Regeling vervallen per 14-07-2017

Beleidsregels Wmo en Jeugd 2015

Geldend van 15-07-2015 t/m 13-07-2017

Intitulé

Beleidsregels Wmo en Jeugd 2015

Hoofdstuk 1 - Inleiding

De beleidsregels in dit document zijn een uitwerking van de Verordening Wmo en Jeugd. Dit document wordt in de loop der tijd aangevuld met andere onderwerpen.

Hoofdstuk 2 – Persoonsgebonden budget (Pgb)

Op grond van de Wmo 2015 en Jeugdwet kunnen volwassenen, jeugdigen en hun ouders, net als onder de huidige wetgeving, onder voorwaarden kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb) in plaats van zorg in natura. Door de nieuwe wettelijke regels veranderen wel de voorwaarden voor toekenning van een pgb en de wijze van uitbetaling.

Deze beleidsregels schetsen de uitgangspunten van een afwegingskader voor het pgb voor de Wmo en Jeugdwet. Dit geeft een basis waarmee we in 2015 willen starten. Uit de praktijk kan blijken dat de beleidsregels moeten worden aangepast.

2.3 . Voorwaarden

Artikel 2.1 Wettelijk kader

De Wmo en de Jeugdwet bevatten een aantal kaders met betrekking tot het verstrekken van een pgb. De kern hiervan is dat een cliënt, die in aanmerking komt voor maatwerkvoorziening, (danwel zijn ouders in geval van een jeugdige) ook kan kiezen voor pgb zodat hij de ondersteuning van derden kan betrekken.

Wmo

Cliënt kan in aanmerking komen voor een pgb in de Wmo als:

  • ·

    een cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • ·

    een cliënt zich op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen;

  • ·

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat. Het gaat er dan om dat de ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt.

Het is aan de gemeente om invulling te geven aan de eerste en derde voorwaarde. Deze worden verderop uitgewerkt.

Verder is wettelijk bepaald dat

  • ·

    er een overgangsperiodeis van maximaal 5 jaar voor beschermd wonen voor cliënten die per 2015 overkomen naar de gemeente. Wat betreft de geldigheidsduur van het pgb geldt een overgangsperiode van maximaal 1 jaar. Voor alle doelgroepen waarvoor het overgangsrecht van toepassing is, geldt dat in goed overleg en met instemming van de cliënt altijd eerder tot een nieuw arrangement kan worden overgegaan. Het pgb voor beschermd wonen is uitgewerkt in de Beleidsregel Beschermd Wonen 2015;

  • ·

    een op te leggen eigen bijdrage achteraf wordt geïnd door het CAK. Op deze wijze is de anticumulatie geregeld, en betaalt een cliënt voor alle individuele (maatwerk) voorzieningen samen nooit meer dan haalbaar is op grond van zijn inkomen. De eigen bijdrage is uitgewerkt in de nadere regels. Wat betreft beschermd wonen betaalt cliënt een eigen bijdrage voor beschermd wonen. Voor andere ondersteuning betaalt hij geen aanvullende eigen bijdrage.

Jeugdwet

Cliënt kan in aanmerking komen voor een pgb in de Jeugdwet als:

  • ·

    een cliënt (danwel zijn ouders) naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • ·

    een cliënt (danwel zijn ouders) zich op het standpunt stelt dat de voorziening die een gecontracteerde aanbieder levert niet passend is;

  • ·

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat. Het gaat er dan om dat de ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt.

Ook hier geldt dat het aan de gemeente is om invulling te geven aan de eerste en derde voorwaarde. Deze worden verder uitgewerkt.

Verder is in de Jeugdwet opgenomen dat geen pgb verstrekt hoeft te worden als het gaat om een minderjarige die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen of een jeugdige die is opgenomen in een gesloten accommodatie.

Pgb Wmo en Jeugd : trekkingsrechtmodel en rol voor de SVB

Verder is relevant dat landelijk voor beide wetten per 2015 het trekkingsrecht wordt geïntroduceerd. Hierdoor krijgen pgb-houders geen geld meer op de rekening. Voor de uitbetaling van de ondersteuning en enkele bijkomende administratieve zaken zijn gemeenten wettelijk verplicht de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in te schakelen. De SVB zorgt voor de betaling aan de ondersteuner.

De SVB zal ook de (arbeids)overeenkomsten die pgb-houders afsluiten toetsen oparbeidsrechtelijke aspecten.

