Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012 

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012 

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 15-5-2012 en BBV nummer 146696;

gelet op het bepaalde in artikel 8, lid 1, sub g en lid 2, sub d juncto artikel 35, lid 5 alsmede artikel 48, lid 4, van de Wet werk en bijstand;

Besluit:

De verordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012 vast te stellen als volgt::

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving, doel en strekking

Artikel 1

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren;

    • c.

      alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin: zoals bedoeld in artikel van 4 de wet;

    • d.

      kind: een ten laste komend kind in de leeftijd van 4 jaar tot en met 17 jaar dat

      onderwijs of een beroepsopleiding volgt;

    • e.

      laag inkomen: een inkomen tot 110 % van de toepasselijke bijstandsnorm als

      bedoeld in de wet;

    • f.

      maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter.

Artikel 2

Degenen die tot de doelgroep, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder c en d van deze verordening behoren en aan de voorwaarden voldoen, hebben ter vergroting van hun maatschappelijke participatie, recht op een bijdrage in de kosten hiervan. Op deze wijze wordt voorkomen dat om redenen van financiële aard niet wordt deelgenomen.

Hoofdstuk 2 Doelgroep en voorwaarden

Artikel 3

  • 1. De alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin die/dat op de aanvraagdatum een laag inkomen heeft, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder e van deze verordening.

  • 2. Het ten laste komend kind van deze alleenstaande ouder of het gezin, dat op de aanvraagdatum aan het leeftijds- en onderwijscriterium, als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub d, van deze verordening voldoet.

Artikel 4

  • 1.

    Er is sprake van bijzondere omstandigheden als degene waarvoor de bijdrage is aangevraagd, voldoet aan de voorwaarden van de verordening.

  • 2.

    De bijdrage bedraagt € 150,00 per rechthebbend gezinslid per kalenderjaar.

  • 3.

    De aanvraag kan op ieder moment in het lopende kalenderjaar worden ingediend.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen en verantwoording

Artikel 5

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012.

Artikel 6

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 juli 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 4-7-2012.

De raad voornoemd,

mr. M.M.W.H.Y. Hermans CMC drs. J.W.M.M.J. Hessels

griffier burgemeester

Algemene toelichting

In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds, als die onvoldoende bijdragen aan de rijksdoelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie. Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt aan personen met een inkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De regering acht het wenselijk om de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm. De regering realiseert zich dat gezien de aard van hetgeen geregeld wordt een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden. Daarom is in de wet de mogelijkheid opgenomen, dat wanneer verstrekking in natura ondoelmatig is, het college mag afwijken van deze verplichting. Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat gemeenten de doeltreffendheid de doorslag kunnen laten geven. De regering voorziet dat gemeenten aldus geen belemmeringen zouden moeten ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen. Gelet op de vele soorten van activiteiten die in de verordening onder het begrip van maatschappelijke participatie worden geschaard, de waarde van de verstrekking in natura uitgedrukt in geld, stigmatisering van de doelgroep, alsmede de uitvoeringskosten in ogenschouw genomen, leidt verstrekking in natura tot een ondoelmatige uitvoering van de regeling. Gekozen is dan ook voor een geldelijke bijdrage.

De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 juli 2012. Omdat de vergoeding voor sociaal culturele activiteiten gelijk is gebleven voor de gehele doelgroep, is overgangsbeleid niet aan de orde.