Regeling vervallen per 22-06-2017

Subsidieregeling Instandhouding Erfgoed Gemeente Ede

Geldend van 01-01-2012 t/m 21-06-2017

Intitulé

Subsidieregeling Instandhouding Erfgoed Gemeente Ede

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening gemeente Ede;

  • b.

    instandhouding: werkzaamheden, maatregelen of voorzieningen die erop gericht zijn om monumenten in goede staat te brengen of te houden, toekomstige restauraties te voorkomen of te verminderen, of een passende herbestemming te bevorderen;

  • c.

    gemeentelijk monument: onroerende zaak of terrein welke ingevolge de Erfgoedverordening van de gemeente Ede als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • d.

    rijksmonument: onroerende zaak of terrein welke ingevolge de Monumentenwet als beschermd rijksmonument is aangewezen;

  • e.

    voorziening monumenten: de bij besluit van de gemeenteraad van Ede van december 1984 ingestelde voorziening, waaruit subsidies voor instandhouding van monumenten gefinancierd worden;

  • f.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een monument, dan wel krachtens persoonlijk recht het genot heeft van een monument.

Artikel 2 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen op grond van deze regeling subsidie toekennen in de kosten voor instandhouding van monumenten.

  • 2. Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen, die resteren na aftrek van bijdragen van derden, met dien verstande dat kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden naar oordeel van Burgemeester en Wethouders:

    • a.

      strekken tot instandhouding van het beschermde monument en zijn monumentale waarden; of

    • b.

      gericht zijn op het voorkomen van verval of het voorkomen van gevolgschade; of

    • c.

      gericht zijn op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen;

Artikel 3 Kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen

Niet subsidiabel zijn de kosten voor werkzaamheden die:

  • a.

    gericht zijn op reconstructie, tenzij ze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn, of

  • b.

    voortvloeien uit veranderd gebruik; of

  • c.

    gericht zijn op comfortverbetering.

Artikel 4 Verplichtingen

  • a. De in artikel 2, lid 2 onder a tot en met c genoemde werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen zijn enkel subsidiabel voor zover ze:

    • a.

      sober en doelmatig zijn; en

    • b.

      technisch noodzakelijk zijn; en

    • c.

      gericht zijn op maximaal behoud van aanwezige historische materialen en constructies.

  • b. Alle werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen dienen te voldoen aan de “Leidraad Monumenten Opknappen & Instandhouden Gemeente Ede” (Leidraad MOOI Ede).

  • c. Door Burgemeester en Wethouders gegeven voorschriften en nadere aanwijzingen voor en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dienen te worden opgevolgd.

Artikel 5 Rechthebbenden

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt aan de eigenaren van de in artikel 1, lid c genoemde gemeentelijke monumenten.

  • 2. Aan de eigenaren van de in artikel 1, lid d genoemde rijksmonumenten worden enkel subsidies verstrekt voor de kosten van inspectie-abonnementen en periodieke inspecties van monumentenpanden door een onafhankelijke en ter zake deskundige organisatie.

Artikel 6 Subsidiepercentages

  • 1. De subsidie voor de in artikel 2 genoemde onderdelen bedraagt - met uitzondering van de kosten voor inspectie-abonnementen en periodieke inspecties van monumentenpanden - maximaal 25 % van de werkelijk gemaakte en door Burgemeester en Wethouders subsidiabel geachte instandhoudingkosten, tot een door het college bij nader besluit te bepalen maximumbedrag per gemeentelijk monument per jaar.

  • 2. De kosten voor inspectie-abonnementen en periodieke inspecties worden volledig vergoed, tot het door het college in lid 1 vastgestelde maximumbedrag per monument.

Artikel 7 Beperkingen en weigeringsgronden

  • 1. Ten hoogste eenmaal per jaar kan aanspraak worden gemaakt op een subsidie.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd indien met de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd is begonnen voordat de aanvraag is ontvangen.

  • 3. Subsidie wordt geweigerd indien de te maken kosten op grond van een verzekeringsovereenkomst zijn gedekt.

  • 4. Aanvragen voor subsidie kunnen enkel worden gehonoreerd voor zover de benodigde middelen voor het betreffende jaar toereikend zijn.

Artikel 8 Procedurebepalingen

  • 1. De aanvraag voor de subsidie wordt schriftelijk ingediend bij Burgemeester en Wethouders onder overlegging van de door Burgemeester en Wethouders gevraagde gegevens, zoals vermeld op een door hen bij nader besluit vast te stellen aanvraagformulier.

  • 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de indieningsvereisten op het aanvraagformulier te wijzigen of aan te vullen.

  • 3. Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder worden gestart dan nadat een beslissing op de subsidieaanvraag is genomen.

