Regeling vervallen per 01-01-2015

Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2013

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2013

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 26-3-2013 en BBV nummer 222701;

gezien het advies d.d. 14 maart 2013 van het cliëntenplatform maatschappelijke voorzieningen;

gelet op het bepaalde in artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20 IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20 IOAZ;

Besluit:

Vast te stellen de Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2013.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozewerknemers;

  • b.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezenzelfstandigen;

  • c.

    De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende vantoepassing zijn;

  • d.

    Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

  • e.

    Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld inartikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

  • f.

    Verlaging: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW enartikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

  • g.

    Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

  • h.

    Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij isaangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt – Susteren.

Artikel 2. Berekeningsgrondslag

De verlaging wordt toegepast op de netto uitkeringsnorm.

Artikel 3. Hoogte en duur van de verlaging

  • 1. Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin debelanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2. Tenzij in de verordening anders is bepaald, bedraagt de duur van de verlaging een maand.

  • 3. De duur van de verlaging als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 4. Het besluit tot toepassen van een verlaging

In het besluit tot het opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd en, als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van de standaardverlaging.

Artikel 5. Afzien van het toepassen van een verlaging

  • 1. Het college ziet af van het toepassen van een verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door hetcollege heeft plaatsgevonden;

  • 2. Het college kan afzien van het toepassen van een verlaging indien het daarvoor dringenderedenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het toepassen van een verlaging op grond van dringenderedenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6. Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De verlaging wordt toegepast met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend opde datum waarop het besluit tot het toepassen van de verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de afstemming met terugwerkende kracht wordenopgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 7. Samenloop van gedragingen

  • 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZgenoemde verplichtingen, wordt één verlaging toegepast. Indien voor schending van die verplichtingen verlagingen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste verlaging toegepast.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere inde IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging toegepast. Deze verlagingen worden gelijktijdig toegepast, tenzij dit gelet op artikel 3, eerste lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 8. Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de

IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut WerknemersVerzekeringen (UWV) of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of teaanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkhedentot arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Derde categorie

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangebodenvoorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering.

Artikel 9. De hoogte en duur van de verlaging

  • 1. Onverminderd artikel 3, eerste lid, wordt de verlaging vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      veertig procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder c, legt het college, indien belanghebbende een uitkeringontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 8, derde lid, onder a, dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een verlaging op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerdearbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden

Artikel 10. Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 3, eerste lid, past het college, met in achtneming van artikel 20, vierdelid IOAW/IOAZ, blijvend een verlaging toe indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligtin de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonderdat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2. De hoogte van de verlaging is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

  • 3. Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Artikel 11. Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 3, eerste lid, past het college blijvend voor onbepaalde duur een verlaging toe indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2. De hoogte van de verlaging is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen nettoinkomen uit deze arbeid.

  • 3. Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem tebepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 12. Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van IOAW en IOAZ, als bedoeld in artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ, wordt een verlaging toegepast van minimaal twintig procent van de uitkering gedurende een maand.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding en toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2013 onder gelijktijdige intrekking van de afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Echt-Susteren 2010.

  • 2. De afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Echt-Susteren 2010 is enkel van toepassing op gedragingen voor 1-1-2013.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Gemeente Echt-Susteren 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 16-5-2013.

De raad voornoemd,

mr. M.M.W.H.Y. Hermans CMC drs. J.W.M.M.J. Hessels

griffier burgemeester

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.

Onder c. de IOAW/IOAZ

Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de

bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.

Onder e. uitkeringsnorm

De WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de IOAW en IOAZ te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.

Onder f. verlaging

In afwijking van de WWB wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering

binnen deze verordening als verlaging aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak.

Onder g. inkomen

Qua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt af van het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip.

Onder h. belanghebbende

Daar de in artikel 20, tweede lid IOAW opgenomen bevoegdheden tot het toepassen van een verlaging, blijkens dat artikel,daar enkel gelden voor de persoon die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, is ook het begrip belanghebbende in die zin ingeperkt.

Artikel 2

Zoals reeds aangegeven wordt de verlaging toegepast op de netto norm.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt de algemene duur van een verlaging op 1 maand. Door de duur van de verlaging in de algemene bepalingen op te nemen, wordt voorkomen dat overal waar een verlaging wordt genoemd steeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd. Het derde lid maakt hier een algemene uitzondering op, door bij recidive de duur te verdubbelen.

Artikel 4

Het verlagen van een uitkering op grond van deze verordening vindt plaats door

middel van een besluit. Tegen dit besluit kan een belanghebbende bezwaar en beroep

indienen. In artikel 2 van deze verordening is aangegeven wat in het besluit in ieder

geval moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Awb en dan

met name uit het motiveringsvereiste. Het motiveringsvereiste houdt onder andere in

dat een besluit kenbaar is en van een deugdelijke motivering is voorzien.

 

Artikel 5 tot en met 7

Deze artikelen zijn identiek aan hetgeen hierover in de WWB-afstemmingsverordening is opgenomen:

Afzien van verlaging (artikel 3 afstemmingsverordening WWB 2013 versie 2)

Ingangsdatum en tijdvak (artikel 4 afstemmingsverordening WWB 2013 versie 2

Samenloop van gedragingen (artikel 12 afstemmingsverordening WWB 2013 versie 2)

Artikel 8

Ten opzichte van de WWB-afstemmingsverordening zijn in deze bepaling geen gedragingen

opgenomen die verband houden met het niet aanvaarden dan wel het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid. Dit houdt verband met het feit dat juist bij deze gedragingen de IOAW en IOAZ de mogelijkheid biedt tot tijdelijke of blijvende (gedeeltelijke) weigering van de uitkering. De sanctie bij deze vorm van gedragingen is daarom in een apart hoofdstuk (hoofdstuk 3 van deze verordening) opgenomen .

Artikel 9

In het tweede lid is uitwerking gegeven aan de binnen de IOAW geboden mogelijkheid om ook bij het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid de uitkering (gedeeltelijk) te weigeren. De alternatieve bepaling voorziet in de mogelijkheid tot het (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering voor onbepaalde tijd.

Indien gekozen wordt voor volledige weigering, kan de belanghebbende in wezen per direct aankloppen voor een aanvulling in het kader van de WWB. Binnen het kader van de WWB zal dan moeten worden beoordeeld of belanghebbende recht heeft op WWB (in afwijking van de IOAW en IOAZ kent de WWB een beperkte vermogensvrijlating en een ruimer inkomensbegrip) en in hoeverre het afstemmingswaardige gedrag ook binnen de WWB tot een verlaging zou hebben geleid.

Artikel 10 en 11

In deze bepalingen zijn de mogelijkheden die de IOAW en IOAZ bieden om de uitkering te weigeren volledig uitgewerkt.

Artikel 12

Dit artikel is identiek aan hetgeen hierover in de WWB-afstemmingsverordening (artikel 11) is opgenomen.

Artikel 13. Inwerkingtreding en toepassingsbereik

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013.

Met de inwerkingtreding van deze verordening per 1 januari 2013 is de afstemminsverordening IOAW IOAZ gemeente Echt-Susteren 2010 enkel nog van toepassing op gedragingen voor 1 januari 2013.

Artikel 14. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.