Artikel 2.2 Lokale uitgangspunten

In lijn met de nieuwe wet- en regelgeving blijft het Pgb ook in Ede gehandhaafd. Keuzevrijheid vinden wij belangrijk. Wij willen inwoners de gelegenheid blijven bieden om hun eigen regie te voeren, ook als het gaat om de keuze in ondersteuning. Nu de SVB het Pgb moet gaan beheren, vervalt de eis dat iemand zelf in staat moet zijn om het PGB te beheren. Wel zullen we beoordelen of iemand zelf of iemand uit zijn sociale omgeving of zijn vertegenwoordiger de capaciteiten heeft om de maatschappelijke ondersteuning in te kopen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de kwaliteit: de inwoner moet door de geleverde ondersteuning wel echt geholpen worden. Bovendien moet misbruik door derden worden voorkomen. Wij willen blijven toestaan dat een toegekend pgb door de cliënt uitgegeven wordt binnen zijn sociale netwerk of zijn gezin. Wij benadrukken hiermee de meerwaarde van het organiseren van de zorg in de nabijheid van de cliënt. Bij de taken die vanuit de AWBZ overkomen bestaat deze mogelijkheid ook. Daarnaast kan men ook met een pgb iemand uit het eigen netwerk inhuren voor de hulp bij het huishouden. Hierbij houden we rekening met de zogenaamde norm voor gebruikelijke ondersteuning,oftewel de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Als er sprake is van gebruikelijke ondersteuning, biedt de gemeente geen ondersteuning, ook niet via een pgb. (Zie bijlage 1).

Artikel 2.3 Voorwaarden

In de wet staan de voorwaarden waaronder een pgb wordt verstrekt (zie hoofdstuk wettelijk kader).

In de paragraaf worden deze voorwaarden verder uitgewerkt.

A. Wmo

1. Bekwaamheid van cliënt

Wat hieronder wordt aangegeven voor cliënt geldt in dezelfde mate voor iemand die namens de cliënt de verantwoordelijkheden rond het PGB overneemt.

Een cliënt moet inzicht hebben in welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning hij gebaat is. Hij moet dit in het maatwerkgesprek kunnen aangeven.

Daarnaast is hij (of met hulp uit zijn eigen netwerk) in staat een hulpverlener/aanbieder te selecteren die aan zijn ondersteuningsvraag voldoet en kan hij met deze hulpverlener/aanbieder een contract aangaan. Ook moet hij in staat zijn hulpverlener(s) aan te sturen en een juiste administratie kunnen bijhouden.

Een cliënt stelt een plan op over hoe hij het pgb gaat besteden. Het budget voor een pgb wordt daarop gebaseerd.

In dit plan moet cliënt de volgende punten aangeven:

  • -

    de doelstelling/resultaat dat hij wil bereiken;

  • -

    wie hij inhuurt, wat levert deze en voor welk tarief;

  • -

    welke hulpverlener wat doet, wanneer en voor hoeveel uur;

  • -

    hoe hij de achtervang bij vakantie en ziekte regelt (dit is afhankelijk van soort ondersteuning. Dit weegt bij bijvoorbeeld hulp bij huishouden minder zwaar).

Verder is van belang dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning krijgt werkgever wordt, met de werkgeversplichten die hierbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.

Het pgb kan op grond van overwegende bezwaren worden geweigerd als:

  • ·

    als cliënt een zeer progressieve ziekte heeft, waardoor hij in de loop der tijd zijn verantwoordelijkheden niet meer aan kan, tenzij iemand uit zijn netwerk de verantwoordelijkheden kan overnemen;

  • ·

    er eerder misbruik gemaakt is van het pgb;

  • ·

    eerder sprake is geweest van fraude.

Er kunnen andere situaties zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is.

Is het college onvoldoende overtuigd dat iemand in staat is zijn eigen belangen te vertegenwoordigen en er is niet iemand in zijn omgeving die dit over kan nemen, dan mag het college het verzoek om een pgb weigeren. Dit wordt in de beschikking onderbouwd.

2. Gemotiveerde keuze pgb

De keuze voor pgb kan blijken uit de wijze waarop cliënt zijn verzoek om pgb motiveert.

Het gaat om de keuze van cliënt en niet van de in te huren ondersteuner. Wel kan iemand uit zijn eigen sociale netwerk of onafhankelijke cliëntondersteuning hierbij ondersteunen. Beiden mogen zich niet laten betalen als belangbehartiger vanuit het pgb. Dit is in de verordening uitgesloten.

Verder mag iemand niet gedwongen worden om zijn mantelzorger, als deze een uitkering ontvangt, met een pgb in te huren. Het moet in alle gevallen om een bewuste keuze van de zorgvrager gaan.

3. Kwaliteitseisen

Een derde voorwaarde om voor een pgb in aanmerking te komen is dat de ondersteuning die de cliënt wil inkopen van goede kwaliteit is. De ingekochte ondersteuning moet veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn. Als de gemeente van oordeel is dat de ondersteuning van onvoldoende kwaliteit is dan mag de gemeente het verzoek om een pgb weigeren.

Het gaat erom dat de ondersteuning in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het is bedoeld. In zijn plan kan cliënt inzichtelijk maken hoe de kwaliteit is gewaarborgd. De kwaliteitseisen die gelden voor de ondersteuning in natura kunnen niet zonder meer op het pgb worden toegepast.

Individueel maatwerk staat voorop. Hieronder staan enkele aspecten die een rol spelen bij de beoordeling van de kwaliteit. Het gaat hierom denkrichtingen.

Afgestemd op de behoefte van de cliënt

De ondersteuning moet leiden tot of een bijdrage leveren aan wat voor de cliënt noodzakelijk is.

