Regeling vervallen per 31-07-2015

SUBSIDIEVERORDENING PEUTERPROGRAMMA GEMEENTE ECHT-SUSTEREN 2013

Geldend van 10-10-2013 t/m 30-07-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2013

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING PEUTERPROGRAMMA GEMEENTE ECHT-SUSTEREN 2013

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 6-8-2013 en BBV nummer 253344;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 tweede lid van de Algemene subsidieverordening Echt-Susteren 2012;

Besluit:

De volgende verordening vast te stellen.

SUBSIDIEVERORDENING PEUTERPROGRAMMA GEMEENTE ECHT-SUSTEREN 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Verhouding tot de Algemene subsidieverordening

  • 1. De in deze verordening opgenomen bepalingen gelden naast de bepalingen uit de vigerende Algemene subsidieverordening Echt-Susteren.

  • 2. Wanneer en voor zover de bepalingen in deze verordening afwijken van de vigerende Algemene subsidieverordening Echt-Susteren, geldt niet de vigerende Algemene subsidieverordening Echt-Susteren, doch deze verordening.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de raad van de gemeente Echt-Susteren;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren;

  • c.

    algemene subsidieverordening: de vigerende Algemene subsidieverordening van de gemeente Echt-Susteren;

  • d.

    wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • e.

    besluit: het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • f.

    regeling: de ministeriële regeling, zoals genoemd in het besluit;

  • g.

    amvb: het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • h.

    peuterprogramma: een programma van voorschoolse educatie, zoals nader omschreven in de amvb;

  • i.

    kindercentrum: een voorziening van kinderopvang, zoals bedoeld in de wet, welke is ingeschreven in het register kinderopvang;

  • j.

    register kinderopvang: het register kinderopvang, zoals bedoeld in de wet;

  • k.

    peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, niet zijnde een VVE-peuter, waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • l.

    VVE-peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs;

  • m.

    VVE-peuter ZKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag

  • n.

    VVE-peuter MKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • o.

    kinderopvangtoeslag: een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de wet;

  • p.

    inkomensverklaring: een door de ouder(s)/verzorger(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken, waaruit blijkt dat geen aanspraak wordt gemaakt, of kan worden gemaakt op een kinderopvangtoeslag.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het in twee dagdelen voor tenminste 6 uur per week aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter, gedurende tenminste 40 weken per jaar.

  • 2. Het in drie of vier dagdelen voor tenminste 10 uur per week aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter, gedurende tenminste 40 weken per jaar.

  • 3. Deelname aan netwerkbijeenkomsten in het kader van de activiteiten, zoals genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel, alsmede het voeren van overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters.

Artikel 4 Soort subsidie

Aan een aanvrager kan voor zover het deze verordening betreft uitsluitend een jaarlijkse subsidie worden verstrekt. Voor het verstrekken van een eenmalige subsidie vormt deze verordening geen grondslag.

Hoofdstuk 2 Eisen aan aanvrager en aanvraag

Artikel 5 Eisen aan aanvrager

Aanvrager is degene die een kindercentrum in de gemeente Echt-Susteren in stand houdt.

Artikel 6 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

  • 1. Hoofdstuk 7 van de algemene subsidieverordening is niet van toepassing.

  • 2. De aanvrager dient bij de aanvraag de navolgende bescheiden te overleggen:

    • a.

      per locatie, een overzicht van peuters welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma, hebben deelgenomen, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;

    • b.

      per locatie, een overzicht van VVE-peuters, onderverdeeld naar VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;

    • c.

      een werkplan, waarin in ieder geval opgenomen:

      • ·

        een omschrijving van het gehanteerde peuterprogramma, zoals bedoeld in de amvb;

      • ·

        een omschrijving van het pedagogisch beleid en klimaat;

      • ·

        een omschrijving van het educatieaanbod en de wijze van educatief handelen;

      • ·

        voor zover van toepassing, een omschrijving van het extra educatieaanbod voor VVE-peuters;

      • ·

        een omschrijving van de organisatie:

        • o

          de groepsindeling;

        • o

          dagindeling;

        • o

          wijze van intake;

        • o

          wijze van inzet personeel;

        • o

          opleiding personeel en opleidingsplan;

      • ·

        een omschrijving van de zorgstructuur, alsmede van het daarbij gehanteerde observatie- en registratie-instrument;

      • ·

        een omschrijving van de wijze waarop de kwaliteitszorg is ingericht en wordt geborgd;

      • ·

        een omschrijving van de wijze waarop de doorgaande leerlijn vorm wordt gegeven en geborgd;

      • ·

        de wijze waarop de ouderbetrokkenheid vorm wordt gegeven.