  • 4. Wanneer voor de werkzaamheden een vergunning is vereist ingevolge artikel 2.2, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, mag met de uitvoering van de werkzaamheden niet eerder worden gestart dan nadat de vereiste vergunning is verleend.

  • 5. Vaststelling van de verleende subsidie en uitbetaling ervan vinden plaats nadat de werkzaamheden zijn beëindigd en er een aanvraag tot vaststelling is ingediend, vergezeld van een gespecificeerde eindafrekening met betalingsbewijzen.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 14 tot en met 16 van de Algemene subsidieverordening kan een aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie worden ingediend tot uiterlijk 3 jaren na het besluit om subsidie te verlenen.

  • 7. Indien deze termijn wordt overschreden, wordt geen subsidie meer uitgekeerd.

Artikel 9 Verdeling van de middelen

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

Artikel 10 Intrekking of terugvordering toegekende subsidie

Bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de krachtens deze regeling gestelde voorschriften en gegeven aanwijzingen, kunnen Burgemeester en Wethouders besluiten tot het geheel dan wel gedeeltelijk intrekken c.q. terugvorderen van de toegekende subsidie.

Artikel 11 Bijzondere gevallen

Met het oog op de spoedeisende instandhouding van een of meer monumenten kunnen Burgemeester en Wethouders in bijzondere gevallen afwijken van de in deze regeling gestelde bepalingen.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012;

  • 2. De regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Instandhouding Erfgoed Gemeente Ede.

Artikel 13 Vaststelling en bekendmaking

Aldus vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ede in de vergadering van 01-11-2011, kenmerk 685151

Ondertekening

In werking getreden op 01-01-2012

Toelichting

1. Aanleiding en strekking

Vanuit de ambitie om de duurzame instandhouding van monumenten te ondersteunen en te bevorderen heeft de gemeente Ede sinds 1998 een financiële regeling ingesteld, de Subsidieverordening Monumenten Ede. Hoewel ieder pand periodiek onderhoud nodig heeft, worden juist monumentenpanden vanwege hun specifieke kwaliteiten vaak met meerkosten geconfronteerd. Het beschikbaar stellen van subsidie is dan ook in de eerste plaats bedoeld als tegemoetkoming in deze meerkosten. Sinds 1998 is daarvoor de regeling van kracht. In deze regeling is een eerste aanzet gegeven tot financiële ondersteuning. De regeling kende verschillende budgetten voor onderhoud en restauratie, stimuleerde vooral de instandhouding van gemeentelijke monumenten, maar vulde ook lacunes daar waar de rijksregelingen ten aanzien van rijksmonumenten tekort schoten.

Inmiddels is gebleken dat instandhoudingssubsidie aanzienlijk bijdraagt aan het op peil brengen dan wel houden van de bouwtechnische staat van monumenten in Ede. En daarmee ook bijdraagt aan de algehele ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is deze stimuleringsmaatregel van belang gebleken voor het (maatschappelijk) draagvlak van een beleid, dat van oudsher primair is gericht op instandhouding door bescherming. Hiermee verband houdt de koppelsubsidie, die door de provincie Gelderland aanvullend op een gemeentelijke subsidie aan een aanvrager verleend kan worden. De eigenaar van een gemeentelijk monument kan echter alleen van de provincie een aanvulling ontvangen, wanneer de gemeente in eerste instantie een subsidie toekent. De provincie Gelderland probeert hiermee het gemeentelijke instandhoudingsbeleid te stimuleren.

De regeling uit 1998 is inmiddels op diverse onderdelen verouderd geraakt. Zo is een aantal procedurevoorschriften opgegaan in de Algemene subsidieverordening Ede. Stimuleringsmaatregelen van rijk en provincie zijn intussen geactualiseerd en vernieuwd, waardoor de hiertussen bestaande verbanden niet meer van toepassing zijn. Inhoudelijk is het gemaakte onderscheid tussen onderhoud en restauratie, met daaraan gekoppelde uiteenlopende budgetten, niet meer wenselijk. Dit om een situatie te voorkomen dat onderhoud door een eigenaar uitgesteld wordt zodat de aanvrager in aanmerking kan komen voor een (hoger) restauratiebudget. Tenslotte is met de vaststelling van de Nota Erfgoed (2010) bepaald dat een duurzame herbestemming van monumenten moet worden bevorderd.

