Regeling vervallen per 30-12-2010

Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning

Geldend van 21-06-2007 t/m 29-12-2010

Intitulé

Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning

De raad van de gemeente ;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en wethouders van 21 januari 2003, nummer AJZ 2003/75 N;

gelet op artikel 33, derde lid, van de Gemeentewet;

Paragraaf 1: Ambtelijke bijstand

Artikel 1

  • 1. Een raadslid wendt zich tot de griffier met een verzoek om:

    • a.

      feitelijke informatie van geringe omvang;

    • b.

      inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn.

    • c.

      bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand.

  • 2. De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, wordt door de griffier, een medewerker van de griffie of op verzoek van de griffier door een ambtenaar gegeven.

  • 3. Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist.

  • 4. De bijstand, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt verleend door de griffier of een medewerker van de griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie worden verleend verzoekt de griffier de secretaris één of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen. Dit gebeurt in overleg met het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2

  • 1. Een ambtenaar verleent op verzoek van de griffier ambtelijke bijstand tenzij:

    • a.

      het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;

    • b.

      dit het belang van de gemeente schaden;

    • c.

      het bijstand, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, betreft.

  • 2. De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

  • 3. Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

Artikel 3

Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek. Desgewenst doet de burgemeester dit in overleg met het college.

Artikel 4

  • 1. Indien een raadslid niet tevreden is over door een ambtenaar verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

  • 2. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.

Artikel 5

Indien het college of leden van het college of de burgemeester als bestuursorgaan informatie wensen over een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het gegeven advies wenden zij zich daartoe rechtstreeks tot het betrokken raadslid.

Paragraaf 2: Fractieondersteuning

Artikel 6

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    fractie: de gezamenlijke leden van de raad zoals bedoeld in artikel 5 van het reglement van orde;

  • b.

    zittingsjaar: de tijdsperiode van 1mei tot 1mei van het volgend jaar.

  • c.

    zittingsperiode: de tijdsperiode van 1 mei van het jaar waarin de raad in een nieuwe samenstelling aantreedt tot 1 mei van het vierde daarop volgende jaar.

Artikel 7

  • 1. De fracties ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

  • 2. Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.

  • 3. De in artikel 7, eerste lid bedoelde tegemoetkoming bestaat voor een fractie per zittingsjaar uit:

    • a.

      een vast bedrag van € 2.500,--;

    • b.

      een bedrag van € 700,-- voor ieder lid van de fractie.

  • 4. Het bedrag van de in het artikel 7, derde lid, onder b, bedoelde tegemoetkoming wordt berekend naar het aantal leden dat elke fractie in de eerste vergadering van de raad in een nieuw zittingsjaar telt, opengevallen en niet vervulde plaatsen daarbij inbegrepen.

Artikel 8

  • 1. Indien tijdens een zittingsperiode van de gemeenteraad een of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden, heeft deze nieuw gevormde fractie geen recht op de fractievergoeding als bedoeld in artikel 7, lid 3, sub a. De leden behouden de in artikel 7, lid 3, sub b aan hun toegekende individuele geldelijke tegemoetkoming.

  • 2. Indien tijdens een zittingsperiode van de gemeenteraad twee of meer fracties als een fractie gaan optreden, wordt - na mededeling aan de voorzitter van de raad - met de daardoor veranderde situatie voor de berekening van de in artikel 7 lid 3 sub a bedoelde fractievergoeding eerst rekening gehouden bij de aanvang van het eerstvolgende nieuwe zittingsjaar.

  • 3. Indien tijdens een zittingsperiode van de gemeenteraad een fractie wordt opgeheven of anderszins ophoudt te bestaan, dan vordert de griffier van het lid of de leden van deze fractie de krachtens artikel 7 toegekende financiële bijdragen terug. Het terug te vorderen bedrag wordt naar rato berekend over de maand of de maanden van het lopende zittingsjaar, volgend op de maand van het opheffen of de beëindiging van het bestaan van de fractie.

Artikel 9

Het totale bedrag van de tegemoetkoming per fractie wordt aan het begin van elk zittingsjaar uitgekeerd op een door elke fractie te bepalen rekeningnummer, van welk nummer aan de voorzitter van de raad mededeling wordt gedaan.