Artikel 7 Overige voorwaarden

Om voor subsidie in aanmerking te komen:

  • a.

    dienen de pedagogisch medewerkers, naast de opleidingseisen zoals vastgelegd in de regeling, te voldoen aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit van beroepskrachten in verband met voorschoolse educatie, zoals vastgelegd in de amvb;

  • b.

    dient een opleidingsplan aanwezig te zijn, zoals bedoeld in de amvb;

  • c.

    bedraagt de ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze verordening € 2,50 per uur;

  • d.

    bedraagt de ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening € 0,30 per uur.

Hoofdstuk 3 Subsidieplafond en subsidiebedragen

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. In afwijking van de algemene subsidieverordening wordt voor dit beleidsterrein geen subsidieplafond vastgesteld.

  • 2. In plaats van het subsidieplafond als genoemd in het voorgaande lid stelt de raad zo vaak als zij dat wenselijk acht uit de algemene middelen een budget vast dat beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van deze verordening.

Artikel 9 Subsidiebedragen

  • 1. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze verordening, bedraagt op jaarbasis € 2.080 per peuter.

  • 2. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening, aan een VVE-peuter ZKT bedraagt op jaarbasis € 5.240 per VVE-peuter.

  • 3. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening, aan een VVE-peuter MKT bedraagt op jaarbasis € 2.680 per peuter.

  • 4. De subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten, alsmede het voeren van overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van deze verordening, bedraagt op jaarbasis € 1.970 per aanvrager.

Hoofdstuk 4 Berekeningswijze subsidie bij subsidieverlening

Artikel 10 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidieverlening

  • 1. Bij de verlening wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal peuters te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 9, lid 1, van deze verordening.

  • 2. Het gemiddelde aantal peuters betreft het aantal peuters dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 6, lid 2, sub a, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.

Artikel 11 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidieverlening

  • 1. Bij de verlening wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 9, lid 2, respectievelijk artikel 9, lid 3, van deze verordening.

  • 2. Het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT betreft het aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 6, lid 2, sub b, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.

Artikel 12 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ bij de subsidieverlening

Bij de verlening betreft per aanvrager de subsidie, het bedrag zoals opgenomen in artikel 9, lid 3, van deze verordening.

Hoofdstuk 5 Bevoorschotting en betaling van de subsidie na verlening

Artikel 13 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Hoofdstuk 8 van de algemene subsidieverordening is niet van toepassing.

  • 2. Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie € 25.000 of minder bedraagt, wordt het volledige bedrag bevoorschot uiterlijk binnen 8 weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 3. Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie meer dan € 25.000 bedraagt, wordt 80% van het te subsidiëren bedrag bevoorschot, uiterlijk binnen 8 weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 14 Aanvraag om vaststelling

  • 1. De artikelen 21 tot en met 24 van de algemene subsidieverordening zijn niet van toepassing.

  • 2. De subsidievaststelling vindt plaats op aanvraag van de subsidieontvanger.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend bij het college vóór 15 februari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • 4. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      per locatie, een overzicht van peuters, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;

    • b.

      per locatie en overzicht van VVE-peuters, onderverdeeld naar VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;

    • c.

      een overzicht waaruit de deelname aan netwerkbijeenkomsten, zoals bedoeld in artikel 9, lid 3, van deze verordening, blijkt;

    • d.

      een jaarverslag met daarin beschreven de activiteiten, zoals genoemd in artikel 6, lid 2, sub c, van deze verordening, de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, de daarbij getroffen maatregelen en de behaalde resultaten.

  • 5. Het college is bevoegd – naast de informatie en/of bescheiden als genoemd in het vierde lid – andere informatie en/of bescheiden te verlangen, voor zover dat:

    • a.

      voor een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling nodig is;

    • b.

      nodig is voor het desgevraagd verstrekken van informatie aan overheidsinstellingen of daaraan verbonden inspectiediensten.

  • 6. Het college is bevoegd genoegen te nemen met minder informatie en/of bescheiden dan genoemd in het vierde lid, voor zover dat redelijkerwijs niet in de weg staat een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 15 Vaststelling van subsidie

  • 1. Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling stelt het college de subsidie vast.