Ook moet de cliënt de juiste hoeveelheid ondersteuning inkopen (dat wil zeggen, niet teveel wat de zelfredzaamheid beperkt en niet te weinig waardoor de situatie niet verbetert). De ondersteuning moet aanwezig zijn op de momenten dat deze nodig is, eventueel ook ’s avonds, ’s nachts en in het weekend. Ook moet de ingekochte ondersteuning, indien relevant, het systeem rondom de cliënt ondersteunen en rekening houden met de belangen van de overige gezinsleden en/of mantelzorgers en aansluiten bij andere zorg en ondersteuning in het gezin. Dit geldt ook voor de ondersteuner uit het eigen netwerk.

De ingekochte ondersteuner moet voldoen aan de benodigde competenties en vaardigheden

Het gaat hierbij om of iemand de juiste competenties inkoopt zodat hij het te bereiken resultaat kan behalen. Een ondersteuner moet kennis van de mogelijkheden en beperkingen van cliënt hebben en beschikken over de juiste (professionele) kwalificaties. Bijondersteuning door iemand uit het sociale netwerk geldt dit anders. Hier zit de kwaliteit van de ondersteuning meer in de nabijheid van ondersteuner. Wel moet ook de ondersteuner uit het eigen netwerk kennis hebben van en kunnen omgaan met de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt.

Ingekocht bij professionele partijen

Als er ondersteuning van een professionele organisatie wordt ingekocht, dan kan de professionaliteit bijvoorbeeld blijken uit het lidmaatschap bij een koepelorganisatie. Helder moet zijn dat het gaat om een organisatie die zich houdt aan de wettelijke bepalingen en Cao voorschriften.

Een zelfstandige professional die wordt ingehuurd moet ingeschreven staan bij de kamer van koophandel, beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag en eventueel lid zijn van een beroepsvereniging (i.v.m. klachtenregeling).

Naar soort ondersteuning kan nog het volgende worden aangegeven:

Hulp bij huishouden

Bij inhuur van hulp bij huishouden 2 moet de ondersteuner de cliënt kunnen stimuleren en motiveren, zelfstandig met het huishouden kunnen omgaan en specifieke deskundigheid hebben op het gebied van de beperkingen van de cliënt. De continuïteit van ondersteuning speelt een rol en is voor hulp bij huishouden 2 belangrijker dan voor hulp bij huishouden 1.

Begeleiding

De ondersteuner werkt zoveel mogelijk aan verbetering van de zelfredzaamheid en/of participatie van cliënt. Ideaal is dat een ondersteuner zichzelf overbodig maakt. Dit geldt ook voor een ondersteuner uit het eigen netwerk. In andere gevallen is het behoud van de situatie of voorkomen van recidive het hoogst haalbare.

Hulpmiddelen

Het uitgangspunt is dat de hulpmiddelen die iemand inkoopt van dezelfde kwaliteit zijn als de middelen die Emcart levert. Dat wil zeggen CE-markering hebben. Het hulpmiddel voldoet aan een pakket van eisen dat door de gemeente is opgesteld of bevestigd. Verder is van belang dat de cliënt met de voorziening kan omgaan en kan besturen. Zo nodig ondergaat de cliënt een keuring van Emcart. Ook hier moet de voorziening geschikt zijn voor het resultaat (afgestemd op de behoefte van cliënt). Bijvoorbeeld een scootmobiel moet de gewenste afstanden kunnen bereiken.

Woonvoorzieningen in het algemeen

Een woonvoorziening die wordt ingekocht moet minimaal zijn voorzien van het CE-keurmerk (indien van toepassing). De voorziening moet binnen 15 maanden na toekenningsdatum zijn aangeschaft.

Onroerende woonvoorzieningen

Met de voorziening die de cliënt wil inzetten moet het resultaat gehaald kunnen worden. Hiervoor kan een programma van eisen worden opgesteld door de gemeente, waaraan de ondersteuning moet voldoen. Als iemand met een pgb een onroerende woonvoorziening realiseert moet deze voldoen aan het Bouwbesluit. Verder moet deze voldoen aan bouwtechnische en bouwkundige eisen, welke beoordeeld dienen te worden door de bouwkundige van de gemeente Ede. Daarnaast gelden alle wettelijke eisen en verordeningen en de NEN-normen (zie www.nen.nl). Kwaliteit van onroerende woonvoorzieningen houdt ook in dat gebruik wordt gemaakt van materialen die duurzaam zijn en zoveel mogelijk onderhoudsvrij, en die zijn aan te merken als adequaat goedkoopst. Dit ter beoordeling van de bouwkundige van de gemeente Ede.

Traplift

Voor een traplift gelden eisen waaraan de ingekochte traplift moet voldoen (deze zijn o.a. terug te vinden via handicare-trapliften.nl) .

Autoaanpassingen

Een autoaanpassing moet minimaal 7 jaar meegaan. Dit betekent dat de betreffende aanpassing van voldoende kwaliteit is. Daarnaast kan de auto ook nog zeker 7 jaar meegaan tenzij de aanpassing kan worden overgezet naar een volgende auto. Dit ter beoordeling van het bedrijf dat de aanpassing verzorgt.