Paragraaf 3: Slotbepaling

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die van de vaststelling.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 27 februari 2003, nr. V.R. 2003/8.
Gewijzigd vastgesteld bij raadsbesluit van 12 april 2007, nr. V.R. 2007/18-f.
Deze wijzigingen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1

De verordening is niet bedoeld om formele barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan raadsleden juist bemoeilijkt. Indien het gaat om het verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid contact opnemen met de griffier die het verzoek neerleggen bij een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet openbaarheid bestuur heeft. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikel 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. Deze rechten zijn veelal uitgewerkt in het reglement van orde voor de raad, het reglement van orde voor het college en de verordening op de raadscommissies.

Er is voor gekozen de griffier te noemen als centrale functionaris. Het bestaan van het instituut griffie en de ontvlechting van de posities van de raad en het college, die bij de dualisering zijn beslag heeft gekregen, leidt ertoe dat de ambtelijke organisatie parallel ontvlochten wordt. Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de reguliere ambtelijke organisatie zal de secretaris de ambtenaar die de bijstand verleent moeten aanwijzen. De ontvlechting van posities leidt in dit geval dus noodzakelijk tot een verdergaande formalisering van de regeling omtrent ambtelijke bijstand.

Als het gaat om bijstand als bedoeld onder c van lid 1 zal de praktijk aangeven of het verzoek direct door de secretaris kan worden ingewilligd. Bij omvangrijke bijstand zal de secretaris overleg plegen met het college beslissen.

De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces.

In de gehele verordening is er voor gekozen een onderscheid aan te brengen tussen ambtenaren en medewerkers van de griffie. Als er over ambtenaren gesproken wordt, worden ambtenaren van de reguliere ambtelijke organisatie bedoeld die onder gezag van het college staan en worden dus niet griffiemedewerkers bedoeld. Dit neemt niet weg dat ook medewerkers van de griffie ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet zijn.

Op grond van het derde lid is er bij twijfel een rol voor de secretaris weggelegd. Deze zal moeten beslissen of het een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b betreft.

Artikelen 2 en 3

Beoordeling of één van de in artikel 3 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. In artikel 4 is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg voert met de secretaris en de griffier (en desgewenst ook met het betrokken raadslid en het college). Uiteraard de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).

Artikel 4

Ook indien – naar de mening van het raadslid – op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven, wordt de zaak aan de burgemeester voorgelegd.

Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.

Artikel 5

Indien een raadslid om ambtelijke bijstand verzoekt, moet hij ervan uit kunnen gaan dat de ambtenaar bij het verrichten van die werkzaamheden onafhankelijk opereert van het college. Dit is een gevolg van de door de dualisering tot stand gebrachte ontvlechting van posities. De mogelijkheid wordt dan ook geopend dat een raadslid aangeeft dat de inhoud van de verleende bijstand geheim wordt gehouden. Om te verzekeren dat een ambtenaar niet door collegeleden onder druk wordt gezet om toch inlichtingen te verschaffen over de inhoud van het verzoek van een raadslid is in het tweede lid bepaald dat collegeleden zich voor informatie direct tot het betrokken raadslid wenden en niet tot de behandelend ambtenaar. Dit biedt bovendien een extra waarborg voor de onafhankelijke behandeling.

De ambtenaar die ambtelijke bijstand verleent blijft echter wel onderdeel van de reguliere ambtelijke organisatie. Het verlenen van ambtelijke bijstand hoort tot de normale uitoefening van zijn taak. Indien hij dit gedeelte van zijn taak niet goed uitoefent behoudt het college dus de mogelijkheid om de ambtenaar hierop aan te spreken.

Artikel 7

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning zal in de gemeentebegroting moeten worden opgenomen en dus door de raad worden vastgesteld. De fractieondersteuning bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel garandeert dat elke fractie de krijgt zich op gelijkwaardig niveau te laten ondersteunen. Omdat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch dat zij voor dergelijke kosten een hogere vergoeding krijgen.

De fracties wordt grotendeels de vrijheid gelaten wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning. Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaan deze inhoudelijk niet te zeer gedetailleerd geregeld worden. Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fracties eventueel ondersteunen.

Artikel 8

Het spreekt vanzelf dat de bijdrage aangepast zal moeten worden aan veranderde verhoudingen in de raad. De regeling heeft tot gevolg dat fracties die ontstaan tijdens de zittingsperiode geen vast bedrag ontvangen. Het bedrag per lid ontvangen zij wel.