregeling Gesubsidieerde Arbeid.

 

Artikel 11 – Scholing

Dit artikel bepaalt onder welke voorwaarden deze voorziening kan worden aangeboden. De scholing moet gericht zijn op het behalen van een basiskwalificatie, óf het niet inzetten moet leiden tot gevolgen van onbillijke aard. Bijvoorbeeld indien het volgen van een heftruckcursus zou leiden tot een baan.

In lid 4 wordt speciaal aandacht besteed aan de combinatie tussen re-integratie en zorg bij alleenstaande ouders.

 

Artikel 12 – Specifieke kosten in verband met scholing

Dit artikel bepaalt welke kosten in verband met scholing voor vergoeding in aanmerking komen.

 

Artikel 13 – Premie

Dit artikel beschrijft de mogelijkheid van het college om een premie voor sociale activering toe te kennen.

 

Artikel 14 – Banenbeurs

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om ten behoeve van de doelgroep zelf een banenbeurs te organiseren, te participeren in een banenbeurs of een banenbeurs aan te bieden die door derden wordt georganiseerd.

 

Artikel 15 – Reiskosten bij deelname voorziening

Dit artikel geeft de mogelijkheid reiskostenvergoeding toe te kennen. Dit geldt niet voor deelnemers aan gesubsidieerde arbeid, omdat in dat geval een arbeidsrelatie met een werkgever geldt. Er bestaat wel een mogelijkheid om tijdens de eerste 6 maanden van een arbeidscontract de reiskosten te vergoeden, mits inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid zonder het inzetten van reiskostenvergoeding niet mogelijk zou zijn.

 

Artikel 16 – Kinderopvang

Dit artikel geeft de mogelijkheid de kosten van kinderopvang te vergoeden.

 

Artikel 17 – Afwijkende bepalingen voor jongeren

Voor jongeren behoren de volgende ‘incentives’ niet tot het re-integratie-instrumentarium: inkomstenvrijlating, premies, vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk en plaatsing in participatieplaatsen. Verwezen is naar artikel 31, vijfde lid WWB. In dat artikel wordt aangegeven welke middelen niet vrijgelaten worden bij de verlening van algemene bijstand aan jongeren.

 

Artikel 18 – Overige voorzieningen

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid ook een andere voorziening dan als in de verordening beschreven aan te bieden, als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de inschakeling op de arbeidsmarkt.

 

Artikel 19 – Beëindigen van de ondersteuning

Dit artikel geeft de mogelijkheden waaronder het college een voorziening kan beëindigen.

 

Artikel 20 – Beleid

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om nader uitvoeringsbeleid vast te stellen.

 

Artikel 21 – Hardheidsclausule

Dit artikel bevat de hardheidsclausule.

 

Artikel 22 – Citeertitel

Dit artikel bepaalt dat de verordening wordt aangehaald als “Re-integratieverordening Wet werk en bijstand”.

 

Artikel 23 – Inwerkingtreding

Uit dit artikel blijkt wanneer de verordening in werking treedt.