B. Jeugd

1. Bekwaamheid van cliënt

Bij jongeren onder 16 jaar gaat het niet om de bekwaamheid van de jongere zelf maar van zijn ouders. Jongeren tussen 16 en 18 jaar kunnen in sommige gevallen zelf een contract aangaan.

Wat hieronder wordt aangegeven voor de ouders geldt in dezelfde mate als iemand die namens hen de verantwoordelijkheden rondom het PGB overneemt.

De ouders (danwel één van hen) moeten inzicht hebben in welke problemen hun kind heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning het kind gebaat is. Zij moeten dit in het maatwerkgesprek kunnen aangeven. Daarnaast zijn ze (of met hulp uit het eigen netwerk) in staat een hulpverlener/aanbieder te selecteren die aan de ondersteuningsvraag voldoet en kunnen zij met deze hulpverlener/aanbieder een contract aangaan. Ook zijn zij in staat hulpverlener(s) aan te sturen en een juiste administratie bij te houden.

Bewustzijn van de verantwoordelijkheden van een pgb kan blijken als de ouders van een kind met een zwaardere hulpvraag meerdere hulpverleners inhuren. Dit vergt het organiseren van een team. Daarnaast moeten zij zo nodig vanwege de kwetsbaarheid van de ondersteuning tijdens ziekte en verlof van de ondersteuner(s) achtervang regelen. Dit brengt met zich mee dat zij in staat moeten zijn dit te organiseren. Bij lichtere hulpvragen speelt dit minder.

Verder is van belang dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning krijgt werkgever wordt, met de werkgeversplichten die hierbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.

De bekwaamheid van de ouders om te kunnen omgaan met een pgb kan blijken uit het plan dat ze verplicht zijn op te stellen. Door een plan op te stellen kan iemand inzicht geven of hij de verantwoordelijkheden van een pgb aan kan.

In dit plan moeten de ouders de volgende punten aangeven:

  • -

    de doelstelling / het resultaat dat zij willen bereiken

  • -

    wie zij inhuren, wat levert deze en voor welk tarief.

  • -

    welke hulpverlener wat doet, wanneer en voor hoeveel uur

  • -

    hoe ze de achtervang bij vakantie en ziekte regelen (dit is afhankelijk van soort ondersteuning).

Mocht hierover toch gemotiveerde twijfel zijn of iemand in staat is zijn eigen belangen te vertegenwoordigen dan kan gevraagd worden de zelftest Pb van Per Saldo in te vullen.

Daarnaast kan het pgb op grond van overwegende bezwaren worden geweigerd als:

  • ·

    er eerder misbruik gemaakt is van het pgb;

  • ·

    eerder sprake is geweest van fraude.

Er kunnen andere situaties zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is.

Is het college onvoldoende overtuigd dat de ouders in staat is hun belangen en van hun kind te vertegenwoordigen en er is niet iemand in zijn omgeving die dit over kan nemen, dan mag het college het verzoek om een pgb weigeren. Dit wordt in de beschikking onderbouwd.

2. Gemotiveerde keuze pgb

In de Jeugdwet dient de aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Hierbij gaat het om argumenten van een persoon om aan te geven dat niet de voorziening in natura die door de gemeente is voorgesteld de voorkeur heeft en waarom de burger gebruik wenst te maken van een budget

Als iemand zijn keuze voor een pgb in redelijkheid heeft onderbouwd dan mag de gemeente het pgb niet weigeren. Uit de argumenten blijkt dat ouders zich hebben georiënteerd op het aanbod in natura.

Het moet om de keuze van hen zelf gaan en niet van de in te huren ondersteuner. Wel kan iemand uit zijn eigen sociale netwerk of onafhankelijk cliëntondersteuning hierbij ondersteunen. Beiden mogen zich niet laten betalen als belangbehartiger vanuit het pgb. Dit is in de verordening uitgesloten.

3. Kwaliteitseisen

Een derde voorwaarde om voor een pgb in aanmerking te komen is dat de ingekochte ondersteuning van goede kwaliteit is. Deze ondersteuning moet veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.

Als de gemeente van oordeel is dat de ondersteuning van onvoldoende kwaliteit is dan mag de gemeente het verzoek om een pgb weigeren. De kwaliteitseisen die gelden voor de ondersteuning in natura kunnen niet zonder meer op het pgb worden toegepast. Het gaat erom dat de ondersteuning in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het is bedoeld. In zijn plan kunnen de ouders inzichtelijk maken hoe de kwaliteit is gewaarborgd.

Hieronder staan enkele aspecten die een rol spelen bij de beoordeling van de kwaliteit. Het gaat hierom denkrichtingen. In individuele situaties kan hiervan worden afgeweken (maatwerk).

