Regeling vervallen per 11-12-2012

Financieringsstatuut Gemeente Echt-Susteren

Geldend van 11-12-2012 t/m 10-12-2012

Intitulé

Financieringsstatuut Gemeente Echt-Susteren

Hoofdstuk 1 Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

Deposito: Niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt vastgezet.

Derivaten: Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal plaatsvinden of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

Garantieproduct: Een garantieproduct is een combinatie van financiële basisproducten, die zodanig worden uitgezet en / of belegd, zodanig dat de inlegsom gegarandeerd is.

Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het openbaar lichaam bij aanvang van het jaar;

Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken of uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

Medium Term Notes: Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimum looptijd van twee jaar en een minimum omvang van nominaal € 500.000. Maakt onderdeel uit van een medium term note programma en wordt veelal uitgegeven door een bank.

Obligatie: Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening, uitgegeven door een overheid of bedrijf;

Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

Renterisico: De mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van en openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage;

Renterisiconorm: Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van het openbaar lichaam bij aanvang van het jaar.

Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

Saldobeheer: Het zodanig verplaatsen van saldi dat het rendement op de dagelijkse opeisbare liquiditeit wordt geoptimaliseerd.

Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen

hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Hoofdstuk 2 Doelstellingen en uitgangspunten

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens-/rente- resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s en interne liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen en / of garanties uitsluitend aantrekken en verstrekken uit hoofde van haar “publieke taak”.

  • 2.

    Met de vaststelling van de begroting, dan wel de bijstellingen daarvan in de loop van het begrotingsjaar bepaalt de raad wat tot de publieke taak wordt gerekend, hierbij wordt vooraf advies van de afdeling Financiën ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 3.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 4.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur.

Hoofdstuk 4 Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1. Bij het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen streeft de gemeente ernaar om de kasgeldlimiet conform de Wet Fido niet te overschrijden;

  • 2. Bij het afsluiten van leningen en het maken van renteafspraken wordt gezorgd dat de renterisiconorm in de toekomst niet wordt overschreden;

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden gebaseerd op de bestaande financiële positie en een globale liquiditeitenplanning;

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5. De rentevisie van de gemeente wordt opgesteld op basis van de rentevisie van een vooraanstaande financiële instelling en de provincie, dit gebeurt conform de gemeentelijke P&C-cyclus;

  • 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en 4 streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

Hoofdstuk 5 Koersrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren:

    • ·

      rekening courant, daggeld, deposito’s

    • ·

      obligaties, medium term notes (MTN)

    • ·

      garantieproducten.

  • 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Hoofdstuk 6 Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1. De gemeente zet, al dan niet tegen waardepapieren, slechts gelden uit bij en gaan slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die:

    • -

      gevestigd zijn in een lidstaat die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

    • -

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus

  • 2. Indien de gelden worden uitgezet of de verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten worden aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijkingen van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureau beschikken.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

  • 4. Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Artikel 6 a

  • 1. De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 2. Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, onverminderd artikel 6, tweede en derde lid.

  • 3. Wanneer een nettingovereenkomst is afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijke overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoel in het tweede lid, is artikel 6, tweede en derde lid, niet van toepassing.

  • 4. Indien de rating na het afsluiten van een contract voor een uitzetting van 3 maanden of langer daalt onder het niveau AA-, zal verscherpt toezicht worden gehouden op de kredietwaardigheid van de instelling en zal de uitzetting eventueel opgeëist kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een globale liquiditeitenplanning.

Hoofdstuk 8 Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro.

Hoofdstuk 9 Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen en medium term notes (MTN);

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Hoofdstuk 10 Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Hoofdstuk 11 Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 4 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Hoofdstuk 12 Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitsplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd binnen één bank

Hoofdstuk 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rente-compensatie-circuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan.

Hoofdstuk 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

  • 3.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere telefonische transactie wordt door minimaal twee functionarissen beluisterd en schriftelijk bevestigd;

    • b.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

Hoofdstuk 15 Verantwoordelijkheden

Artikel 15.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie:

Verantwoordelijkheden:

De gemeenteraad

·Het vaststellen van de financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan middels de financieringsparagraaf.

