Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent subsidie voor investeren Subsidieverordening investeringskosten sociaal- culturele- en sportaccommodaties 2018

Geldend van 05-05-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent subsidie voor investeren Subsidieverordening investeringskosten sociaal- culturele- en sportaccommodaties 2018

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 6-3-2018 met BBV nummer 559871;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

de 'Subsidieverordening investeringskosten in sociaal-culturele- en sportaccommodaties 2018' vast te stellen.

Subsidieverordening investeringskosten in sociaal-culturele- en sportaccommodaties 2018

Artikel 1 Verhouding tot de algemene subsidieverordening

  • 1. De in deze verordening opgenomen bepalingen gelden naast de bepalingen uit de algemene subsidieverordening.

  • 2. Wanneer en zover de bepalingen in deze verordening afwijken van de vigerende algemene subsidieverordening, geldt deze verordening.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene subsidieverordening: de vigerende algemene subsidieverordening van de gemeente Echt-Susteren;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren;

  • c.

    raad: de raad van de gemeente Echt-Susteren;

  • d.

    investeringskostensubsidie: met toepassing van deze verordening toegekende subsidie;

  • e.

    investeringen: de investeringskosten voor nieuwbouw en (een) aanpassing(en) van, dan wel groot onderhoud aan een accommodatie;

  • f.

    subsidiabele investeringskosten: de investeringskosten die ingevolge deze verordening voor subsidie in aanmerking komen;

  • g.

    instelling: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk prestaties/activiteiten te verrichten;

  • h.

    accommodatie:

    • sociaal-culturele accommodatie: het gebouw waarbinnen de sociaal-culturele activiteit plaatsvindt, of wanneer de activiteit buiten plaatsvindt het ‘clubgebouw’ waar de leden zich verzamelen, omkleden en verblijven en het noodzakelijke materiaal is opgeslagen. Voor zover van toepassing – conform de normen en/of richtlijnen van de koepelorganisatie.

    • sportaccommodatie: het gebouw met de noodzakelijke sport-, kleed-, opslag-, verblijfs- en nevenruimten, conform de normen en/of richtlijnen van de onderscheiden koepelorganisaties;

  • i.

    nieuwbouw: het realiseren van een accommodatie of een uitbreiding daarvan, dan wel het aankopen van een geschikt of geschikt te maken accommodatie;

  • j.

    aanpassing: het middels bouwkundige aanpassingen inpandig creëren van (een) extra ruimte(n), dan wel het intern aanbrengen van bouwkundige voorzieningen, die noodzakelijk zijn voor een verantwoorde uitvoering van de in de betreffende accommodatie gangbare activiteiten. Tot het intern aanbrengen van bouwkundige voorzieningen wordt tevens gerekend het treffen van maatregelen in het kader van duurzaamheid.

  • k.

    groot onderhoud: bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden die in het kader van een goed gebouwenbeheer minder frequent voorkomen (minder dan eens in de 15 jaar);

  • l.

    regulier onderhoud: bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden die in het kader van een goed gebouwenbeheer min of meer frequent (eens in de 15 jaar, dan wel vaker) voorkomen en binnen de gangbare jaarlijkse exploitatie op verantwoorde wijze zouden moeten kunnen worden uitgevoerd;

  • m.

    eigen inbreng: door de organisatie zelf met behulp van vrijwilligers te verrichten bouwwerk-zaamheden uitgedrukt in manuren (uren arbeid voor één persoon);

  • n.

    UAV: het vigerende Besluit vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken (UAV);

  • o.

    STABU: een gestandaardiseerde besteksystematiek voor de woning- en utiliteitsbouw uitgegeven en beheerd door de Stichting STABU.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

  • 1. Voor subsidiëring komen in beginsel in aanmerking de investeringskosten in sociaal-culturele- en sportaccommodaties, gelegen binnen het grondgebied van de gemeente Echt-Susteren, welke niet van subsidiëring zijn uitgezonderd krachtens het tweede en derde lid van dit artikel.

  • 2. Niet voor subsidiëring in aanmerking komen de navolgende investeringskosten:

    • a.

      grondkosten;

    • b.

      kosten ten behoeve van voorzieningen, die naar het oordeel van het college nietnoodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in de accommodatie in de regel te organiseren activiteiten en/of niet verenigbaar zijn met de uitgangspunten duurzaamheid, doelmatigheid en soberheid en

    • c.

      kosten van werkzaamheden die naar het oordeel van het college te kwalificeren zijn als regulier onderhoud;

    • d.

      inrichtingskosten met uitzondering van vloerbedekking, verlichtingsarmaturen, brand- en inbraakbeveiliging en/of een vergelijkbaar beveiligingssysteem.

