Regeling vervallen per 20-02-2015

Beleid inzake de mate van verwijtbaarheid in relatie tot de hoogte van de bestuurlijke boete WWB, Ioaw, Ioaz

Geldend van 01-05-2013 t/m 19-02-2015

Intitulé

Beleid inzake de mate van verwijtbaarheid in relatie tot de hoogte van de bestuurlijke boete WWB, Ioaw, Ioaz

Inleiding

Vanaf januari 2013 moet de gemeente een boete opleggen als de inlichtingenplicht in het kader van de WWB, Ioaw of Ioaz is geschonden. De hoogte van de boete is bepaald in de betreffende wet en in het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

Uitgangspunt is dat de boete gelijk is aan het benadelingsbedrag (in de WWB gaat het dan om een netto bedrag, in de Ioaw en Ioaz om een brutobedrag). Bij een tweede overtreding met een benadelingsbedrag binnen 5 jaar is de boete 150% van het benadelingsbedrag.

Indien er wel sprake is van het schenden van de inlichtingenplicht, maar niet van een benadelingsbedrag (nulfraude), bedraagt de boete € 150,00. In een dergelijk geval kan er soms ook worden volstaan met een waarschuwing. Gelet op het uitgangspunt van de wet is de boete het uitgangspunt, en de waarschuwing de uitzondering.

In het Boetebesluit socialezekerheidswetten is bepaald dat bij verminderde verwijtbaarheid de boete wordt verlaagd. Daarbij zijn een aantal situaties genoemd die leiden tot verminderde verwijtbaarheid, maar dit is geen uitputtende opsomming. Er kunnen dus andere, niet genoemde omstandigheden zijn die tot verminderde verwijtbaarheid leiden. Het gaat dan uitdrukkelijk om omstandigheden waarin belanghebbende verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen. In het Boetebesluit socialezekerheidswetten is niet geregeld, welke invloed de verminderde verwijtbaarheid concreet heeft op de hoogte van de boete. Dat kan in een beleidsregel worden vastgelegd. Het wordt echter niet zinvol geacht om te proberen alle situaties te omschrijven die tot verminderde verwijtbaarheid leiden.

Uiteraard wordt bij het volledig ontbreken van verwijtbaarheid géén boete opgelegd.

Er kan op grond van dringende redenen worden afgezien van het opleggen van een boete. Het gaat dan om individuele, zeer bijzondere omstandigheden. Het wordt niet zinvol geacht om te proberen deze situaties te omschrijven.

Omstandigheden die een verminderde verwijtbaarheid opleveren, of die een dringende reden vormen, kunnen op voorhand bij de gemeente bekend zijn, maar dat zal uiteraard niet altijd zo zijn. Vandaar dat het van belang is dat de belanghebbende bij de voorbereiding van het boetebesluit de gelegenheid krijgt dergelijke omstandigheden te benoemen en aan te tonen. Het ontbreken van financiële middelen levert op zich geen verminderde verwijtbaarheid op, noch een dringende reden.

Beleidsregel

  • 1.

    Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de boete bepaald op de helft van het bedrag van de boete die in eenzelfde geval bij volledige verwijtbaarheid opgelegd zou worden.

  • 2.

    De belanghebbende krijgt de gelegenheid zich uit te laten over omstandigheden die aanleiding kunnen zijn om te concluderen tot het geheel of gedeeltelijk ontbreken van verwijtbaarheid, of tot het aanwezig zijn van dringende redenen.

  • 3.

    Een waarschuwing in plaats van een boete bij nulfraude wordt alleen dan gegeven indien er sprake is van het volledig ontbreken van kwade opzet en de schending van de inlichtingenplicht daarenboven in de toekomst ook niet zou hebben kunnen leiden tot een benadelingsbedrag.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2013, kenmerk 741420.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, w.g. WIELINGA
de burgemeester, w.g. VAN DER KNAAP