De ingekochte ondersteuner moet voldoen aan de noodzakelijke competenties en vaardigheden

Het gaat hierbij om of iemand de juiste competenties inkoopt zodat hij het te bereiken resultaat kan behalen. Een ondersteuner moet kennis van de mogelijkheden en beperkingen van cliënt hebben en beschikken over de juiste (professionele) kwalificaties. Deze kwalificaties kunnen blijken uit scholing en ervaring van de ondersteuner. De budgethouder (of iemand namens hem) moet dit aannemelijk maken. Bijondersteuning door iemand uit het sociale netwerk geldt dit minder. Hier zit de kwaliteit van de ondersteuning meer in de nabijheid van ondersteuner. Wel moet ook de ondersteuner uit het eigen netwerk kennis hebben van en kunnen omgaan met de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt.

Een Verklaring Omtrent het Gedrag is verplicht voor degene die wordt ingehuurd met een PGB jeugd. De enige uitzondering hierop geldt als er een familie van de eerste of tweede graad wordt ingehuurd.

Ingekocht bij professionele partijen

Als er ondersteuning van een professionele organisatie wordt ingekocht, dan kan de professionaliteit bijvoorbeeld blijken uit het lidmaatschap bij een koepelorganisatie. Helder moet zijn dat het gaat om een organisatie, die zich houdt aan de wettelijke bepalingen en Cao voorschriften.

Een zelfstandige professional die wordt ingehuurd moet ingeschreven staan bij de kamer van koophandel, beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag en eventueel lid zijn van een beroepsvereniging (i.v.m. klachtenregeling)

Afgestemd op de behoefte van de cliënt

De ondersteuning moet leiden tot of een bijdrage leveren aan wat voor de cliënt noodzakelijk is.

Ook moet men de juiste hoeveelheid ondersteuning inkopen (dat wil zeggen, niet teveel wat de zelfredzaamheid beperkt en niet te weinig waardoor de situatie niet verbetert). De ondersteuning moet aanwezig zijn op de momenten dat deze nodig is, eventueel ook ’s avonds, ’s nachts en in het weekend. Ook moet de ingekochte ondersteuning, indien relevant, het systeem rondom de cliënt ondersteunen en rekening houden met de belangen van de overige gezinsleden en/of mantelzorgers en aansluiten bij andere zorg en ondersteuning in het gezin. Dit geldt ook voor de ondersteuner uit het eigen netwerk.

Naar interventieniveau kan nog het volgende worden aangegeven:

Inzet van het sociaal netwerk is voor jeugd alleen toegestaan voor interventieniveau 4. De interventies van niveau 5 of hoger zijn te intensief of te gespecialiseerd om door het sociaal netwerk te worden uitgevoerd.

Artikel 2.4 Inzet Pgb niet-professionals

Wettelijk bestaat de mogelijkheid om een pgb ook te besteden binnen het eigen netwerk. Ook gemeente Ede wil dit toestaan. Wij benadrukken hiermee de meerwaarde van het organiseren van de ondersteuning in de nabijheid van de cliënt. Ede kent al de inzet van het pgb binnen het eigen netwerk bij de hulp bij het huishouden. Ook in de AWBZ was het mogelijk iemand uit eigen kring met een pgb in te huren. Als sprake is van gebruikelijke ondersteuning of zorg biedt de gemeente geen ondersteuning, ook niet via een pgb.

Hoe dient bovenstaand beleid tot uitvoering te worden gebracht?

Het bovenstaande beleid wordt hieronder verder uitgewerkt. Het gaat hierbij niet om normen maar om denkrichtingen. In individuele situaties kan worden afgeweken zodat er sprake is van maatwerk.

Denkkader:

Voor de inzet Pgb voor niet-professionals i.c. het sociale netwerk wordt het navolgende meegewogen (combinatie van aspecten):

  • 1.

    Er wordt voldaan aan de definitie van het sociale netwerk.

    • ·

      Het sociaal netwerk is gedefinieerd als partner, kinderen, vrienden, familie, kennissen, collega’s, buren, vrijwilligers.

  • 2.

    Het aanwenden van een pgb binnen het sociale netwerk heeft meerwaarde en is verantwoord.

    • ·

      Type ondersteuning/hulp en de mogelijkheid om deze uit handen te kunnen geven is van belang om te beoordelen of het netwerk kan worden ingezet.

    • ·

      De geboden informele ondersteuning/hulp en het al dan niet betalen van andere mensen uit de sociale omgeving is afhankelijk van de sociale relatie die de budgethouder met deze mensen heeft.

    • ·

      Inzet van sociale netwerk is voor het welzijn/welbevinden van de betrokkene van belang.

    • ·

      Degene die informele ondersteuning/hulp biedt mag op geen enkele wijze druk op de aanvrager hebben uitgeoefend bij zijn besluitvorming om over te gaan tot betaling van informele ondersteuning/hulp.

  • 3.

    Degene die informele ondersteuning/hulp biedt kan het gevraagde bieden/volhouden. Belastbaarheid: gebruikelijke zorg ondersteuning, mantelzorg en werk. Geeft de persoon in kwestie aan overbelast te zijn, in een mate die het verlenen van zorg of hulp belemmert, dan kan het pgb worden geweigerd op grond van artikel 10 lid 4 sub b van de verordening van de Wmo en artikel 11 lid 2 sub 2 van de Verordening Jeugd.