    • e.

      kosten van parketvloeren, tegelvloeren of natuursteenvloeren, met uitzondering van tegelvloeren in de z.g. natte ruimten, keukens en verblijfsruimten;

    • f.

      kosten van luxe voorzieningen, welke naar het oordeel van het college niet noodzakelijk zijn voor het dagelijkse gebruik van de accommodatie;

    • g.

      kosten welke middels een reguliere risicoverzekering door aanvrager kunnen worden afgedekt.

  • 3. Indien sprake is van groot onderhoud komen naast de in het tweede lid genoemde investeringskosten tevens niet voor subsidiëring in aanmerking de navolgende investeringskosten:

    • a.

      de kosten van vloerbedekking en verlichtingsarmaturen;

    • b.

      kosten van parketvloeren, tegelvloeren of natuurstenenvloeren in de zogenaamde verblijfsruimten.

Artikel 4 Soort subsidie

Op grond van deze verordening kan uitsluitend een eenmalige subsidie verstrekt worden. Voor het verstrekken van een jaarlijkse subsidie vormt deze verordening geen grondslag.

Artikel 5 Eisen aan aanvrager

  • 1. Aanvrager is gevestigd in de gemeente Echt-Susteren.

  • 2. Voor een subsidie op grond van deze verordening komen in aanmerking de:

    • a.

      sociaal-culturele- of sportinstellingen die minimaal 20 leden hebben die staan ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP) van onze gemeente of

    • b.

      instellingen die, een of meerdere sociaal-culturele- of sportaccommodatie(s) exploiteren in de gemeente Echt-Susteren.

  • 3. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen dienen de in het tweede lid genoemde instellingen tevens eigenaar te zijn of te worden van de accommodatie waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 4. Onder ‘eigenaar’ als genoemd in het derde lid worden tevens begrepen gevallen:

    • a.

      waarbij de aanvrager huurder of zakelijk gerechtigde is van de accommodatie en de huurperiode of de periode van het zakelijk recht - te rekenen vanaf de dag van ontvangst van de volledige aanvraag - tenminste een hieronder vermelde periode bedraagt, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen huurovereenkomst, of notariële akte van zakelijk recht;

      Hoogte subsidiabele investeringskosten

      Looptijd periode huur of zakelijk recht

      Minder dan € 50.000

      Tenminste 1 jaar

      € 50.000 tot € 200.000

      Tenminste 5 jaar

      € 200.000 of meer

      Tenminste 20 jaar

    • b.

      waarin de aanvrager gebruiker is van een door de gemeente krachtens een ‘ingebruikgevingsovereenkomst clubgebouwen buitensport’ in gebruik gegeven gebouw; of

    • c.

      waarin dat bij subsidieverlening door het college expliciet en gemotiveerd is aangegeven.

  • 5. Bij de berekening van de subsidiabele investeringskosten genoemd onder lid 4, sub a., worden tevens de subsidiabele kosten meegerekend, waarvoor eerder, dat wil zeggen binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de dag van ontvangst van de volledige aanvraag, op basis van deze verordening een investeringskostensubsidie is verleend.

Artikel 6 Aanvullende eisen voor een aanvraag

  • 1. In aanvulling op de op grond van de algemene subsidieverordening bij de aanvraag in te dienen gegevens, dient de aanvrager bij de aanvraag tevens te overleggen:

    • a.

      een sluitende exploitatiebegroting over een periode van 5 jaar na realisatie van de nieuwbouw, aanpassing en/of groot onderhoud, wanneer de subsidiabele investeringskosten € 200.000 of meer bedragen;

    • b.

      een bezettingsschema van de nieuwe, aan te passen of te onderhouden accommodatie;

    • c.

      indien van toepassing: de voor het bouwen benodigde vergunning(en);

    • d.

      een door een onafhankelijk ter zake deskundige opgesteld meerjarenonderhoudsplan, welk plan op het moment van indiening van de subsidieaanvraag niet ouder is dan 2 jaar en inzicht geeft in het planmatige onderhoud voor tenminste 10 jaar, wanneer de subsidiabele investeringskosten € 200.000 of meer bedragen.

  • 2. Bij de berekening van de subsidiabele investeringskosten genoemd onder lid 1, sub a. en sub d., worden tevens de subsidiabele kosten meegerekend, waarvoor eerder, dat wil zeggen binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de dag van ontvangst van de volledige aanvraag, op basis van deze verordening een investeringskostensubsidie is verleend.