Voorliggende actualisatie beoogt de goede onderdelen van de bestaande regeling te behouden en te continueren. Daarnaast is beleidsinhoudelijke en procedurele afstemming en aansluiting gezocht met bijvoorbeeld de Algemene subsidieverordening Ede en vergelijkbare stimuleringsregelingen van provincie en rijk. Anders dan voorheen heeft dit als consequentie dat de regeling zich in hoofdzaak beperkt tot gemeentelijke monumenten. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen een beroep doen op de diverse (nieuwe) rijksregelingen en komen enkel nog in aanmerking voor de vergoeding van abonnementen en periodieke inspecties van hun monument. Deze waardevolle stimuleringsmaatregel wordt onveranderd voortgezet. Om eigenaren maximaal te kunnen laten profiteren van de provinciale koppelsubsidie, is daarnaast een zo goed mogelijke afstemming tussen het provinciale en gemeentelijke subsidiemaximum van belang. Om flexibel op veranderende omstandigheden te kunnen inspelen, is deze bevoegdheid gedelegeerd naar Burgemeester en Wethouders.

De uitgangspunten voor de nieuwe regeling zijn kortom: stimulering instandhouding, eenvoudiger en minder regelgeving, sobere en doelmatige budgetaanspraken, stroomlijnen van proceduretermijnen, beleidsinhoudelijke en financiële afstemming met vergelijkbare regelingen van andere overheden en voldoende waarborg voor de kwaliteit van de monumentenzorg. Hierbij staan de monumenteigenaren centraal.

2. Inhoudelijk

Subsidie op grond van deze regeling moet worden aangevraagd met behulp van een aanvraagformulier. Hierdoor kan het indienen van aanvragen en het behandelen daarvan ordelijk en efficiënt verlopen. De bevoegdheden om een formulier en maximumbedrag per monument vast te stellen berust op artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het aanvraagformulier is te verkrijgen via de internetsite van de gemeente.

In de definities is een omschrijving van het begrip eigenaar opgenomen. Dit is niet alleen de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom op een beschermd monument heeft, maar ook degene die daar een ander zakelijk recht op heeft, zoals het recht van erfpacht of het recht van opstal. Huurders, pachters en beheerders worden niet als eigenaar aangemerkt. Een vereniging van eigenaren van een appartementencomplex kan namens de eigenaren een aanvraag indienen. De appartementsgerechtigden hebben immers gezamenlijk het appartementencomplex in eigendom. Bij onverdeelde eigendom gelden de gezamenlijke eigenaren – bijvoorbeeld huwelijkspartners of erven – als één eigenaar.

Subsidiabele kosten zijn hoofdzakelijk de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders noodzakelijk zijn om een beschermd monument als zodanig in stand te houden. Dit betekent in de eerste plaats dat de kosten gericht moeten zijn op instandhouding van de monumentale waarde. Uit de aard der zaak wordt de hoofdstructuur van het monument daartoe gerekend, maar ook bijvoorbeeld interieuronderdelen.

Alleen de werkzaamheden die verband houden met het in stand houden van de monumentale waarden van het beschermde monument worden op grond van deze regeling gesubsidieerd. In de regeling zijn de basisvoorwaarden opgenomen wanneer sprake is van subsidiabele kosten.

Een en ander neemt niet weg dat werkzaamheden niet altijd noodzakelijk zullen zijn en dus ook niet altijd zondermeer subsidiabel zullen zijn. Zo zal herstel van voegwerk dat technisch gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn. Een uitgangspunt voor het subsidiabel zijn van werkzaamheden is dat de werkzaamheden naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders op een sobere en doelmatige wijze dienen te worden verricht. Dit houdt in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op het maximale behoud van monumentale waarden, op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en gevolgschade worden voorkomen. Hieruit vloeit voort dat de instandhouding van het exterieur, de buitenschil van het monument, vóór die van het interieur gaat. Ook vloeit daaruit voort dat behoud vóór herstel gaat, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie.

Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen en/of elementen gereconstrueerd mogen en kunnen worden, en zo ja, op welke manier.

Werkzaamheden die slechts op comfortverbetering of verfraaiing zijn gericht, komen niet voor subsidie in aanmerking. Voor zover het werkzaamheden aan het interieur van het monument betreft moet nog het volgende worden opgemerkt. Weliswaar kunnen ook interieuronderdelen onder de monumentale waarde van een beschermd monument vallen, maar uitgangspunt is dat kosten die betrekking hebben op werkzaamheden aan de binnenkant van een beschermd monument slechts subsidiabel zijn indien die werkzaamheden strekken tot bescherming van de monumentale waarde van het monument of bijvoorbeeld om constructieve reden noodzakelijk zijn. Zo zal het ‘witten’ van binnenmuren in de meeste gevallen niet subsidiabel zijn omdat dit niet noodzakelijk is voor de bescherming van de monumentale waarde of een constructieve noodzaak heeft. Of interieuronderdelen of objecten daadwerkelijk monumentale waarden bezitten dient in de eerste plaats beoordeeld te worden aan de hand van hetgeen vermeld is in het monumentenregister. Daarnaast kan ook het oordeel van Burgemeester en Wethouders ertoe leiden dat in het kader van de vaststelling van de subsidiabele kosten aan bepaalde onderdelen of objecten monumentale waarde mag worden toegekend.