Het college van B&W

·Het vaststellen van treasury-doelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten;

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid)

·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

·Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties;

·Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

De portefeuillehouder Financiën

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

·Het vooraf accorderen van het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer.

Het hoofd afdeling Financiën tevens financiëel procesadviseur

·Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W, middels het jaarverslag;

·Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het financieringsstatuut en de financieringsparagraaf;

·Het zorg dragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem gemandateerde treasuryactiviteiten;

·Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

De afdelingshoofden/

Budgethouders

·Het zorg dragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan de afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten (liquiditeitenplanning);

·Het zorg dragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Financiën;

·Het accorderen van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van de budgetten.

Senior medewerker administratie

·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit financieringsstatuut en de financieringsparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het hoofd afdeling Financiën;

·Het onderhouden van contacten met de banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen (beheer);

·Het openen, sluiten of wijzigen van bakrekeningnummers;

·Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van de budgetten.

·Het afleggen van verantwoording aan het hoofd afdeling Financiën over de uitvoering van de hem gemandateerde activiteiten.

Medewerker Beleid en Planning & Control

·Het opstellen van de rentevisie;

·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het adviseren van de afdelingen/sectoren over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het onderhouden van contacten met de banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen (beleid);

·Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiende uit bovenstaande deelfuncties;

·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;

·Het afleggen van verantwoording aan het hoofd afdeling Financiën over de uitvoering van de hem gemandateerde activiteiten.

De kassier

·Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

·Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

·Het rapporteren aan de senior administratie belast met de controle over de uitvoering van de aan haar gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

De medewerker interne controle

·Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en het hierover rapporteren aan het hoofd van de afdeling Financiën;

·Het afleggen van verantwoording aan het hoofd van de afdeling Financiën over de uitvoering van de aan haar gemandateerde activiteiten.

De externe accountant

Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Hoofdstuk 16 Bevoegdheden

Artikel 16.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(Tweede handtekening)

Saldo- , liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

n.v.t.

n.v.t.

2.Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

n.v.t.

n.v.t.

Betalingsopdrachten voorbreiden en versturen

Kassier

Senior medewerker administratie

Bankrelatiebeheer

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Kassier

Senior medewerker administratie

Bankcondities en tarieven afspreken

Medewerker Beleid en Planning & Control

Senior medewerker administratie

Risicobeheer

Het afsluiten van derivatentransacties

n.v.t.

n.v.t.

Financiering en uitzetting

Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Medewerker Beleid en Planning & Control

Senior medewerker administratie

Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Medewerker Beleid en Planning & Control

Hoofd afdeling Financiën

Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasury paragraaf

Medewerker Beleid en Planning & Control

Hoofd afdeling Financiën

Het beleggen in garantieproducten

Hoofd afdeling Financiën

College

Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Hoofd afdeling Financiën

College

Het garanderen van gelden uit hoofde van de publieke taak

Hoofd afdeling Financiën

College

N.B. De punten 1 en 2 zijn niet van toepassing in verband met het huidige raamcontract met de bank, waarbij deze handelingen automatisch door de bank worden verricht.

Hoofdstuk 17 Informatievoorziening

Artikel 17.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie

verstrekker

Informatie

ontvanger

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Kwartaal / Incidenteel

Budget-houders

Consulent

Financiën

Liquiditeitenplanning

Continu

Budgethouder

Senior medewerker administratie

Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Hoofd afdeling Financiën

Gemeente-raad

Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via jaarverslag

Jaarlijks

Hoofd afdeling Financiën

Gemeente-raad

Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Senior medewerker administratie

Derden

Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

Binnen 14 dagen na besluit

College van B&W

Provincie

Hoofdstuk 18 Inwerkingtreding

Artikel 18.

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 8 december 2009.