  • 3. Bij subsidiabele activiteiten waarbij een omgevingsvergunning vereist is en de subsidie meer dan € 50.000 bedraagt, kan de aanvrager er voor kiezen om navolgende documenten bij de aanvraag in te dienen, welke voldoen aan de hierna genoemd eisen:

    • a.

      een bouwbestek op regelniveau, conform het UAV en

    • b.

      een inschrijfbegroting: een detailbegroting op regelniveau conform de STABU codering en bestek.

      In dat geval is artikel 12 van toepassing.

  • 4. Wanneer sprake is van instelling, zoals genoemd in artikel 5, lid 2, sub a, dient bij de aanvraag tevens overlegd te worden een ledenlijst waaruit blijkt dat minimaal 20 leden zijn ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP) van onze gemeente, dan wel een accountantsverklaring waaruit dat blijkt.

Artikel 7 Overige voorwaarden

  • 1. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, dient naar oordeel van het college, de bezetting van de (nieuwe) accommodatie de toekenning van subsidie te rechtvaardigen en dient de ingediende exploitatiebegroting (zie ook artikel 6, eerste lid, onder a) te zijn gebaseerd op reële gegevens.

  • 2. Met de bouwwerkzaamheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd mag zonder voorafgaande toestemming door het college (in het kader van het subsidietraject) niet reeds een aanvang zijn of worden gemaakt, voordat er een beslissing is genomen op het verzoek tot verlening van een subsidie.

  • 3. In het kader van de subsidievaststelling dient de aanvrager de gemeente, desgevraagd, te allen tijde toegang te verschaffen tot de accommodatie, ter uitvoering van een bouwkundige inspectie van de accommodatie; dit ter beoordeling van een juiste aanwending van de toegekende subsidie.

Artikel 8 Subsidieplafond

Voor subsidies op grond van deze verordening wordt een subsidieplafond vastgesteld. Aanvragen voor een investeringskostensubsidie worden door het college behandeld in volgorde van binnenkomst. Als moment van binnenkomst geldt het moment dat de aanvraag ontvankelijk is. Zodra en voor zover het geldende subsidieplafond is bereikt, worden aanvragen geweigerd.

Artikel 9 Weigeringsgrond

Naast de weigeringsgronden voortvloeiende uit de Algemene wet bestuursrecht, de algemene subsidieverordening en artikel 8 van deze verordening, kan het college een aanvraag voor een investeringskostensubsidie weigeren, indien naar het oordeel van het college de behoefte aan huisvesting van de aanvrager op redelijke wijze kan worden voorzien door middel van multifunctioneel gebruik van (een) bestaande dan wel binnen afzienbare tijd te realiseren accommodatie(s).

Artikel 10 Subsidiebedragen

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a.

      25% van de door het college vastgestelde en goedgekeurde subsidiabele investeringskosten tot een maximum van € 150.000,--;

    • b.

      50% van de door het college vastgestelde en goedgekeurde subsidiabele investeringskosten tot een maximum van € 250.000,--, daar waar het betreft investeringskosten die gemaakt worden in verband met een fusie of gezamenlijke huisvesting van instellingen, waarbij de benodigde huisvestingscapaciteit aantoonbaar in wezenlijke mate afneemt.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college, onder voorbehoud van goedkeuring door de raad, bij de subsidieverlening afwijken van het in lid 1 genoemde percentages en/of maximumbedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de subsidie mag tot de investeringskosten worden gerekend, de vooraf door het college goed te keuren eigen inbreng, ten bedrage van € 18,-- per manuur.

Artikel 11 Vervallen aanspraak op subsidie.

  • 1. De aanspraak op subsidie vervalt, wanneer niet binnen 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag na bekendmaking van de subsidieverlening, met de werkzaamheden waarvoor subsidie is toegekend is gestart.

  • 2. De aanspraak op subsidie vervalt, wanneer de werkzaamheden waarvoor de subsidie is toegekend niet binnen 24 maanden zijn afgerond, te rekenen vanaf de eerste dag na bekendmaking van subsidieverlening.

  • 3. De aanspraak op subsidie vervalt niet, wanneer:

    • a.

      de overschrijding van de termijn, als genoemd in de leden 1 en/of 2, veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager toe te rekenen zijn, en

    • b.

      subsidieontvanger uiterlijk 3 maanden vóór het verstrijken van de in de leden 1 en/of 2 genoemde termijn, een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn bij het college heeft ingediend, en

    • c.

      het college dit verzoek inwilligt.