Naar aanleiding van nieuwe erfgoedbeleid zoals vastgesteld in de Nota ‘Erfgoed met Perspectief’ is de subsidiegrondslag verbreed. Nu kunnen ook activiteiten worden ondersteund die de kansen op passende herbestemming van gemeentelijke monumenten vergroten.

Wanneer grootschalige monumenten zoals kerken, fabrieken, kazernes hun functie verliezen volgt vaak leegstand. Indien het verval vervolgens toeslaat kunnen belangrijke cultuurhistorische waarden verloren gaan. Een vlotte herbestemming is dan een belangrijk instrument om de cultuurhistorische waarden te behouden. Om een nieuwe en passende functie te vinden is tijd, geld en kennis nodig. Betrokken partijen moeten in staat worden gesteld om tot een duurzame herbestemming van erfgoed te komen. Door bij te dragen in de kosten van onderzoek naar de mogelijkheden van herbestemming van een monument kan een passende herbestemming aanzienlijk worden bevorderd.

Gebleken is dat na functieverlies of bij dreigend functieverlies van een monument meestal een lange periode van planvorming volgt. Daarbij is het uitermate belangrijk gebleken om juist tijdens deze fase het monument wind- en waterdicht te houden. Wanneer er geen conserverende maatregelen worden genomen, is de kans op verloedering van het gebouw of complex in die tijd groot. De last van onderhoud in een periode dat het gebouw of complex geen inkomsten kan genereren is voor eigenaren vaak te groot. Deze situatie is erg ongunstig voor een toekomstige herbestemming en het behoud van de monumentale waarden. Bovendien zal het uitstellen van regulier onderhoud op termijn tot nog grotere investeringen noodzaken. Ook door bij te dragen in de kosten van het wind- en waterdicht houden van een monument tijdens de planvormingfase kan een passende herbestemming daarom aanzienlijk worden bevorderd.

De bij de subsidieaanvraag gevoegde gespecificeerde begroting en werkomschrijving zal getoetst worden aan bovengenoemde uitgangspunten om te kunnen bepalen of, en zo ja in hoeverre, de werkzaamheden die daarin zijn opgenomen voor subsidie in aanmerking kunnen komen. In alle gevallen geldt dat het oordeel van Burgemeester en Wethouders doorslaggevend is voor de vraag of de werkzaamheden noodzakelijk zijn en sober en doelmatig worden uitgevoerd.

De hoogte van de subsidie wordt bepaald door een percentage van de noodzakelijke instandhoudingskosten. Deze kosten, subsidiabele kosten genoemd, worden door Burgemeester en Wethouders vastgesteld op basis van het ingediende instandhoudingsplan.

Per aanvraag kunnen voorts maximale subsidiabele kosten worden vastgesteld. Zo wordt voorkomen dat een kleine groep monumenten met een grote restauratiebehoefte een onevenredig beslag legt op het beschikbare budget.

Voor wat betreft de relatie tussen vergunningverlening en subsidiëring het volgende. Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt het vergunningstelsel voor gemeentelijke en rijksmonumenten ondergebracht in de Wabo voor zover het geen archeologische rijksmonumenten betreft. Zowel de vergunningverlening als de subsidiëring van monumenten geschiedt met het oog op kwaliteitsborging. Het principiële verschil tussen beide is dat vergunningverlening beoogt wijzigingen te begeleiden en ongewenste activiteiten te voorkomen, en dat subsidieverlening beoogt gewenste activiteiten te stimuleren.

Voor het verrichten van onderhoud is in beginsel geen vergunning (meer) nodig. Voor restauratie- en wijzigingswerkzaamheden zal dit veelal wel het geval zijn. De eigenaar zal er in het kader van de subsidieaanvraag dan ook op worden gewezen dat er een vergunning nodig is. Pas bij verlening van de vergunning komt immers vast te staan dat de gesubsidieerde werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Bij weigering van de vergunning mogen de werkzaamheden niet (geheel) worden uitgevoerd. In de verordening zijn geen aanvullende bepalingen opgenomen om dit te regelen, aangezien artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht hierin reeds voorziet.

Ten aanzien van de procedurebepalingen worden in artikel 9 geen termijnen genoemd waarbinnen Burgemeester en Wethouders een besluit nemen inzake een verzoek om verlening van subsidie dan wel een verzoek om vaststelling van subsidie, aangezien deze termijn (13 weken) is geregeld in de Algemene Subsidieverordening Ede.