Bijlage:

Memorie van toelichting

In dit financieringsstatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De financieringsparagraafin de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido, de wet Ruddo en het financieringsstatuut blijven. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit financieringsstatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1 en 2

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Financiën die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de Treasury (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak.

De afdeling Financiën adviseert over bijv. Financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente . Daarnaast is het van belang dat de afdeling Financiën de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 3

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van dit financieringsstatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 Lid 4

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur.

Artikel 4 Lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Het percentage wordt vastgesteld bij ministeriéle regeling.

Artikel 4 Lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm houdt in, dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen voor gemeenten niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.

Artikel 5 Lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn.

Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet Fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit financieringsstatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 Lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning – voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 Lid 1a.

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

De uitvoeringsregeling RUDDO kende al een landenbeperking. Decentrale overheden mochten alleen uitzettingen doen bij financiële instellingen die gevestigd zijn in landen die behoren tot de Europese Economische Ruimte (EER), bestaande uit de EU plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. De RUDDO maakte geen onderscheid naar kredietwaardigheid van landen waar de financiële instellingen gevestigd zijn. Conform het beleid van de Nederlandse staat, introduceert de RUDDO nu een minimale credit rating voor het land van vestiging van de financiële onderneming. De huidige geografische landenbeperking wordt derhalve aangevuld met een minimale credit-landenrating van AA, toegekend door minimaal twee van de drie gerenommeerde ratingbureaus (Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch).

Differentiatie looptijd: De nieuwe ratingvereisten maken onderscheid tussen korte uitzettingen en uitzettingen voor langere tijd. Omdat risico’s toenemen naarmate uitzettingen langer uitstaan, is voor langer uitzetten een hogere rating vereist. Zie artikel 6 lid 1, tweede gedachtestreepje en lid 2.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling binnen het EMU-gebied. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend schuldpapier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan schuldpapier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in schuldpapier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 Lid 2

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties verlangd van de debiteuren.

Artikel 6a lid 1.

Verkapt bankieren (‘near banking’) inperken: Het is niet toegestaan om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten.

Artikel 6a lid 3.

Totaalfinanciering en overtolligheid van gelden: indien er overtolligheid van gelden is dient dit uitgezet te worden. Projectfinanciering en overtolligheid: Bij projectfinanciering moet het uitgangspunt zijn dat niet eerder wordt geleend dan dat de financiële middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Indien er toch overtolligheid is dient dit te worden uitgezet bij de financiële onderneming waar ook wordt geleend.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Er is gekozen voor opstelling van een globale liquiditeitenplanning. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning beperkt mogelijk. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. De voorspellende waarde van een liquiditeitenplanning is hierdoor beperkt. De reguliere exploitatiestromen kunnen weliswaar goed in beeld worden gebracht. Hierbij kan men stellen dat lopende uitgaven gedekt worden uit lopende inkomsten. Hierop een liquiditeitenplanning maken is dan ook weinig zinvol. De moeilijkheid van een liquiditeitenplanning doet zich meer voor bij de investeringen. Investeringen zijn veelal afhankelijk van nog te nemen besluitvorming en in veel gevallen ook nog afhankelijk van derden. Dit bemoeilijkt de inschatting van feitelijke uitgaven voor investeringen.

Ten aanzien van de te verwachten inkomsten uit bijvoorbeeld grondverkopen blijkt het maken van een inschatting door nog meer onzekerheden te zijn omgeven.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid.

Artikel 9 Lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 Lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 Lid 3

Onderhandse geldleningenzijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal € 500.000. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

Artikel 9 Lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. De offertes dienen in het kader van de rechtmatigheid, schriftelijk te worden vastgelegd.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 Lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. De offertes dienen in het kader van de rechtmatigheid, schriftelijk te worden vastgelegd.

Artikel 11 Lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 Lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel l2

Geldstromenbeheer omvat met name het zorg dragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingen-portefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 Lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rente-compensatie-circuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 Lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningenzijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimietop de rekening courantbetreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4,5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 17 punt 1

Budgethouders dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).