  • 4. Het college beslist binnen 4 weken op een verzoek tot verlenging van de termijn als genoemd in het derde lid. Wanneer het verzoek tot verlenging van de termijn wordt ingewilligd, wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn als bedoeld in het eerste en/of twee lid wordt verlengd. Met de bouwwerkzaamheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd mag zonder voorafgaande toestemming van het college (in het kader van het subsidietraject) niet reeds een aanvang zijn gemaakt, voordat er een beslissing is genomen op het verzoek tot verlening van een subsidie.

Artikel 12 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000, waarbij voor de subsidiabele activiteit een omgevingsvergunning vereist is

  • 1. Wanneer voor de subsidiabele activiteit een omgevingsvergunning vereist is en is voldaan aan de in artikel 6, lid 2 genoemde voorwaarden, kan de aanvrager - in afwijking van het bepaalde in artikel 15, lid 2, van de algemene subsidieverordening - bij het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling volstaan met het indienen van een bestuursverklaring, welke ambtelijk op locatie wordt getoetst, waaruit blijkt dat de werkzaamheden conform de verleende omgevingsvergunning en het bouwbestek zijn uitgevoerd.

  • 2. Voor de bestuursverklaring genoemd in lid 1 maakt de aanvrager gebruik van het door het college vastgestelde model.

Artikel 13 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op de bekendmaking.

  • 2. De ‘Subsidieverordening investeringskosten in sociaal- culturele- en sportaccommodaties 2016’ vervalt, met ingang van de datum waarop de verordening genoemd in lid 1 in werking is getreden.

  • 3. Op aanvragen om een investeringskostensubsidie die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de ‘Subsidieverordening investeringskosten in sociaal-culturele- en sportaccommodaties 2016’ van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Subsidieverordening investeringskosten sociaal- culturele- en sportaccommodaties 2018’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 25-4-2018.

De raad voornoemd,

mr. M.M.W.H.Y. Hermans

griffier

drs. J.W.M.M.J. Hessels

burgemeester

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2, sub g

De subsidieverordening is alleen van toepassing op investeringen in ‘clubgebouwen’. Investeringen in andere bouwwerken of bijgebouwen en investeringen het kader van het gebruik dan wel de inrichting van het buitenterrein, komen niet voor subsidie in aanmerking. Voorbeelden hiervan zijn de kassagebouwen, tribunes, dugouts, en lichtmasten bij buitensportverenigingen, klim- & klauterwerken en zendmasten bij scoutingverenigingen, bouwwerken voor trainingsdoeleinden bij hondensportverenigingen, de schietbomen bij schutterijen.

Artikel 2, sub i

Onder maatregelen in het kader van duurzaamheid worden (onder meer) begrepen het aanbrengen van:

  • -

    zonnepanelen en daarbij behorende regelapparatuur

  • -

    bodem- of luchtwarmtepomp en daarbij behorende regelapparatuur;

  • -

    zonneboiler en daarbij behorende regelapparatuur;

  • -

    gevelisolatie;

  • -

    dakisolatie;

  • -

    vloerisolatie;

  • -

    dubbele beglazing;

  • -

    armaturen met ledverlichting;

  • -

    ledverlichting passend in bestaande armaturen. Wanneer dit niet technisch mogelijk is: het aanbrengen van armaturen met ledverlichting;

  • -

    luchtbehandelingsinstallatie met warmteterugwinning (wtw).

 

Artikel 2, sub l

De manuren eigen inbreng worden berekend door het aantal manuren ingevolge de aannemersbegroting te vermenigvuldigen met 1,5. Daarmee wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat een vrijwilliger gemiddeld genomen meer tijd nodig heeft bij de uitvoering van de werkzaamheden dan een professional.

 

Artikel 3, lid 2, sub d

Inrichtingskosten komen niet voor subsidiëring in aanmerking. Hierbij is een uitzondering gemaakt voor vloerbedekking, verlichtingsarmaturen en brand- en inbraakbeveiliging en/of een vergelijkbaar beveiligingssysteem (bijvoorbeeld een systeem met bewakingscamera(‘s)). Onder inrichtingskosten die niet voor subsidiëring in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld de kosten van inventaris, gordijnen, lamellen, vitrages, wandbekleding, keuken en keukenapparatuur, buffet, tapinstallatie en licht- en geluidsinstallatie.