  • 4.

    Er is meer ondersteuning/hulp nodig dan gebruikelijk hulp.

    • ·

      Er komt geen pgb beschikbaar voor de inzet van familie, zijnde gezinsleden binnen hetzelfde huishouden voor zover de hulp die ze bieden is aan te merken als gebruikelijke ondersteuning of gebruikelijke begeleiding. Hiervoor geldt de Indicatiewijzer van het CIZ, versie 7.1 hoofdstuk 4 (https://www.ciz.nl/folders/Documents/Indicatiewijzer_71.pdf).

    • ·

      Van inwonende eerste- en tweedegraads familieleden kan meer (onbetaalde) mantelzorg worden verwacht dan van uitwonende familieleden.

    • ·

      Mantelzorg die structureel wordt geboden, die te typeren is als zwaar, een hoge mate van verplichting kent en van behoorlijke omvang is, zal eerder in aanmerking komen voor vergoeding dan een incidenteel geboden vriendendienst.

      oDe informele ondersteuning/hulp is niet tijdelijk, maar heeft een voorziene duur langer dan drie maanden

    • ·

      Degene die informele ondersteuning/hulp biedt heeft een verplichting en kan niet zo maar overslaan. De ondersteuning is niet vrijblijvender dan van een professional die wordt ingezet.

Artikel 2.5 Heroverweging pgb Wmo en Jeugd

Zowel in de Jeugdwet als in de Wmo is vastgelegd dat gemeenten periodiek onderzoeken of er aanleiding is de beslissing tot een pgb te heroverwegen. Bij de heroverweging van de beschikking voor het toekennen van een pgb maakt de wetgever een onderscheid tussen twee aspecten, namelijk:

  • ·

    Passendheid

    Gemeenten kunnen de beschikking inhoudelijk opnieuw bekijken om te bepalen of de gegeven ondersteuning of jeugdhulp (nog steeds) goed aansluit bij de behoefte van de cliënt, en of deze ondersteuning efficiënt is. Gemeenten kunnen dit praktisch vormgeven doordat zij de duur kunnen bepalen van de beschikking die wordt afgegeven. Wanneer er bijvoorbeeld twijfels zijn rondom de bekwaamheid van de pgb-houder om zelf ondersteuning in te kopen of indien sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld, kan door het gebruik van een korte looptijd op korte termijn worden bekeken of de pgb-houder over de vaardigheden beschikt om een budget te houden.

    Bij passendheid letten we op de effectiviteit.

  • ·

    Handhaving

    Het periodiek heroverwegen van de beschikking is ook een middel om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Hierbij wordt beoordeeld of het pgb wordt gebruikt waarvoor het bedoeld is.

In het plan van aanpak wordt de frequentie van de heroverweging aangegeven. Bij de heroverweging wordt beoordeeld of de beschikking en de wijze van verstrekking nog steeds passend is.

Duur pgb

Voorziening

Maximaal 2 jaar

Hulp bij het huishouden

Maximaal 1 jaar

Begeleiding Wmo

Begeleiding Jeugd

Beschermd Wonen GGz-C vanaf 18 jaar Kortverblijf Wmo

Kortverblijf Jeugd

Dagbesteding (inclusief eventueelVervoer)

Gelijk aan de technische afschrijvingsperiode

Hulpmiddelen

Eenmalige beschikbaarstelling pgb

Onroerende woonvoorzieningen

Hoofdstuk 3 –Woonaanpassingen

Artikel 3.1 Bouwkundige aanpassingen

Bouwkundige woningaanpassingen, zoals een verbouwing of aanbouw.

Bij verbouwing of aanbouw gelden de volgende elementen die voor vergoeding in aanmerking komen (hetzij bij verstrekking in natura, of bij verstrekking in een pgb):

  • a)

    Het door de gemeente vastgestelde bedrag (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening (vastgesteld op basis van een rekenprogramma zoals genoemd in artikel 11 lid 2 sub d van de verordening). Indien de voorziening door de bewoner(s) zelf wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor vergoeding in aanmerking.

  • b)

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw (RWU 1991).

  • c)

    Een door de gemeente vastgesteld bedrag als architectenhonorarium voor zover het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing wordt ingeschakeld (vastgesteld op basis van een rekenprogramma zoals genoemd in artikel 11 lid 2 sub d van de verordening).

  • d)

    De leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de voorziening.

  • e)

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

  • f)

    De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • g)

    De kosten in verband met noodzakelijk en technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • h)

    De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening.

Hoofdstuk 4. Dienstverlening

Artikel 4.1 Schoonmaakondersteuning

  • 1. Hulp bij het huishouden (hh1) kan worden toegekend voor het schoonhouden van noodzakelijke woonruimtes. Noodzakelijke woonruimtes zijn badkamer/wc, slaapkamer, keuken en woonkamer.

  • 2. Het maximum voor de in het eerste lid genoemde ondersteuning is 2 uur per week gedurende 46 weken per jaar.