  • 2. De in het eerste lid genoemde beslistermijn kan door het college één maal worden verlengd met ten hoogste 13 weken. Een verlenging dient uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling aan aanvrager bekend te worden gemaakt.

  • 3. Wanneer de aanvraag tot vaststelling niet of niet tijdig is ingediend, stelt het college – na een éénmalige rappel waarbij de subsidieontvanger een redelijke termijn is geboden diens verzuim te herstellen – de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 16 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidievaststelling

  • 1. Bij de vaststelling wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal peuters te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 9, lid 1, van deze verordening.

  • 2. Het gemiddelde aantal peuters betreft het aantal peuters dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 14, lid 4, sub a, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.

Artikel 17 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidievaststelling

  • 1. Bij de vaststelling wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT te vermenigvuldigen met het bedrag genoemd onder artikel 9, lid 2, respectievelijk artikel 9, lid 3,van deze verordening.

  • 2. Het gemiddelde aantal ZKT en VVE-peuters MKT betreft het aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 14, lid 4, sub b, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.

Artikel 18 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ bij de subsidievaststelling

Bij de vaststelling betreft per aanvrager de subsidie het bedrag, zoals opgenomen in artikel 9, lid 3, van de verordening.

Artikel 19 Berekeningswijze subsidie bij vaststelling, wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar de activiteiten heeft beëindigd

Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 9 van deze verordening, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit is uitgevoerd.

Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering van de subsidie na vaststelling

Artikel 20 Betaling en terugvordering

  • 1. Hoofdstuk 8 van de algemene subsidieverordening is niet van toepassing.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, na aftrek van het reeds op grond van artikel 13 van deze verordening verleende voorschot, uiterlijk binnen 8 weken na de subsidievaststelling, tenzij bij de subsidievaststelling een andere termijn is bepaald.

  • 3. Wanneer het vastgestelde subsidiebedrag lager is dan op grond van artikel 13 van deze verordening verleende voorschot, wordt het teveel betaalde teruggevorderd.

Hoofdstuk 8 Indexering subsidiebedragen

Artikel 21 Indexering subsidiebedragen

  • 1. In verband met de kostenontwikkeling in de kinderopvang kan het college besluiten tot het indexeren van de subsidiebedragen, zoals genoemd in artikel 9 van deze verordening.

  • 2. Indexering vindt niet eerder plaats dan vanaf het kalenderjaar 2015.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 22 Overgangsbepalingen

  • 1. Voor aanvragen voor een subsidie op grond van deze verordening voor de periode september 2013 tot en met december 2013 en voor het kalenderjaar 2014 betreft de uiterste datum van indiening van de aanvraag om subsidieverlening, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2 van de algemene subsidieverordening, 14 oktober 2013.

  • 2. Voor het berekenen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening, in het kader van de verlening, wordt voor de periode september 2013 t/m december 2013 en voor het kalenderjaar 2014 uitgegaan van het aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE peuters MKT op 1 september 2013, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal is overeengekomen.

  • 3. Voor het berekenen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening, in het kader van de verlening, wordt voor het kalenderjaar 2015 uitgegaan van het gemiddelde aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, welke gedurende de periode van september 2013 t/m juni 2014 aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal is overeengekomen. Het gemiddelde aantal betreft het aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT op de 1e dag van de maand, gedurende voornoemde periode, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven – op een geheel getal afgerond.

  • 4. Voor het berekenen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening, in het kader van de vaststelling, wordt voor de periode september 2013 t/m december 2013 uitgegaan van het gemiddelde aantal peuters en VVE-peuters gedurende deze periode. Het gemiddelde aantal peuters en VVE-peuters betreft het aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, dat gedurende genoemde periode op de 1e dag van de maand aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeldt op het overzicht als bedoeld in artikel 15, sub a en b, van deze verordening, gedeeld door 4. De uitkomst van de berekeningen wordt – naar boven – op een geheel getal afgerond.

  • 5. De subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3 van deze verordening, wordt voor de periode september 2013 t/m december 2013, zowel bij de verlening als bij de vaststelling naar rato berekend, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit wordt c.q. is uitgevoerd.

  • 6. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 23 Slotbepaling

Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze verordening kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze verordening, voorziet.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 september 2013.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Echt-Susteren 2013”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 26-9-2013.

De raad voornoemd,

mr. M.M.W.H.Y. Hermans CMC drs. J.W.M.M.J. Hessels

griffier burgemeester

Toelichting Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Echt-Susteren 2013.

Toelichting Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Echt-Susteren 2013