 

Artikel 5, lid 5

In artikel 4 zijn eisen gesteld aan de duur van de huurovereenkomst of het zakelijk recht (bijvoorbeeld erfpacht), wanneer de aanvrager geen eigenaar is van het gebouw. Hiermee wordt bevorderd dat de verleende subsidie ook rendeert. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat aanvragers subsidie versnippert aanvragen om deze eisen te omzeilen. Daarom wordt bij de berekening van de subsidiabele kosten tevens gekeken naar de subsidiabele kosten van eerdere subsidieaanvragen, dat wil zeggen tot een jaar terug.

 

Rekenvoorbeeld:

Subsidiabele investeringskosten subsidieaanvraag van een half jaar terug: € 15.000

Subsidiabele investeringskosten nieuwe aanvraag: € 40.000

Totaal subsidiabele kosten: € 55.000.

Nodig bij de nieuwe subsidieaanvraag: een huurovereenkomst of een notariële akte van het zakelijk recht met een looptijd van tenminste 5 jaar.

 

Artikel 6, lid 1, sub d

Het te overleggen meerjarenonderhoudsplan mag niet ouder zijn dan 2 jaar (peildatum: datum indienen subsidieaanvraag) en dient tenminste inzicht te geven in het toekomstige onderhoud voor een periode van 10 jaar. Het meerjarenonderhoudsplan geeft inzicht in de onderhoudstoestand van het gebouw, het noodzakelijk uit te voeren onderhoud, de daarbij gehanteerde onderhoudscyclus, de noodzaak van het uit te voeren onderhoud, het jaar waarin het onderhoud uitgevoerd dient te worden en de kosten die hiermee gemoeid zijn. De uitkomsten van dit plan dienen overgenomen te worden in de meerjaren-exploitatiebegroting, als bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a.

 

Artikel 6, lid 2

In artikel 6, lid 1, sub a. en d, is de eis gesteld dat de aanvrager een meerjarenbegroting en een meerjarenonderhoudsplan overlegt, wanneer de subsidiabele investeringskosten € 200.000 of meer bedragen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat aanvragers subsidie versnipperd aanvragen om deze eis te omzeilen. Daarom wordt bij de berekening van de subsidiabele kosten tevens gekeken naar de subsidiabele kosten van eerdere subsidieaanvragen, dat wil zeggen tot een jaar terug.

 

Rekenvoorbeeld:

Subsidiabele investeringskosten subsidieaanvraag van een half jaar terug: € 25.000

Subsidiabele investeringskosten nieuwe aanvraag: € 180.000

Totaal subsidiabele investeringskosten: € 205.000.

Nodig bij de nieuwe subsidieaanvraag: een meerjarenbegroting en een meerjarenonderhoudsplan

 

Artikel 10, lid 1, sub a

De subsidie wordt niet berekend over de totale investeringskosten, maar over de subsidiabele investeringskosten. In artikel 3, lid 2, is aangegeven welke investeringskosten niet voor subsidie in aanmerking komen. De totale investeringskosten, minus de kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen, worden de subsidiabele kosten genoemd. De subsidie betreft 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 150.000.

 

Rekenvoorbeeld:

Totale investeringskosten: € 100.000

Niet voor subsidie in aanmerking komende investeringskosten: € 20.000

Subsidiabele kosten: € 80.000

Subsidie: 25% van € 80.000 = € 20.000

 

Artikel 10, lid 1, sub b

De subsidie wordt berekend over de subsidiabele investeringskosten en dus niet over de totale investeringskosten. In artikel 3, lid 2, is aangegeven welke investeringskosten niet voor subsidie in aanmerking komen. De totale investeringskosten, minus de kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen, worden de subsidiabele kosten genoemd. De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000.

 

Rekenvoorbeeld:

Totale investeringskosten: € 100.000

Niet voor subsidie in aanmerking komende investeringskosten: € 20.000

Subsidiabele kosten: € 80.000

Subsidie: 50% van € 80.000 = € 40.000

 

Artikel 10, lid 3

De manuren eigen inbreng wordt berekend door het aantal manuren ingevolge de aannemersbegroting te vermenigvuldigen met 1,5. Daarmee wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat een vrijwilliger gemiddeld genomen meer tijd nodig heeft bij de uitvoering van de werkzaamheden dan een professional (zie ook de toelichting bij artikel 2, sub l).

 

Rekenvoorbeeld:

Aantal manuren in gevolge aannemersbegroting: 100 uur

Subsidiabel aantal manuren eigen inbreng: 100 x 1,5 = 150 uur

Subsidiabele kosten eigen inbreng: 150 uur x € 18,-- = € 2.700

Subsidie: € 2.700 x 25% = € 675