  • 3. In aanvulling op de schoonmaakondersteuning kan aanvullende ondersteuning (hh2) worden ingezet voor het organiseren van het huishouden en het geven van advies, instructie en voorlichting (gericht op het huishouden).

  • 4. Het maximum voor de in het derde lid genoemde ondersteuning is 1½ uur per week gedurende 46 weken per jaar.

  • 5. Bij toekenning voor een kortere periode dan een jaar, wordt voor een evenredig deel van het jaar toegekend.

  • 6. Het college kan in individuele situaties van de maxima in lid 2 en lid 4 naar boven of beneden afwijken afhankelijk van de noodzaak tot ondersteuning en afhankelijk van de eigen mogelijkheden van cliënt, die van zijn netwerk en andere voorzieningen, genoemd in artikel 7, tweede lid, van de verordening, voor zover deze de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie verminderen.

Artikel 4.2 Respijtzorg

Ter ontlasting van een mantelzorger kan respijtzorg in de vorm van logeren in een instelling aan cliënt worden toegekend voor maximaal 3 etmalen per week. Cliënt kan de toegekende etmalen opsparen en achter elkaar inzetten.

Artikel 4.3 Dagbesteding

  • 1. Dagbesteding groep is een voorliggende voorziening ten opzichte van individuele begeleiding voor zover met de inzet van die ondersteuning hetzelfde doel kan worden bereikt.

  • 2. Dagbesteding groep kan worden toegekend voor maximaal 9 dagdelen per week.

Artikel 4.4 Individuele begeleiding

Individuele begeleiding kan worden toegekend voor maximaal 25 uur per week.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 9 december 2014, nr. 22997
Burgemeester en wethouders van de gemeente Ede,
de secretaris. g. WIELINGA
de burgemeester, g. VAN DER KNAAP

BIJLAGE 1 Richtlijnen gebruikelijke ondersteuning en begeleiding

Inleiding

Uitgangspunt is dat een leefeenheid zelf verantwoordelijk is voor het eigen huishouden en de wijze waarop het huishouden wordt gevoerd. Kan één van de huisgenoten (een deel van) de huishoudelijke taken niet meer uitvoeren dan dienen de overige huisgenoten in beginsel door herverdeling van taken deze over te nemen. Gebruikelijke ondersteuning en begeleiding is de normale, dagelijkse hulp die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Gebruikelijke ondersteuning is dus alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Betreft het een eenpersoons huishouden dan is dit geen leefeenheid zoals hiervoor bedoeld en is er dus geen sprake van gebruikelijke ondersteuning. Gebruikelijke ondersteuning is per definitie ondersteuning waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden binnen de leefeenheid, zoals het verlenen van gebruikelijke ondersteuning, wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken.

Gebruikelijke ondersteuning onderscheidt zich van mantelzorg. Mantelzorg is ondersteuning en begeleiding die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de hulp rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) ondersteuning in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid en is niet afdwingbaar.

Gebruikelijke ondersteuning en de leeftijd van huisgenoten

De mate waarin gebruikelijke ondersteuning aan de orde is wordt voor een belangrijk deel bepaald aan de hand van de leeftijd van de huisgenoten.

Gebruikelijke ondersteuning van partners en andere volwassen huisgenoten voor elkaar

Van partners en volwassen huisgenoten wordt verwacht dat zij de taken van degene met beperkingen volledig kunnen overnemen, tenzij er sprake is van beperkingen in de zin van de Wmo bij die persoon zelf of als er sprake is van een bijzondere situatie. Onder andere volwassen huisgenoten worden ook inwonende kinderen vanaf 23 jaar verstaan. Van een bijzondere situatie kan bijvoorbeeld sprake zijn als de partner of huisgenoot meer dan gemiddeld tijd moet besteden aan zijn werkkring en er hierdoor overbelasting dreigt. Ook kan het zijn dat de partner of huisgenoot als gevolg van zijn werk regelmatig niet thuis is. Bijvoorbeeld omdat hij werkzaam is in de offshore, als internationaal chauffeur of werkt in het buitenland. De langdurige afwezigheid zal wel inherent moeten zijn aan het werk en een verplichtend karakter moeten hebben. Ondersteuning kan dan worden gegeven voor niet-uitstelbare taken gedurende de periodes dat de partner of huisgenoot afwezig is. Niet-uitstelbare taken zijn o.a. maaltijd verzorgen, kinderen verzorgen, afwassen en opruimen. Voor wel uitstelbare taken wordt ondersteuning toegekend als de afwezigheid langer is dan 5 etmalen. Uitstelbare taken zijn bijvoorbeeld: boodschappen doen, wasverzorging, bedden verschonen, ramen zemen, stofzuigen, sanitair schoonmaken.

Gebruikelijke ondersteuning van inwonende kinderen voor de ouder

Bij gezinnen is het uitgangspunt dat van kinderen vanaf 18 jaar verwacht mag worden dat zij een deel van de taken overnemen. Het gaat daarbij om taken in de omvang vergelijkbaar met die bij het voeren van een eenpersoonshuishouden. Hiertoe behoren: het schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken, één kamer, het doen van de was en boodschappen, het verzorgen van de maaltijden, afwassen en opruimen, de administratie bijhouden. Van kinderen onder de 18 kan geen volwaardige bijdrage aan het huishouden worden verwacht. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind wordt bekeken of er eventueel een bijdrage kan worden geleverd, of dat er juist extra ondersteuning nodig is. De bijdrage die normaal gesproken mag worden verwacht is:

  • ·

    bij kinderen van 13 jaar tot 18 jaar: naar eigen mogelijkheden werkzaamheden zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in de wasmand doen, rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

  • ·

    bij kinderen van 5 jaar tot en met 12 jaar: naar eigen mogelijkheden inzet bij licht huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, een boodschap doen, kleding in wasmand doen;

  • ·

    bij kinderen van 0 tot en met 5 jaar wordt geen bijdrage verwacht.

Bij het beoordelen van de mate waarin gebruikelijke ondersteuning door kinderen mogelijk is wordt ervoor gezorgd dat kinderen niet overbelast worden, doordat zij te veel verantwoordelijkheid op zich nemen. In die zin zal een kind in een gezin met een ouder met belemmeringen in het voeren van het huishouden niet meer belast mogen worden dan een kind met gezonde ouders. Speciale aandacht hierbij is vereist ten aanzien van de invloed die het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden kan hebben op de schoolprestaties van de kinderen en jongeren. Het mag nooit zo zijn dat het verlenen van gebruikelijke ondersteuning door tot de leefeenheid behorende kinderen en jongeren die school- en studieprestatie negatief beïnvloeden. Het verzorgen en begeleiden van jongere gezinsleden valt buiten de gebruikelijke ondersteuning door kinderen, tenzij het inwonende kind aangeeft de taak van verzorging van een jonger gezinslid te willen verrichten en duidelijk is dat dit ook verantwoord is en de ouders daarmee instemmen.

Gebruikelijke ondersteuning van ouders voor kinderen

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Deze strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding, inclusief zorg bij ziekte. Uitgangspunt is dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg overneemt. Zo nodig kan daarbij gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van zorgverlof, kinderopvang, buitenschoolse opvang en dergelijke. Een individuele voorziening voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. Slechts bij calamiteiten en als alle voorliggende voorzieningen en mogelijkheden onvoldoende oplossing bieden, kan een tijdelijke voorziening voor de verzorging van de kinderen worden toegekend.

Het aanleren van huishoudelijke taken

Redenen als “niet gewend zijn om” of “geen huishoudelijk werk willen verrichten” leiden niet tot een toekenning voor het overnemen van Gebruikelijk taken. Ontbreekt bij één of meerdere huisgenoten de vaardigheid tot het verrichten van de ondersteuning die nodig is, dan kan een toekenning worden afgeven voor het ondersteunen bij het aanleren van taken en/of het leren efficiënt organiseren van het huishouden. Deze toekenning geldt in principe voor maximaal 6 weken. Het kan zijn dat van een huisgenoot in alle redelijkheid niet meer kan worden verwacht dat deze nieuwe taken volledig aanleert en over kan nemen. In dat geval kan hulp bij het huishouden worden geïndiceerd voor taken die anders tot de gebruikelijke ondersteuning van de huisgenoot zouden worden gerekend.

Mantelzorg

Als er voor een persoon mantelzorg beschikbaar is, hoeft voor het deel, dat de mantelzorg beschikbaar is, geen ondersteuning op grond van de Wmo te worden toegekend. Welke zorg de mantelzorger op zich neemt en in welke omvang is, in overleg met de aanvrager, uitsluitend aan de mantelzorger zelf om te beslissen. Dit wordt meegenomen in het maatwerkgesprek.

Hulp kan ook worden geïndiceerd om er voor te zorgen dat de mantelzorger regelmatig wordt ontlast, bij ziekte van de mantelzorger of als de mantelzorger bijvoorbeeld op vakantie is (respijtzorg).

Dreigende overbelasting

Als de huisgenoot die huishoudelijke taken moet overnemen hierdoor overbelast dreigt te raken, kan besloten worden ook voor (onderdelen van) gebruikelijke ondersteuning voorziening toe te kennen.

Bij het onderzoek naar het risico van dreigende overbelasting van de huisgenoot kunnen de volgende onderwerpen aan de orde komen:

  • -

    de hoeveelheid tijd die de huishoudelijke verzorging kost en de frequentie;

  • -

    de informatie die de huisgenoot zelf levert;

  • -

    de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de huisgenoot;

  • -

    aanwezigheid van eventuele symptomen van overbelasting;

  • -

    hoeveel tijd de huisgenoot heeft (baan, eigen gezin, mantelzorgtaken);

  • -

    heeft de huisgenoot een uitlaatklep (hobby, vrienden, respijtzorg);

  • -

    prognose van zorgbehoevendheid;

  • -

    aanwezigheid van knelpunten;

  • -

    persoon van de zorgbehoevende (hoe veeleisend, hoeveel druk legt deze persoon op de huisgenoot).

Het oordeel van hulpverleners, zoals de huisarts, kan bij het onderzoek worden betrokken.